De soldaat die spits werd

© BELGAIMAGE

Eigenlijk was zijn leven uitgestippeld richting een carrière in het leger of bij de politie, maar schieten doet Gouden Stier Mbwana Ally Samatta (26) dezer dagen alleen richting doel. Over opgroeien in Tanzania en de dromen van de spits van KRC Genk: een monoloog met soms een nostalgisch randje.

‘Hoeveel vragen zijn dat? Het lijken er honderd, amai. Let’s go! ( lacht) Ik voel me uitstekend, dank je. Ik zit in een goeie periode, net zoals de club. Als we zo verder kunnen, zullen we op het einde van de competitie in een goeie situatie zitten. Toeval is dit niet, neen, dit zag je aankomen. Alles is een plan. Vorig seizoen was ik een tijdje geblesseerd aan de knie. Van die periode heb ik geprofiteerd om mijn hoofd vol voetbal te steken. Ik bekeek clips van andere spitsen, Mbaye Leye. Harry Kane, Thierry Henry, Luis Suárez. Nog een pak anderen, van wie de naam me niet direct te binnen schiet. Kane vind ik fantastisch als afwerker. Ik zie hem bezig en denk dan: mmm, dat wil ik ook proberen, maar tegelijk weet ik: neen, dat is te moeilijk. Die gast kan zelfs in zeer moeilijke situaties, met zeer veel verdedigers om zich heen, een gaatje vinden om te scoren. En zijn linker is fantastisch. Daar leer je van.

Voetballen vond mijn vader maar niks, hij wilde dat ik me concentreerde op school.’ Ally Samatta

‘Vanuit de tribune analyseerde ik ook mijn team en keek ik naar wat ik kon doen om het geheel beter te maken. Tot dan had ik altijd het gevoel dat ik iets kon bijdragen, maar dat het er om een of andere reden nog niet uitkwam. Na de blessure lukte het niet direct, wat me logisch leek, je moet je weer aanpassen aan het ritme. Maar toen de competitie ten einde was, had ik al het gevoel dat het dit jaar wat kon worden. Ik sprak met de coach en voelde vertrouwen. Maak je geen zorgen, zei hij, laat het gewoon los en laat jezelf gaan. Hij en de staf hebben me heel veel geholpen om mijn vertrouwen terug te winnen. Ze ‘eisten’ niet dat ik zou scoren, ze vroegen alleen of ik het team wilde helpen. Dan komen de goals wel, zegden ze.

‘Zou ik verder hebben gestaan als ik in Europa was opgeleid? Dat vind ik een zeer moeilijke vraag. Ik weet het niet. Ik ben nu drie jaar in Europa. Als ik vijftien jaar geleden was gekomen, had dat me misschien wel geholpen. Aanpassing aan de winter, leven in Europa, tactiek… Wie jong dingen heeft geleerd, misschien niet de goeie, kan die niet zo makkelijk vergeten. Daarom roepen we in Afrika zo hard om het oprichten van academy’s, met gespecialiseerde trainers, die onze kinderen kunnen voorbereiden op profvoetbal zoals de kids hier. Op straat leer je ook, het ontwikkelen van je talent als voetballer. Maar je voorbereiden op een leven als prof, ook naast het veld, niet. Dat je op straat je technische kwaliteiten beter leert te gebruiken, daar geloof ik niet in. Dat is talent hebben, afkomst of levensomstandigheden heeft daar geen enkele invloed op. Oké, in Afrika leerde ik blootsvoets stenen te ontwijken, soms schopte je op de bal, maar het gebeurde ook wel eens dat je op een steen trapte, maar of dat mijn talent ontwikkelde…’ ( lacht en trekt een sip gezicht)

Dar es Salaam

‘Ik was een normaal kind, groeide op als zoon van een politieagent. Hem heb ik wel nooit aan het werk gezien, hij was al met pensioen. Voetballen, wat ik graag deed, vond hij maar niks, hij wilde dat ik me concentreerde op school. Ik moest ‘iemand worden’, vond hij, ook een agent of een militair. Voetbal kon me in zijn ogen nergens brengen. Het was niet makkelijk om met hem samen te leven. Achteraf bekeken had hij gelijk, vanuit zijn standpunt. Hij was een voetballiefhebber, we gingen samen naar het stadion, maar hij kende genoeg voorbeelden van spelers in Tanzania, zelfs de besten, die toen ze stopten met voetballen, niks hadden. ‘Als je voetbalt, zullen mensen hier naar ons huis komen en je naam zingen. Oké, leuk, maar waar ga je staan na je carrière?

De soldaat die spits werd
© BELGAIMAGE

‘Mijn mama stierf toen ik acht was. Dat was een groot gemis. Opgroeien met je pa zonder moeder, dat is zoiets als opgroeien zonder controle. Vader-zoonrelaties zijn anders, vaders bellen niet of vragen niet, in de loop van de dag: ‘Hé zoon, waar zit je? Je moet naar huis.’ Bij vrienden zag ik dat van hun moeder. Mijn vader hertrouwde, maar stiefmoeders zijn anders, de mijne toch. Die nam niet de tijd om close te komen. Maar ondanks alles heb ik toch het gevoel dat ik een gelukkige jeugd had. Ik kon elke dag lachen. Ik was een coole kid, ook al had ik geen moeder.

‘Rond mijn veertiende begon ik meer te houden van voetbal dan van school. Maar ik was bang van mijn pa, dus voetballen deed ik na school, tot het te donker werd om nog iets te zien. Soms was dat al na een kwartiertje. ( lacht). Af en toe nam ik deel aan toernooitjes. Mensen legden een klein beetje geld samen, kochten een geit en organiseerden vervolgens een toernooitje voor kinderen met een straatteam. De winnende ploeg kreeg de geit. Zo’n toernooi kon lang duren, tot een week, met veel deelnemende straten. Ons team heette Inter Milan. ( lacht)

‘Waarom Inter? Toen de beste ploeg van Europa, denk ik. Thuis bekeken we vooral de Engelse Premier League. Met thuis bedoel ik niet echt thuis, maar in een zaaltje, waar ze dan een groot scherm zetten en je een kleinigheid betaalde om te kunnen kijken. Veel leuker samen. De power cuts moest je er bij nemen. That is Africa, op elk moment kon de stroom uitvallen. ( lacht)

‘Ons schoolsysteem is Engels geïnspireerd, met in de secundaire school O-levels, waarna je nog A-levels kunt halen en dan naar de universiteit. Als ik de A’s niet haalde, dacht ik in de richting van soldaat worden. Van de discipline was ik niet bang, dat zat in mijn opvoeding en ook in mijn karakter. Nu, voor ik na mijn examens wist of ik mijn A-levels bereikte – uiteindelijk niet, zo bleek – moest ik twee maanden wachten. Fantastisch: opstaan, direct voetballen, voetballen, voetballen. Onder meer in toernooitjes zoals ik daarnet zei. Zo eentje lanceerde me als voetballer. Bij een van de tegenstanders, een andere straat, was er wat geld tegenaan gegooid om voetballers die in tweede klasse speelden, voor hen te laten uitkomen. Die mensen wilden absoluut dat toernooi winnen, om zo respect in de buurt te krijgen. Ons team was te arm voor buitenstaanders, maar we wipten hen wel in de halve finale. Je gaat lachen, maar ik scoorde een fantastische goal, à la Zidane. Keihard door de netten! ( lacht) De ref vroeg: is dat een goal of niet? Omstaanders moesten hem het gat tonen. Toen die spelers naar hun club terugkeerden, zeiden ze: die jongen tegen wie we vandaag speelden, is fantastisch, die moet je naar de ploeg halen.

‘Mijn vader ontving de mensen van de club. Die zeiden: uw zoon is fantastisch, die moet niet op straat sjotten, maar bij ons, in de First Division, net onder onze Premier League. Dat ze bij ons thuis kwamen, vond mijn vader een groot teken van respect. Daarop zei hij: ‘Ik wil niet dat hij voetbalt, hij moet op andere dingen focussen, maar omdat jullie hier zijn, en hij toch moet wachten op het resultaat van zijn examens, kan hij wat meespelen. Tijdelijk.’

‘Maar tijdelijk werd voor altijd. Het eerste seizoen promoveerden we niet, maar in het tweede kwam er een sponsor, Mohammed Enterprises, die wat geld inbracht. We kregen wat centen, promoveerden en ik was topschutter. Na die promotie kregen we een klein maandsalaris, zo’n 50 euro. Geld dat ik aan mijn vader gaf. ‘Blijf maar voetballen, zolang je met geld naar huis komt’, zei die. Geleidelijk werd dat meer, 50 euro werd 150 euro. Toen viel ik op bij Simba, een van de beste ploegen in Tanzania. Ook daar bleef ik scoren. Met Simba kwalificeerden we ons voor de Afrikaanse Champions League, waar TP Mazembe de tegenstander was. In Afrika dé topclub. Ik herinner me nog dat we heel zenuwachtig waren voor de ontmoeting. De heenwedstrijd ginds eindigde op 3-1, maar in de terugwedstrijd was ik fantastisch. Na de match kwam de baas van de ploeg – zo is Afrika – naar onze kleedkamer. Hij vroeg of hij me kon spreken. Ik zei: ‘Niet nu, we zijn net door jullie uitgeschakeld. Maar morgen graag!’ De dag erna zat ik thuis toen de voorzitter van Simba belde. Hij zei: ‘We hebben een aanbod van TP Mazembe. Ben je er klaar voor?’ Ik antwoordde: ‘Moet je dat vragen? Boek dat vliegtuig maar, ik ben klaar.’ Een week later zat ik op het vliegtuig richting Congo.’ ( lacht)

TP Mazembe

‘Congo was fantastisch. Afrika, uiteraard, nog totaal anders dan Europa, maar wel een grote club en beter georganiseerd dan Simba. In 2011 was ik nog met hen op stage in Anderlecht. Het veld was kunstgras, zoals in Sint-Truiden. Goed? Afschuwelijk! Na een match ben je kapot, doet alles pijn. Ik was nog jong toen ik er kwam en bang van alles. Goeie voetballers allemaal, andere taal… Hun Swahili verschilde van dat wat ik kende in Tanzania, maar na een tijdje begrepen we elkaar. Mbwana in Swahili betekent zoiets als king, heerser. En al snel begreep ik ook wat Frans. Ik scoorde er veel, het waren zij die me de bijnaam Samagoal gaven. En ik werd er de beste speler van het Afrikaanse continent in 2015.

Ally Samatta: 'Mijn goals zijn onder Clement fel gestegen. Hij heeft me geholpen, door de hele ploeg aanvallend te laten voetballen.'
Ally Samatta: ‘Mijn goals zijn onder Clement fel gestegen. Hij heeft me geholpen, door de hele ploeg aanvallend te laten voetballen.’© BELGAIMAGE

Luyindama en Bolingi waren er mijn ploegmaats. Bope van Standard ook. Luyindama was daar nog spits, ik was verrast hem hier achterin te zien staan. Mijn geluk was dat Mputu toen ik er was, net voor een jaar geschorst werd. De King noemden wij hem. Hij mocht alleen trainen, niet spelen. Daardoor kon ik direct mijn kwaliteiten tonen. Toen hij terugkeerde, was er al geloof in Samagoal en kon ik blijven staan.

‘In Congo werd ik, bij aankomst nog een kind, een man. Ik heb er veel geleerd: alleen wonen, koken, meer geld dat binnenkwam. Op het einde verdiende ik bij Simba zo’n 300 euro, in Congo 5000 dollar. Soms mis ik Congo meer dan Tanzania, ik zie het als mijn tweede huis.

‘Als winnaar van de Afrikaanse Champions League mochten we naar de Intercontinental Cup in Japan. Daar ontmoette ik Dimitri de Condé. Als kind droomde ik van Europa, om daarmee iets te veranderen aan het Tanzaniaanse voetbal. Ik wilde de mensen hier en de kinderen thuis tonen dat wie talent had, niet noodzakelijk in eigen land moest blijven om dat te tonen. ‘Ga naar Europa en je leven kan veranderen.’ Dat Dimitri speciaal voor mij naar Japan kwam, gaf de doorslag. Ik hoorde veel story’s, over ploegen die me wilden, maar zag niemand van een club. Hem wél, na een lange trip. Daarom kreeg hij mijn woord. Er mochten nog ploegen komen, maar ik zou altijd eerst met Genk praten en alleen met hen als Genk geen deal bereikte. Dat was in december. TP Mazembe wilde me eerst niet laten gaan, maar na moeilijke onderhandelingen lukte het toch.

‘Dat respect heeft te maken met mijn opvoeding, denk ik. Loyaal, discipline. Dat kan je ver brengen. Ik geloof niet in leugens. Wees rechtuit in het leven en dan volgt alles wel. Misschien niet direct, zoals je het zelf wilt, maar uiteindelijk toch. En gebeurt het niet, dan was het niet voor jou voorbestemd.’

KRC Genk

‘Drie jaar ben ik er nu. Januari 2016 tot januari 2019. Ik denk dat mijn vooruitgang logisch was. Van elke coach heb ik geleerd, onder elke coach gescoord. Ik ben geen moeilijke jongen om mee te werken. PeterMaes, AlbertStuivenberg en PhilippeClement zijn anders, maar tegelijk vragen ze dezelfde dingen. Direct voetbal, aanvallend gericht, de bal snel naar voren. En dan heeft elk zijn andere accenten in de details, de bewegingen.

‘Vroeger was ik nog vleugelaanvaller. Veel ruimte voor mij, snelheid… Nu ben ik spits en is de ruimte om de bal te controleren kleiner. Maar mijn kwaliteiten blijven wel snelheid en veel lopen om verdedigers te verwarren. Waar is hij nu? Dat helpt de ploeg om ruimte te vinden. In die zin ben ik geen typische targetman, die centraal kan blijven in de duels. Zo sterk ben ik niet. Verdedigers hebben dat ook liever, altijd weten waar hun tegenstander is.

‘Mijn goals zijn onder Philippe fel gestegen. Hij heeft me geholpen, door de hele ploeg heel aanvallend te laten voetballen. Mijn job is de ploeg te helpen winnen. Komt de bal tegen mijn been en scoor ik, dan is dat bonus. Het team helpen sterker te maken, helpt mij ook. Ons succes is er dankzij het team en dankzij het feit dat we nu al een tijdje samenspelen. RoeslanMalinovski en JereUronen kwamen tegelijk met mij, AlejandroPozuelo zes maanden later. We kennen elkaar door en door.

‘Scoren is nooit makkelijk, al lijkt het soms zo. Maar met de ervaring pas je je aan. Als Wesley zegt dat hij van mijn looplijnen leert, getuigt dat van heel veel respect. Wow. Dat is goed, dat we elkaar helpen beter te worden. Ik leerde zelf heel veel van Leye, hoe hij wegliep van de verdedigers. Ik leer ook van verdedigers, wie welke voet heeft… Daar let ik op. Bij iemand die links is, zal ik meer op de rechter focussen. Die details.

‘Titelfavoriet? Later zal ik dat misschien durven te zeggen. Nu bekijken we het wedstrijd per wedstrijd, want er is een groot verschil tussen januari-februari en mei. Wat daarna kan gebeuren, daarover denk ik nu nog niet na. Als iets voor jou is voorbestemd, kruist het wel je pad.’

‘Ik bel mijn kinderen elke dag’

Ally Samatta heeft twee kinderen, die bij hun mama leven in Tanzania. ‘Elke dag bellen we en is er contact via de video en soms mis ik ze wel. Maar ze zijn nog zo jong, ik wil niet dat ze nu al naar Europa komen. Het is hier veel te koud. De ene is pas drie, de andere iets ouder dan één. Ons praten is dus veel blablabla en kid’s talk. ( lacht) Maar later ga ik ze wel naar hier halen, om te leven met hun vader, in Europa.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content