Vrolijke, vrolijke vrienden

© BELGAIMAGE

Vanavond strijkt het sterrenteam uit München neer in Brussel. Sportief moet het de nieuwe rijken naast zich dulden, maar zakelijk is Bayern nog altijd wereldtop. Wat is het geheim van dat succes?

‘David!’, zegt trainer Jupp Heynckes. David Alaba kijkt hem aan. Wanneer Heynckes ‘David’ zegt, gaat dat dwars door de betrokkene heen. Niet omdat Heynckes luid praat, want dat doet hij nooit. ‘David, dat ben jij niet’, zegt hij. ‘Jij speelt beter. Jij kunt veel beter.’ Drie dagen later geeft Alaba, de laatste speler die de doorstroming maakte van de jeugdopleiding naar het eerste elftal, op Dortmund de ene goeie voorzet na de andere en maakt hij in de 1-3-uitzege bij de voornaamste titelconcurrent de derde goal.

Zeven wedstrijden heeft de 72-jarige Jupp Heynckes op dat moment de sportieve leiding in handen, sinds hij uit pensioen werd teruggeroepen om Carlo Ancelotti te vervangen. Heynckes bracht het vertrouwen en het spelplezier terug, breidde de warming-up uit van vijf minuten naar een halfuur, liet de trainingen vroeger aanvatten en later eindigen en zette Javi Martínez op het middenveld op positie 6, waardoor Bayern nog amper tegengoals incasseerde. Met die aanpak sloot Heynckes zijn eerste zeven wedstrijden winnend af. De twee voornaamste belagers, Dortmund en RB Leipzig, werden teruggeslagen, waardoor Bayern op routine terug de koppositie innam, zonder de geblesseerden Jérôme Boateng, Thomas Müller, Franck Ribéry (nu alle drie zo goed als fit) en doelman Manuel Neuer (nog minstens uit tot Nieuwjaar).

Zonder grote ongelukken viert Bayern aan het eind van dit seizoen zijn 28e titel in zijn 118-jarige bestaan. Dortmund en Leipzig blijken dit seizoen geen echte bedreiging, bleek uit de voorbije rechtstreekse duels. Ook de beker is haalbaar. Overwinteren in de Champions League doet het ook zeker, maar van een finaleplaats durft niemand in de Säbener Strasse dit seizoen te dromen. Na de laatste CL-zege in 2013, toen onder Heynckes de treble werd gewonnen, veranderde het financiële speelveld grondig op internationaal vlak.

Dat noopt ook de Duitse topclub om het antwoord op een paar vragen vinden om uit te maken hoe het verder succesvol kan blijven. De meest dringende vraag is wie volgend seizoen trainer wordt. Liefst zou men met één toverspreuk Heynckes twintig jaar jonger maken, maar dat lukt niet. Heynckes gaf al aan dat hij na dit seizoen niet doorgaat.

Ook de spelerskern is dringend aan verjonging toe. Het wordt ook tijd dat er weer eigen jeugdproducten doorstromen. Dat is niet meer gebeurd sinds de Oostenrijker Alaba in 2010 debuteerde (zie kader). De successen van de voorbije jaren maakten dat doorstroming even geen prioriteit meer was. Buitenlandse trainers als Pep Guardiola en Carlo Ancelotti stonden niet meteen uit te kijken naar jong talent van eigen kweek. Zij wilden direct inzetbare, ervaren topspelers. Daarom moet de trainer van volgend jaar bij voorkeur Duits praten.

Ook de accommodatie van Bayern nodigde jong talent niet meteen uit om voor een carrière aan de Säbener Strasse te kiezen. De infrastructuur raakte er stilaan verouderd, en met alle teams samen was er amper plaats voor modernisering, terwijl Hoffenheim, Dortmund en Leipzig intussen state-of-the-art-opleidingscentra ontwierpen waarmee ze de betere jonge Duitse talenten weghaalden die niet langer in de eerste plaats naar Bayern keken.

Dat moet weer veranderen, vindt Hoeness. De voorzitter kent zijn geschiedenis en weet dat elk succesvol team van Bayern gedragen werd door een stam van spelers uit eigen rangen. Daarom werd er zwaar geïnvesteerd in een fonkelnieuw opleidingscentrum voor de jeugd ten noorden van de stad, waar straks de nieuwe Philipp Lahm, BastianSchweinsteiger en Thomas Müller moeten uit voortkomen. Kostprijs: 70 miljoen euro. De eerste stap moet zijn dat de tweede ploeg na jaren eindelijk uit de vierde klasse weggeraakt, zodat de jonge spelers ook tegenstanders leren bekampen in een vol stadion en in een vijandige omgeving. Nu is dat enkel het geval in de derby tegen het naar de Regionalliga Süd teruggezette 1860 München, dat onlangs het tweede team van Bayern partij gaf voor 12.500 man, terwijl de andere matchen niet eens 1000 kijkers trekken. Niet meteen een ideale voorbereiding op de heksenketels in de Champions League.

Neymar

Dé hamvraag bij Bayern gaat over geld. Blijft de club trouw aan haar DNA, met het risico dat het een paar jaar verstoken blijft van de spotlights op de Europese bühne, of laat het zich meesleuren in de ratrace van het grote geld?

Want dat is het verschil tussen de club uit München, met als motto Mia san mia – we zijn wie we zijn – en de nieuwe rijken in het voetbal, gefinancierd door geld uit het Midden-Oosten (PSG, Manchester City), China (Inter en Milan), de VS (AS Roma, Manchester United) of Rusland (AS Monaco, Chelsea).

‘Ik heb me afgevraagd wat het belangrijkste is voor ons: een Neymar of een stadion als de Allianz Arena’, liet Karl-Heinz Rummenigge zich ontvallen in een reactie op een kritisch interview dat sterspeler Robert Lewandowski in september had gegeven in het weekblad Der Spiegel. De Poolse topschutter gaf toen aan dat geld en succes het voetbal bepalen, en dat Bayern ook maar eens dure spelers moest gaan kopen. Daar was Rummenigge het niet mee eens: ‘Als ik moet kiezen tussen een Neymar of ons stadion, vind ik het stadion voor ons veel belangrijker. Wij, Bayern, moeten een andere filosofie volgen. We willen zulke transfers niet, we kunnen dat ook niet. Ook de publieke opinie en onze fans steunen ons bij die keuze, denk ik. Loyaliteit maakt deel uit van het Bayern-DNA. We hebben al decennialang een filosofie waarmee we de laatste jaren alle mogelijke prijzen gewonnen hebben.’

Het neemt niet weg dat Bayern niet té hard moet uithalen naar Qatar en zijn voetbalinvesteringen. In augustus sloot het nog een lucratieve deal met Hamad International Airport, de luchthaven van de Qatarese hoofdstad Doha. Die staat vanaf dit seizoen met het logo op de mouwen van de Bayerntruitjes en dat voor de komende zes jaar. Volgens de Franse sportkrant L’Equipe levert dat Bayern, naast een fanshop op de luchthaven van Doha, jaarlijks 7 miljoen euro op, in totaal dus 42 miljoen euro. In ruil moeten de profs straks wel in de korte winterstop even over en weer naar Doha, waar een trainingskamp en enkele galamatchen wachten. Dat is nu eenmaal de prijs die Bayern moet betalen wil het zijn inkomsten qua sponsoring verhogen, de enige manier om de lagere tv-rechten tegenover de Premier League én de buitenlandse kapitaalinbreng – in Duitsland mogen buitenlandse investeerders geen meerderheid van de aandelen in profclubs bezitten – te compenseren.

Bayern is vandaag een uitermate modern gerund concern, maar in wezen nog altijd één grote familie. Dat moet het ook blijven, vinden Uli Hoeness en Karl-Heinz Rummenigge. Dat familiegevoel vormt net het Bayern-DNA. De voornaamste pijler is continuïteit op bestuurlijk vlak en op het veld. Bayern is geen duiventil en is dat ook nooit geweest sinds het in de tweede helft van de jaren 60 uit de vorige eeuw aanknoopte met de grote successen. Die werden opgebouwd met een team dat lang samenspeelde en waarvan de meeste spelers ook samen doorstroomden naar het eerste elftal. Die sportieve continuïteit is er ook vandaag nog, met acht basisspelers die al minstens vijf jaar de Duitse recordkampioen dragen (Neuer, Müller, Ribéry, Robben, Rafinha, Boateng, Alaba en Martínez).

Op alle vlakken zweert men aan de Säbener Strasse bij continuïteit en doorstroming van eigen mensen, zowel vanuit de jeugdelftallen naar het eerste team als van oud-spelers naar de entourage en het bestuur. Op financieel vlak staat een gezond beleid voorop. Dat staat gelijk met geen schulden maken. ‘Als wij naar de bank gaan, is het niet om geld te lenen, maar om geld op de rekening te zetten’, vertelde Uli Hoeness een paar jaar geleden nog in een interview met dit blad. Bij de bekendmaking van de jaarcijfers eind oktober van dit jaar werd gemeld dat Bayern 190 miljoen euro op de eigen bankrekening heeft staan, 40 miljoen meer dan een jaar voordien.

Vandaag is Bayern, in tegenstelling tot de meeste andere Europese topclubs, volledig schuldenvrij. De prestigieuze Allianz Arena, die het op 31 mei 2005 betrok, betaalde het zestien jaar eerder dan voorzien af. Dat stadion zit bij nagenoeg elke thuiswedstrijd helemaal vol, alle 70.000 plaatsen bezet.

De cijfers geven Rummenigge gelijk. Eind oktober kondigde hij trots aan dat Bayern wéér een recordomzet had bereikt, van liefst 640 miljoen euro, met een winst van 39,2 miljoen euro. Dat ondanks de uitschakeling in de kwartfinales van de CL vorig seizoen. Die uitschakeling kostte de club 25 miljoen euro, had financieel directeur Jan-Christian Dreesen uitgerekend. Sinds Bayern vijftien jaar geleden, in 2002, tot een nv werd omgevormd, is de toenmalige omzet van 160 miljoen euro verviervoudigd en ging het aantal betalende leden maal drie, naar 270.000.

Het eigen vermogen bedraagt 424 miljoen euro. De salarislast is 264 miljoen euro. Dat is nog altijd minder dan de helft van de omzet. Doorgaans wordt een percentage van minder dan 50 procent salarislast beschouwd als gezond.

Søren Lerby

Dat Bayern zijn successen met veel geld kocht, is een mythe. Dure cheques uitschrijven deden vooral andere Duitse clubs. De eerste club die een speler kocht voor de toen magische som van één miljoen mark (een half miljoen euro), was FC Köln, dat in 1976 bij Club Brugge Roger Van Gool haalde. De eerste Duitse club die twee miljoen mark (één miljoen euro) uitgaf, was HSV, dat een jaar later Kevin Keegan van Liverpool kocht. Ook het Duitse transferrecord in de jaren 80 werd niet in München geschreven, maar door Eintracht Frankfurt, dat in 1987 drie miljoen mark voor de Hongaar Lajos Détári betaalde.

De duurste aankoop van Bayern in die jaren was middenvelder Søren Lerby.In 1983 werd die na lang wikken en wegen bij Ajax gekocht voor 1,8 miljoen mark, omgerekend 900.000 euro. Een bedrag waarvoor Bayern zelfs een lening moest afsluiten. ‘Was die transfer mislukt, dan waren we op ons gezicht gegaan’, zei toenmalig trainer Udo Lattek daar later over.

Dat Bayern zich lange tijd ondanks de sportieve successen geen dure aankopen kon veroorloven, was simpel te verklaren. Toen Uli Hoeness op 1 mei 1979 zijn spelersplunje inruilde voor het pak van manager, stond Bayern dicht bij het bankroet. Hoeness was amper 27 jaar oud maar de nieuwe voorzitter, Willi Hoffmann, die tot een jaar voordien penningmeester was geweest, had gemerkt dat de slagerszoon uit Ulm niet alleen sportieve, maar ook strategische kwaliteiten had en goed met geld kon omgaan. Als speler al vond hij in 1978 een shirtsponsor voor zijn ploeg. Het vrachtwagenbedrijf Magirus Deutz uit zijn geboortestad Ulm betaalde 600.000 mark per jaar (300.000 euro) voor de shirtsponsoring. Met dat geld kon de club de terugkeer van Hoeness’ toenmalige vriend Paul Breitner betalen, die op dat moment bij Eintracht Braunschweig voetbalde.

Hoeness zag die carrièreswitch best zitten. De man die ooit gold als de snelste aanvaller in Europa, omdat hij de 100 meter in elf seconden liep, was na vier knieoperaties op de bank beland en was niet geboren voor een tweederangsrol. Maar hij schrok al gauw van de cijfers die hij onder ogen kreeg en de zakelijke uitdaging die hem wachtte. Het sprookje van de bohemienclub die met een stel goeie vrienden samen van het onderhuis naar de internationale top opklom, leek voorbij. Toen de belastinginspectie op bezoek kwam en de boeken inkeek, gaapte de grote leegte. Hoeness kon van start gaan met een schuldenlast van 3,5 miljoen euro, terwijl het jaarbudget waarmee hij aan de slag moest slechts 6 miljoen bedroeg. Besparen was zijn eerste ordewoord. Zijn eerste inkomende transfer was zijn broer Dieter. Kostprijs: 85.000 euro. Een zeer gecontesteerde aankoop, maar achteraf bekeken prijs-kwaliteitsgewijs een goeie investering.

Hoewel hij in die jaren elke mark drie keer omdraaide voor hij hem uitgaf, sloeg Hoeness de bal een paar keer flink mis. Zijn eerste prestigieuze transfer, Rabah Madjer,die Bayern met een hakje de Europacup ontnomen had in de finale van 1987, werd in de winter van 1988 bij Porto weggehaald. De Algerijn werd in een privéjet overgevlogen en in lederhosen tijdens een zaalvoetbaltoernooi voorgesteld, maar trapte nooit op een bal voor Bayern. Uiteindelijk wilde hij liever naar Valencia. ‘De grootste gangster uit het voetbal’, riep een aangeslagen Hoeness. Ook Mark Hughes,destijds spits van FC Barcelona, werd met een privévliegtuig overgevlogen maar geraakte slechts aan achttien Bundesligawedstrijden en twee Europese matchen.

Niet dat de nieuwe manager de zaken klein zag. Integendeel. Toen al verkondigde Hoeness dat de club alle naamsgebonden producten (logo, truitjes, sjaals…) zelf zou vervaardigen en verkopen. Hij is het die de voetbalmarketing in Duitsland lanceerde en daarmee voorsprong nam op de concurrentie.

Te veel uitgeven, daar had en heeft Hoeness nog steeds een heilige schrik voor, na zijn moeilijke beginjaren. Daarom kocht de club nooit een absolute topspeler als Zinédine Zidane, Marco van Basten, Thierry Henry of Ruud Gullit. Toen Hoeness in 2003 zuchtend en kreunend en na veel nadenken liefst 18,75 miljoen euro betaalde voor de Nederlandse spits Roy Makaay noemde hij dat de uiterste limiet tot waar Bayern zou gaan. Wanneer Chelsea in 2005 36 miljoen dokte voor Didier Drogba van Marseille, vond hij dat onverantwoord, ook al zou diezelfde Drogba in 2005 met Chelsea Bayern uit de CL knikkeren.

Verlegen jongetje

Dat Bayern van zijn schulden af geraakte, dankt het aan de man die vandaag naast Hoeness de clubleiding in handen heeft. Toen Karl-Heinz Rummenige op zijn 24e voor het eerst uitblonk in de kampioenenmatch van Bayern in de lente van 1980, was hij een timide jongen die snel bloosde en geen woord durfde te zeggen. Stoer was hij niet, dus wilde hij zich in een mannensport als voetbal bewijzen, terwijl hij voorheen droomde van een carrière als tafeltennisser. Op zijn dertiende kwam Schalke al aankloppen bij zijn club Borussia Lippstadt, maar vader Rummenigge stuurde hen wandelen, zonder er eerst met zijn zoon over te praten. In 1974 kwam ene Max Merkel,een van de toptrainers uit de beginjaren van de Bundesliga, vragen om naar Bayern te gaan. ‘Zo ver weg?’, schrok mama Rummenigge. Waarom kon hij niet naar een club dichterbij? ‘Omdat die niet goed genoeg zijn voor hem’, antwoordde Merkel.

In de kleedkamer van Bayern liet de jonge speler zich amper opmerken. Zijn vader had hem ingeprent dat je alleen maar succesvol kon zijn als je ijverig werkte en je mond hield. Dat deed hij ook, zelfs wanneer trainers hem afsnauwden. Het gevolg was dat reporters hem meden omdat hij bij interviews niet verder kwam dan wat gemeenplaatsen en een uitleg als ‘daar zijn voor- en nadelen aan’, of ‘daar heb ik eigenlijk geen mening over’. Maar op het veld zorgde hij voor een ravage bij de tegenstanders, precies gestuurd door de passes van regisseur Paul Breitner.

Op 13 maart 1984 maakte Bayern bekend dat het niet anders kon dan zijn aanvaller Karl-Heinz Rummenigge verkopen aan Internazionale. Voor die prijs van 11,4 miljoen mark (5,2 miljoen euro), rekende Der Spiegel uit, kon je toen een Pershingraket kopen, een zelfportret van Vincent Van Gogh of 64 vervalste Hitler-dagboeken.

Rummenigge glunderde, Hoeness wreef zich in de handen. Met de transfersom die hij voor de spits kreeg, was Bayern voor het eerst sinds zijn aantreden schuldenvrij. En dat zou het tot vandaag blijven.

In oktober 1991 had de toenmalige voorzitter Fritz Scherer een goed idee. Zo goed dat hij er niet eens met zijn manager Hoeness over sprak. Hij zou twee oud-topspelers terughalen en installeren als vicevoorzitters. Franz Beckenbauer en Karl-Heinz Rummenige zouden de lastige vragen beantwoorden, waardoor hij in de luwte kon blijven werken. Hoeness verslikte zich in zijn koffie toen hij de verklaringen van zijn voormalige ploegmaats in de pers las. ‘We moeten financieel in een andere dimensie gaan werken’, vond Rummenigge. ‘Hij is alleen, niemand zegt hem wat hij verkeerd doet. Zelfs een Hoeness maakt fouten’, liet Beckenbauer optekenen.

Van de ooit zo verlegen voetballer Rummenigge bleef bij zijn terugkeer in München niets over. Bij Inter had een Italiaanse ploegmaat hem meegetroond naar een kledingwinkel en hem op het hart gedrukt om nooit meer witte sokken te dragen als hij ernstig genomen wilde worden. Sinds zijn terugkeer in München presenteert Rummenigge zich nog uitsluitend in modieuze pakken met Italiaanse flair. Conflicten en sterke uitspraken schuwde hij niet langer, wat hem voortaan de bijnaam Killer-Kalle opleverde.

Een jaar na zijn terugkeer al zocht Rummenigge het conflict met Scherer, de man die hem gehaald had. De Beierse minister-president Edmund Stoiber himself loste de zaak op door Beckenbauer op de voorzittersstoel te zetten, een post die hij van 1994 tot 2009 bleef bekleden.

Vandaag is Beckenbauer erevoorzitter en leiden Hoeness en Rummenigge de club waar ze als speler groot werden, en waar ze zich graag omringen met oude bekenden. Vorige week haalde Hoeness nog de 75-jarige mythische clubdokter Hans-Wilhelm Müller-Wohlfahrt terug, die na een botsing met Guardiola opgestapt was.

Uiteindelijk zit Hoeness, op een paar uitleenbeurten op het eind van zijn spelersloopbaan en zijn gevangenisstraf van twee jaar geleden na, al sinds 1970 onafgebroken bij Bayern. Hij zit al sinds 1979, bijna 40 jaar, aan de knoppen, terwijl ook Rummenigge al 26 jaar mee het beleid bepaalt. Geen enkele andere club ter wereld kan bogen op zo’n continuïteit op bestuurlijk, financieel en sportief vlak.

De vraag naar de opvolging voor beide zestigers stelt zich stilaan, maar er dient zich nog niemand aan. Oliver Kahn en Philipp Lahm zijn de namen die het meest genoemd worden, maar zij zijn niet meteen van plan om onder de vleugels van de huidige sterke mannen te werken. Hoe moeizaam dat was, mocht de vorige sportdirecteur Matthias Sammer ervaren. De voormalige voetballer van Dortmund deed het uitermate goed, maar kon niet onder de aanhoudende interne en externe kritiek uit komen.

Hij was dan ook geen lid van de familie.

Vandaag is met Hasan Salihamidzic een andere oud-speler aan de macht als sportief directeur. De 40-jarige Bosniër speelde tussen 1998 en 2007 meer dan 300 matchen (Bundesliga en Europees) voor Bayern en geldt als een goeie vriend van Hoeness. Hij heeft een goed contact met de spelers, maar mist uitstraling.

Als het niet met hem lukt, bladeren Hoeness en Rummenigge nog eens in het familiealbum. Daar staan nog wel wat interessante namen in.

DOOR GEERT FOUTRÉ – FOTO’S BELGAIMAGE

Dat Bayern sinds 1984 schuldenvrij is, heeft het te danken aan Karl-Heinz Rummenigge.

‘Als wij naar de bank gaan, is het niet om geld te vragen, maar om er op de rekening te zetten.’ Uli Hoeness

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content