‘Genk heeft bewezen dat het kan, met eigen jongens succes halen’

© BELGAIMAGE - LUC CLAESSEN

Donderdag begint KRC Genk al aan zijn Europese campagne. Tijdens het WK bejubelde het vanaf de zijlijn nog vier ‘Genkies’ bij de Rode Duivels. Ook komend seizoen hoopt directeur van de jeugdacademie Roland Breugelmans jong talent te zien doorstromen.

Vanuit zijn bureau kijkt Roland Breugelmans uit op een rij voetbalvelden waar de Genkse jeugd speelt en traint. Zelfs het tapijt in het kantoor van de directeur van de jeugdopleiding is rustgevend groen. Voor het gesprek wandelt hij met de fotograaf door de catacomben van de prestigieuze Jos Vaessen Talent Academy, opgericht in 2002, waar grote foto’s hangen van de spelers die hier opgeleid zijn en het gemaakt hebben, in België of in het buitenland. Dagelijks kunnen de jonge Genkse talenten een voorbeeld nemen aan Kevin De Bruyne, Thibaut Courtois, Yannick Carrasco, Koen Casteels, Jelle Vossen en anderen. De eerste vier bij Genk opgeleide spelers maakten deel uit van de Rode Duivels op het voorbije WK. Christian Benteke, Steven Defour en Divock Origi die er vier jaar geleden in Brazilië bij waren, vielen net buiten de selectie, net als Anthony Limbombe. Wilfred Ndidi was ook op het WK, met Nigeria, net als Milinkovic-Savic bij Servië. Het zijn stuk voor stuk visitekaartjes voor de Limburgers die tegelijk opleidingsclub en Belgische topclub willen zijn.

Toen Carrasco hier wegging, hadden we niet het gevoel dat we een potentiële topper verloren.

Roland Breugelmans

Toen Roland Breugelmans dertig jaar geleden in Genk belandde, was het pas opgerichte Racing het een noch het ander. Breugelmans was een van de weinigen bij de nieuwe club zonder verleden bij Waterschei of Winterslag. Hij was onderwijzer van beroep, had op provinciaal niveau gevoetbald en volgde de trainersschool toen toenmalig algemeen directeur Paul Heylen hem belde omdat hij nog een jeugdtrainer zocht. De trainersschool had zijn naam doorgegeven. Zo belandde Breugelmans bij de club waar hij intussen al lange tijd hoofd jeugdopleiding is.

ROLAND BREUGELMANS: ‘Tot 2002 hadden we twee gescheiden accommodaties, in Waterschei waar nu het eerste elftal traint, en op Winterslag. Je zag mekaar haast nooit. We hadden geen kantoren, alleen een receptieruimte aan de Noordlaan op Winterslag. Ik ben met de provinciale scholieren begonnen. Van Paul Heylen kreeg ik een lijst met 38 namen. Toen ik opmerkte dat we wel elf tegen elf spelen, was zijn antwoord: ‘We doen niemand weg.’ Uiteindelijk heb ik dat jaar met 28 jongens afgesloten. Nu heb je 18 of 19 spelers in een kern. Eind jaren negentig vroeg de stad of we ons niet beter zouden beperken tot de allerbesten, en de anderen bij hun moederclubs laten. In Genk waren er destijds twaalf clubs. Wij waren de grote vijand die de besten kwamen weghalen en die – als ze het bij ons niet haalden – niet terug wilden naar hun oude club. Vanaf toen werkten we alleen nog met nationale jeugd.

‘In die tijd zag Jos Vaessen met lede ogen aan op welke velden onze jeugd moest voetballen. De 60 miljoen frank die de bouw van de academie kostte, heeft Jos voorgeschoten. Net op tijd, omdat wij tot het besluit waren gekomen dat het noodzakelijk was om eigen jeugd op te leiden om vooruit te komen. Ik durf te zeggen dat wij in België het voorbeeld zijn geweest qua doorstroming. Andere Belgische topclubs hadden en hebben ook een goeie jeugdopleiding, maar woorden omzetten in daden hebben wij met KRC gedaan vanaf 2002. Toen zijn ook de andere grote clubs wakker geschoten, waardoor we nu in België niet meer alleen zijn op de markt. Nu hangt iedereen aan de lijn bij een Belgisch talent, vijftien jaar geleden niet.’

IJskonijn

Toen verkoos Gentenaar Kevin De Bruyne nog het verre Genk boven Club Brugge.

BREUGELMANS: ‘In die jaren konden we na het failliet van KV Mechelen voor nul euro Defour, David Hubert en Marvin Ogunjimi halen die ons twee jaar later kampioen maakten. Nu ga je niet zo simpel nog een jongen van veertien als enige club kunnen halen en die overtuigen met onze visie: ‘Dit is KRC, en wij willen graag met u aan de slag.’ Genk heeft bewezen dat het kan, met eigen jongens succes halen. Ook al kunnen wij niet meer bieden wat andere clubs wel op tafel kunnen leggen. Wij willen dat ook niet, want dat is een strijd die wij nooit kunnen winnen. Maar het is niet zo dat we enkel teren op de Defours die we elders gaan halen als ze al zestien zijn. Als je kijkt naar het parcours dat Bryan Heynen, Siebe Schrijvers, Pieter Gerkens en Courtois hebben afgelegd, die hier vanaf jonge leeftijd tot het eerste elftal het hele proces hebben afgelegd, stel ik vast: ons model werkt van helemaal onder tot boven. Wij geven onze jongen altijd dezelfde boodschap mee: maak eerst je studies af, probeer dan hier in het eerste elftal te geraken, dan ligt Europa aan je voeten, want België is op voetbalvlak een doorgeefland. Het is onmogelijk geworden om drie jaar met YouriTielemans en LeanderDendoncker samen te voetballen, tenzij je elk jaar Champions League speelt.’

Wisten jullie meteen toen Kevin De Bruyne voor jullie koos dat hij een topper zou worden?

BREUGELMANS: ‘Dat Kevin goed was, zag iedereen, maar dat hij hét zou worden, wisten we toen nog niet. AA Gents jeugdcoördinator Peter Van den Abeele zei ons: ‘ Ne goeie shotter, maar je gaat er werk aan hebben.’ Kevin was niet vanaf dag één dé man, terwijl bijvoorbeeld Dennis Praet en Sinan Bolat wél vanaf dag één bepalend zijn geweest. Bij de U15 en U16 ging het nog afwisselend goed en niet goed. Als er moest gelopen worden, deed hij dat niet graag. Hij wilde niet altijd door de zure appel bijten, maar je zag wél al die laatste pass. Kevin… dat was altijd vooruit denken, de voetballende oplossing, de bal niet vaker raken dan nodig, en vista: de bal daar leggen waar niemand aan denkt. Er heeft nooit een vraagteken achter zijn naam gestaan, maar evenmin het uitroepteken dat achter Dennis Praets naam stond.’

Was Thibaut Courtois meteen een topper in spe?

BREUGELMANS: ‘Thibaut heeft tot zijn dertiende mee gevoetbald. Koen Casteels was toen hét grote talent, daar waren hoge verwachtingen rond. Het is niet zo dat bij Thibaut een heel parcours werd uitgestippeld zoals bij Bolat of Schrijvers. Rond zijn zestiende is hij geëxplodeerd. Tevoren was hij een goeie keeper, maar niet zo’n uitgesproken talent als Bolat voorheen en Maarten Vandevoordt nu.’

Hoe heeft Courtois jullie verbaasd?

BREUGELMANS: ‘Door de manier waarop hij met druk om ging. Men noemde Edwin van der Sar ‘het IJskonijn’. Welnu: Thibaut was óns ijskonijn. Hij is zo stressbestendig. Dat viel ons meteen op in zijn eerste match tegen AA Gent.’

Ajax

Waar hebben jullie met de Genkse opleiding de mosterd gehaald qua filosofie?

BREUGELMANS: ‘Wat Ajax in Nederland doet, willen wij in België brengen. De manier van voetballen kenmerkt KRC: altijd verzorgd voetbal. We zoeken ook jongens die in die filosofie passen. Grote, sterke jongens zijn welkom, maar genieten niet onze voorkeur. Techniek en voetballend vermogen krijgen altijd voorrang bij ons. Onze keepers, Thibaut, Koen, Sinan, kunnen meevoetballen, omdat ze dat hier geleerd hebben. Met Thibaut, Koen en Gilles Lentz hadden we op hetzelfde moment drie goeie keepers. Toen Thibaut vertrok, dachten we dat Koen hem zou opvolgen, dat we voor jaren goed zaten, maar in één jaar waren we ze alle drie weg. Dat is het frustrerende in België. Als je een goeie jongen hebt, weet je dat je hem niet lang houdt. Daarom zijn we zo tevreden wanneer Leandro Trossard hier bijtekent. Die jongen heeft geduld, een eigenschap die je steeds minder aantreft bij spelers én hun entourage. Ik had graag gezien dat Siebe Schrijvers ons gezicht was geworden zoals Jelle Vossen dat ooit een aantal jaar was.’

Trossard speelde wekelijks, Schrijvers zat op een bepaald moment in de tribune.

BREUGELMANS: ‘Het zijn niet altijd makkelijke verhalen. Waarom is Anthony Limbombe hier niet geslaagd en nu bij Club wél? Anthony is naar NEC moeten uitwijken. Die is hier elf jaar geweest, vanaf zijn elfde, en toch is niet gebeurd wat wij allemaal verwacht hadden: dat hij in het eerste elftal zou doorbreken. Iedereen hier zag zijn potentie, maar niemand van ons vond de sleutel om die deur te openen.

‘Feit is dat hier vroeger veel meer jongens al in het eerste speelden op hun zestiende: Defour, Hubert, Bolat. Nu lukt dat nog amper. En als ze al spelen, verwachten ze dat ze twintig van de dertig matchen starten. Te veel spelers zeggen nu te snel dat ze het niet meer zien zitten. Zodra dat discours wordt overgenomen door hun entourage hebben wij een probleem, want andere clubs die te weinig Belgen hebben, liggen dan op vinkenslag. Dries Wouters is dan weer een voorbeeld van een speler van wie ik nooit dacht dat hij dit nu al zou kunnen op een positie die nooit de zijne is geweest. Ik vind het fijn voor Dries en jammer voor Siebe. Toen we kampioen werden met vijf eigen jongeren, wist ik: dit maken we nooit meer mee. We hadden geen financiële middelen, gelukkig wilde Vercauteren die jongens zetten. Hij zei: ‘Ik roei wel met de riemen die we hebben.’ Maar in hetzelfde jaar waarin we kampioen werden met vijf eigen jongens en Champions League speelden, verlieten drie andere grote talenten ons: Praet, Origi en Carrasco. Dat vond ik één van de grootste ontgoochelingen ooit. Uiteindelijk doe je dit ook met de bedoeling om te oogsten. De groenten die je in je eigen tuin zaait, wil je ook zelf ooit proeven, maar die proeverij duurt steeds korter.’

Stel dat Trossard niet bijtekent, en ook Schrijvers is weg: komt hier dan het hele project op de helling te staan?

BREUGELMANS: ‘Nee, daarvoor is de verankering van de jeugd bij het hoofdbestuur te sterk. Wekelijks zit ik samen met de andere directeurs van de club. De laatste 3 jeugdvoorzitters zetelden in de Raad van Bestuur van de club, Herman Nijs is momenteel nog één van de bestuurders. Dat is helemaal anders dan voor 2000 toen eerste ploeg en jeugd twee verschillende werelden waren. Vanaf 2000 waren er, op één jaar in het begin van die periode na, altijd gemiddeld tien eigen opgeleide spelers in de A-kern. Elke hoofdtrainer die hier binnenstapt, weet dat. Uiteindelijk is het goed dat wij zeggen: ‘Trainer, dit is onze filosofie.’ Je moet die spelers niet allemaal opstellen, maar je moet ze wel in de kern nemen en er mee werken.’

Dat betekent dat, als hier een hoofdtrainer is die het niet ziet zitten in pakweg Christian Benteke, en die een meer ervaren, buitenlandse spits wil, jullie hem zeggen: ‘Geen sprake van.’

BREUGELMANS: ‘Dat is wel eens gebeurd, ja. Daarom is het ook goed dat we hier altijd technisch directeuren hadden met een duidelijke stem in het debat. Dat leidt soms tot flinke discussies intern, maar dat wil niet zeggen dat wij van filosofie gaan veranderen. Sinds 2000 is de verankering van jeugd continu aanwezig. We hebben al veel voorzitters gehad, maar allemaal staan ze voor wat Jos Vaessen heeft geïntroduceerd. Een hoofdtrainer kiest wie hij opstelt, maar wie er in de kern komt, is een keuze van de club. Zo hebben wij bijvoorbeeld nooit drie buitenlandse keepers in onze kern gehad. Als onze opleiding top is in België, dan is onze keepersopleiding top in Europa, met onze vier mensen Koen Witters – die met de jongsten begint – en Gilbert Roex, Poll Peters en Guy Martens.

Carrasco

Ziet u snel dat een speler het gaat maken?

BREUGELMANS: ‘Dat onze jonge doelman, Maarten Vandevoordt, enorme kwaliteiten heeft, ziet iedereen. Dat schept meteen een bepaald verwachtingspatroon. Leon Bailey was ook zo iemand. Maar ik kan er geen tien opnoemen van wie ik meteen wist: die wordt top.’

Wiens parcours van de laatste jaren heeft u het meest verrast?

BREUGELMANS: ‘Van de vier WK-gangers die van bij ons komen, heeft Carrasco me het meest verrast. Toen Yannick hier wegging, hadden we niet het gevoel dat we een potentiële topper verloren. Ik had nooit gedacht dat Yannick dit parcours zou afleggen. Hij was laat matuur. Een frêle jongen, speels, de actie opzoekend, technisch goed. Hij kreeg op zijn zestiende een aanbieding van Monaco. Na een paar moeilijke jaren volgde degradatie, waarna de nieuwe trainer hem erin zette, en hij was vertrokken. Ik kan alleen maar zeggen: chapeau, Yannick. Waarschijnlijk hebben wij hem te laat een contractvoorstel gedaan, terwijl Monaco dat wél deed, waardoor hij het gevoel kreeg dat zij iets in hem zagen terwijl wij op dat moment nog wat aarzelden. Was Yannick zoals Divock Origi geweest, dan hadden we dat wél gedaan. Met Mike Origi hebben we hier samengezeten, toen Divock vijftien was. Maar Mike zei meteen: ‘We gaan weg.’

‘Ik had ook nooit gedacht dat Timoty Castagne, die op zijn zestiende van Virton naar hier kwam, nu een vaste waarde in de Serie A zou zijn. Ik hoop dat hij zich blijft ontwikkelen zodat hij binnen afzienbare tijd bij de Rode Duivels op die rechtsachterpositie kan spelen. Het verschil is wel dat het verwachtingspatroon bij KRC Genk – dat al een paar keer Champions League heeft gespeeld – anno 2018 veel hoger ligt dan in 2000, toen de Academie net opgestart was.’

Het verschil met vroeger is ook: tot de jaren negentig moesten de beste Limburgers naar elders in het land uitwijken om een mooie voetbalcarrière te maken, nu komen ze van overal naar Genk.

BREUGELMANS: ‘Wij waren hoogst verbaasd toen Jan Boskamp eind jaren negentig Fabio Burgio kwam halen en hem bij AA Gent in het eerste liet spelen. Tot begin jaren negentig kwamen MVV en vooral Fortuna Sittard bij Genk jonge talenten weghalen, en wij hadden daar geen verhaal tegen. Nu gaan de jongens die bij ons niet mogen blijven daar naartoe. Die koerswijziging kwam met de Academie, al stonden er onlangs bij MVV-FC Eindhoven van de 22 spelers 11 Belgen aan de aftrap.’

De laatste jaren halen jullie de buitenlandse pers met jullie academie, ook door de doorstroming van jonge buitenlanders. Leon Bailey is intussen een sensatie in Duitsland en voor Milinkovic-Savic, die hier voor tien miljoen verkocht werd, vraagt Lazio nu 150 miljoen. Is die buitenlandse jeugdwerking een doel op zich?

BREUGELMANS: ‘Nee. Het is zo gegroeid, te beginnen met Igor de Camargo en Anele. Milinkovic-Savic hebben we hier maar amper gezien. Bailey kon overal naartoe maar koos voor ons, ook al heeft dat veel energie gekost. Dat was ook de verdienste van onze sportief directeur, Dimitri de Condé die toen trainer van de U17 was. Maar je zag zo dat die jongen het ging maken. Maar dé voornaamste visitekaartjes, ook naar buitenlands jong talent, zijn Kevin en Thibaut. Als mensen zien dat zo’n jongens van hier komen, gaan ze eens opzoeken wie hier allemaal gepasseerd zijn, en dan nodigen we ze eens uit. Zo heeft Sander Berge voor ons gekozen, en krijgen wij ook in het buitenland een mooie naam als opleidings- en doorgroeiclub. Wij worden nu voor buitenlandse toernooien uitgenodigd waarvan we voorheen nooit een uitnodiging kregen.’

Roland Breugelmans: ''Als er moest gelopen worden, deed De Bruyne dat niet graag. Hij wilde niet altijd door de zure appel bijten, maar je zag wél al die laatste pass.'
Roland Breugelmans: ”Als er moest gelopen worden, deed De Bruyne dat niet graag. Hij wilde niet altijd door de zure appel bijten, maar je zag wél al die laatste pass.’© BELGAIMAGE – LUC CLAESSEN

School staat voorop

Van de 250 spelers die Genk jaarlijks in zijn rangen heeft, verblijven er vanaf de U13 een aantal op het internaat en bij gastgezinnen. ‘Eigenlijk spelen we zo voor zo’n dertig jongens mama en papa’, zegt Roland Breugelmans. Ooit overwoog Genk een eigen school op te richten, vandaag is het tevreden over de scholen waarmee het samenwerkt: het Sint-Jan Berghmanscollege in Genk en een Franstalige school in de Luikse wijk Droixhe, waar Genk jaarlijks zo’n tien jongens met een busje ophaalt. De basisfilosofie blijft simpel, zegt Breugelmans: ‘Onze spelers zijn in de eerste plaats kinderen van hun ouders, dan scholieren, en pas op de derde plaats voetballer. Niet omgekeerd. Dat weet de school ook. Tot vijftien jaar wordt geen rekening gehouden met het klassement. Tot zestien jaar speelt iedereen minstens zeventig procent van het totaal aantal speelminuten, uitgerekend over een heel seizoen. Pas tijdens de play-offs van de jeugd vanaf U16 worden de teams in functie van een resultaat en een klassement opgesteld.’

Tachtig profs in dertig jaar

Het lijstje dat Roland Breugelmans op tafel legt, is indrukwekkend. In dertig jaar heeft KRC Genk liefst tachtig voetballers opgeleid die het tot prof schopten, vanaf het geboortejaar 1982. Koen Daerden die op zijn zeventiende overkwam van Tongeren is daar nog niet eens bij. Niet alle tachtig doorliepen alle jeugdreeksen (zoals David Hubert en Steven Defour), wel maakten ze allemaal de overstap van de jeugd naar een A-kern. Daarvan haalden er 38 de Genkse A-kern. Tien van de tachtig, onder wie Dennis Praet en Yannick Carrasco, verlieten reeds als jongere Genk, nog voor ze in de A-kern belandden. Zeventien door Genk opgeleide spelers werden minstens één keer opgeroepen voor de Rode Duivels terwijl de club vier Rode Duivels opleidde die er op het WK in Rusland bij waren: Koen Casteels, Carrasco, Thibaut Courtois en Kevin De Bruyne.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content