Diamonds are not forever

© BELGAIMAGE

Deze week vindt voor de tweede maal op rij de European Open tennis plaats in Antwerpen, bijna 20 jaar nadat het doek viel over het glamoureuze ECC-toernooi. Bekend om zijn fonkelende diamanten racket – de prijs voor de drievoudige winnaar -, die met de jaren echter steeds doffer uitsloeg. Terugblik op een langzame doodsstrijd.

Eind jaren zeventig, begin jaren tachtig. Gekatapulteerd door charismatische vedetten als Björn Borg, John McEnroe en Jimmy Connors, plus jonge opkomende sterren als Ivan Lendl, Yannick Noah en Mats Wilander beleeft tennis wereldwijd een boom. Ondanks een gebrek aan vaderlandse toppers surft België mee op de golf. Nadat in Brussel in de jaren zeventig een outdoortoernooi heeft plaatsgevonden, weliswaar zonder grote namen, wordt begin maart 1981 het Donnay Indoor Championships in Vorst Nationaal gelanceerd. Mét Björn Borg, als gezicht van het Belgische tennismerk, al ligt die vlug uit het toernooi. Jimmy Connors geeft wel waar voor zijn geld en wint de finale tegen Brian Gottfried. Een jaar later kaapt een andere Amerikaan, Vitas Gerulaitis, de hoofdprijs weg.

Vlaanderen is, op tennisvlak, tot dan een blinde vlek, maar dat wil Jacques Liérneux inkleuren. De excentrieke, Franstalige Brusselse zakenman wordt later de ‘Belgische Bernard Tapie‘ genoemd, wegens zijn even gekke als briljante ideeën/projecten. Een daarvan: het zieltogende Antwerps Sportpaleis omvormen tot een van Europa’s meest prestigieuze evenemententempels. Met zijn City 7 Group koopt Liérneux voor 40 miljoen Belgische frank – 1 miljoen euro – 93 procent van de aandelen over. En staat hij, met de twee andere topmannen van City 7, Marc Hürner en Georges Baudeweyns, naar eigen zeggen klaar om honderden miljoenen in het Sportpaleis te investeren.

Het pièce de résistance van zijn masterplan: een invitatietoernooi voor de beste tennissers ter wereld, The European Champion’s Championship. Zo pompeus de naam, zo chic het imago. In een toen nog commercieel archaïsch sporttijdperk blijkt Liérneux immers een visionair: hij installeert een exclusief vipdorp, en vipplaatsen langs het terrein, laat kortgerokte modellen als hostessen opdraven, en verleidt voor de eerste editie, in december 1982, de wereldtop met een prijzenpot van 700.000 dollar. Bijna het drievoudige van het toernooi in Brussel (250.000 dollar), en in dezelfde grootteorde als van de grand slams. Met als extra lokmiddel: een racket, bestaande uit zes kilo fijn goud, bezet met 1617 diamanten (150 karaat), gemaakt door twee Antwerpse diamantairs van de Hoge Raad voor Diamant. Geschatte waarde: één miljoen dollar. Drie keer winnen in vijf jaar is prijs.

Koningen

Mede dankzij de connecties van de Fransman Pierre Darmon, de ex-toernooidirecteur van Roland Garros (1969/78), die bij het ECC dezelfde rol bekleedt, tekenen McEnroe, Lendl, Wilander, Borg en Noah allemaal present. Nochtans vindt Down Under de Australian Open (toen nog de minst prestigieuze grandslam) plaats. Borg is zelfs zo goed als met pensioen – hij heeft in maart zijn enige toernooi van 1982 gespeeld -, maar ook de ijsgekoelde Zweed loopt warm voor de grote verdiensten in het Antwerpse exhibitietoernooi. Bovendien worden hij en zijn collega’s als koningen te slaap gelegd in de suites van het plaatselijke Crest Hotel, waarnaar politiemotards hen elke dag escorteren. Al spenderen McEnroe – dan nog een happy single – en Connors meer tijd in het Antwerpse nachtleven dan in hun kamers. En blijft Big Mac toch in het hotel, dan entertaint hij de gasten en werknemers met zijn gitaar.

Hoewel de exuberante prijzenpot op veel kritiek stuit – ‘immoreel!’ -, is de respons van pers en het Belgische publiek enorm. Ze krijgen met Borg-McEnroe en Lendl-Wilander in de halve finales, en een eindstrijd tussen Lendl en McEnroe dan ook een gedroomde affiche voorgeschoteld. De Tsjech klopt op het tapijt van het Sportpaleis de Amerikaan en mag als eerste het diamanten/gouden racket, tijdens het toernooi in een vitrine bewaakt door twee chic uitgedoste bodyguards, (even) in de lucht steken.

In de volgende editie, in 1983, valt die eer McEnroe te beurt, na winst tegen Gene Mayer. De voorbode van een superseizoen in 1984 – 82 zeges op 85 duels. Weliswaar eindigend met een valse noot, want de vuilgebekte Amerikaan wordt na zijn beruchte uitbarsting tegen een ref in het toernooi van Stockholm – ‘Answer my question! The question, jerk!’ – voor 21 dagen geschorst. Geen ECC-toernooi dus. Lendl profiteert van diens afwezigheid om de derde editie op zak te steken.

In 1985 keert Ivan De Verschrikkelijke met veel zin terug. Op het spel: het peperdure racket dat hij definitief mee naar huis kan nemen, plus een winnaarscheque van 200.000 dollar. Deze keer moet hij, opnieuw in de finale, wel met McEnroe afrekenen, maar dat doet hij met brio. Lendl, bekend als een gierige geldwolf, lacht zoals hij nooit voorheen heeft gedaan – diamonds blijken ook zijn best friend. Enig probleem: hij mag, tot zijn grote ergernis, het racket niet meteen naar de VS laten zenden. Er ontstaat immers een discussie met de verzekeringsmaatschappij. Die moet de Hoge Raad voor Diamant de (volgens haar overschatte) waarde van het racket terugbetalen, veel vroeger dan verwacht. Na maanden gepalaver krijgt Lendl eindelijk het racket. Volgens sommige bronnen echter een (al dan niet even waardevolle) kopie die hij diep in een kluis steekt.

Verval

Een jaar later, in 1986, wordt het European Champion’s Championship omgedoopt tot het European Community Championship. Met een tweede (of nog altijd het eerste?) diamanten racket in de vitrine. Daar heeft ook McEnroe zijn zinnen op gezet, nadat hij zijn tweede zege in vier jaar boekt, door Miloslav Mecir te verslaan in een finale van vier uur – de enige match in de ECC-geschiedenis die zolang duurt.

Een jaar later verknalt opnieuw Lendl, met een vierde ECC-overwinning, McEnroe’s diamanten droom – zijn latere vrouw Patty zal het hem nog vaak onder de neus wrijven. In 1988 wint McEnroe wel een derde keer, maar helaas een jaar te laat. Wanneer Lendl in 1989 een vijfde maal triomfeert – in de editie waarin de prijzenpot voor het eerst de één miljoen dollar overschrijdt – ziet het ernaar uit dat het diamanten racket in 1990 voor een tweede keer van eigenaar zal wisselen. De Hoge Raad voor Diamant schrijft zelfs een wedstrijd uit voor Belgische juweelontwerpers om een nieuw model te tekenen – de winnaar krijgt een prijs van 150.000 frank. Zinloos, want Lendl en McEnroe geven forfait. In hun plaats verzorgen nieuwe sterren als Goran Ivanisevic, Stefan Edberg en Henri Leconte de show, met de Kroaat als nieuwe laureaat.

In 1991 waagt Lendl toch een poging om zijn tweede racket binnen te rijven, maar in de halve finale botst hij op Boris Becker. Een anticlimax volgt echter in de finale wanneer de Duitser met een maagvirus afmeldt, en de Amerikaanse subtopper Aaron Krickstein op de erelijst terechtkomt. Na een ‘nepfinale’ tegen de inderhaast opgeroepen zestienjarige Nederlander Dennis van Scheppingen, die het jeugdtoernooi in Antwerpen heeft gewonnen.

Meteen het einde van het invitatieformat, want in 1992 wordt het ECC voor het eerst een officieel ATP-toernooi. De nieuwe toernooidirecteur Georges Baudeweyns slaat ook een nieuwe weg in. Weg met de glitter van Liérneux, in de plaats: soberheid. Dat heeft echter zijn impact op de affiche: veel toppers blijken niet meer geïnteresseerd, of sturen hun kat met een doktersbriefje om de hals. Grote namen als Richard Krajicek (1992) en Pete Sampras (1993 en 1994) schrijven weliswaar de eerstvolgende (mager bezette) edities op hun naam, maar sponsors en publiek haken steeds meer af na het verdwijnen van populaire vedettes als Lendl en McEnroe. De ‘sterren’ die wel deelnemen werken hun partijtjes af met de snoozeknop ingedrukt, in directe aanloop naar de (veel belangrijkere) ATP Masters Finals in Frankfurt. De meesten zijn bovendien even slaapverwekkend als de oersaaie Pete Samprazzzz. Die mag, wanneer hij in 1996, en in 1997, voor een derde keer kan winnen, met de racket als beloning, zelfs niet komen, verklaart directeur Baudeweyns. Volgens andere bronnen verkiest de Amerikaan echter aantrekkelijkere toernooien in eigen land boven het doodbloedende ECC.

Veel Belgische toppers om publiek naar Antwerpen te lokken zijn er ook niet. ‘Omdat het prestige van het toernooi niet in het gedrang mag komen’, geeft de organisatie hen geen wildcard. Die moeten zich telkens door de kwalificaties worstelen, tot ergernis van onze toenmalige nummer één Filip Dewulf.

Weinig landgenoten, grijze buitenlanders: daarvoor komt de gemiddelde Vlaamse tennisfan zijn huis niet meer uit. Dat leidt tot deprimerende voor/namiddagsessies waarbij amper een paar honderd toeschouwers in het oversized Sportpaleis – met 16.000 zitjes – zich een kaakverrekking geeuwen. In de laatste drie ECC-edities (1996/97/98), met ‘publiektrekkers’ als Petr Korda, Michael Stich, Greg Rusedski en MarcRosset, zijn over zeven dagen gemiddeld slechts zo’n 50.000 van de in totaal 120.000 beschikbare plaatsen bezet. Veel daarvan worden bovendien gratis weggeven aan Vlaamse tennisclubs of gekoppeld aan een wedstrijd of een deal met (steeds meer afhakende) sponsors, waardoor er veel potentiële toeschouwers niet opdagen. Zelfs voor de finales worden tribunes afgebroken om de zaal een gevulde indruk te geven.

(Geen) Super 9-status

Directeur Baudeweyns blijft nochtans ambitieus, voor de editie van 1995 verkrijgt hij van de ATP zelfs een Super 9-label (toegekend aan de toernooien net onder de grandslams). Die status raakt het ECC echter meteen kwijt wanneer de voorziene renovatie van het afbladderende Sportpaleis uitblijft en de eis voor meer trainingscourts niet kan worden ingewilligd. Baudeweyns moet zijn toernooi zelfs verplaatsen van oktober 1995 naar februari 1996.

Die editie wordt bovendien overschaduwd door de zware financiële problemen van het organiserende City 7, en de overkoepelende nv Sportpaleis: een put van 1,2 miljard Belgische frank (30 miljoen euro). Een deurwaarder legt zelfs beslag op daginkomsten van het ECC-tennistoernooi. In opdracht van de bank Anhyp, bij wie de nv Sportpaleis in 1988 een lening van 400 miljoen frank was aangegaan om de hal te renoveren, met borg van de stad en de provincie. Door de zware rentelasten, het failliet (in 1991) van het Belgische tennismerk Snauwaert (waarin de nv Sportpaleis zwaar had geïnvesteerd) en verlieslatende muziekevents als het Diamond Awards Festival kan de nv sinds 1993 het afbetalingsplan niet meer respecteren, zelfs met een jaarlijkse (kleine) exploitatiewinst. Ondanks extra steun van de stad, provincie en het Vlaamse Gewest – uitstel van betaling, overgenomen rentelast, renteloze lening – legt het in april 1996 de boeken neer. Kostprijs voor de overheid: 380 miljoen frank.

De curatoren vinden in de vzw Prommusic, die de (wel lucratieve) Night of The Proms organiseert (220.000 toeschouwers), een nieuwe uitbater. De opgerichte nv Sportpalex krijgt een tijdelijke concessie, tot oktober 1997. Omdat ECC-toernooidirecteur Georges Baudeweyns, na het faillissement van de nv Sportpaleis en hoofdaandeelhouder City 7, de nieuwe vennootschap City 7 Belgium in het leven roept, kan hij het tennistoernooi in februari 1997 toch opnieuw laten plaatsvinden. En ook een jaar later, wanneer het Sportpaleis is verkocht aan de provincie Antwerpen en de nv’s Ringcenter en Sportpalex.

Die editie, wegens Vlaamse subsidies de Flanders Antwerp Diamond Cup genoemd, wordt de allerlaatste. Op een absoluut dieptepunt qua respons van publiek en sponsors verkoopt Baudeweyns noodgedwongen de licentie en de bijhorende datum aan de organisatoren van Rotterdam. Het trieste en doffe einde van een ooit zo fonkelend tennistoernooi.

DOOR JONAS CRETEUR – FOTO’S BELGAIMAGE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content