‘Als we scoorden, gingen op cardiologie de alarmen af’

© GETTY
Chris Tetaert Vaste medewerker Sport/Voetbalmagazine

Na het zilver in Rio gaan de Red Lions in Amsterdam (19-27 augustus) op medaillejacht. Bondscoach Shane McLeod kijkt terug op zijn parcours, met een blik op de toekomst.

Het druppelt boven de Royal Beerschot Tennis Hockey Club, maar de Red Lions gaan tot ver voorbij het middaguur door. Aan een hoog tempo, ziet ook bondscoach Shane McLeod (49) die ondanks de dreigende wolken in korte broek door zijn groep wandelt. Als een vriendelijke vader die trots naar zijn kinderen kijkt. Hij voelt zich een van de jongens, zal hij later zeggen, ‘alleen iets ouder’.

De Nieuw-Zeelander voelt zich gezegend dat hij met de Red Lions mag werken. In 1999, na twee seizoenen bij de Black Sticks, kwam hij voor het eerst als speler-coach naar België, toen het hockeylandschap er helemaal anders uitzag. ‘Er waren veel traditieclubs, waar families van generatie op generatie hockey speelden, maar België kwam ver achter het niveau van de andere landen. Een interessant moment, vond ik, voor de evolutie van de Belgische sport in het algemeen. Ik zag individuele talenten – Kim Clijsters, Justine Henin, de judoka’s – terwijl onze sport pas begon te groeien door de invoering van het BeGold-programma in 2005. Vanaf dan konden de beste jeugdspelers samen trainen en zag ik ook de voordelen van een klein land, waar je 24/7 met mensen bezig kunt zijn.’

Van 2002 tot 2006 coachte McLeod de Red Panthers, waarna hij de Black Sticks – de herenploeg van Nieuw-Zeeland – in Peking (2008) en Londen (2012) naar een 7e en 9e plaats leidde. De liefde duwde hem terug naar België. ‘Net voor mijn vertrek naar Nieuw- Zeeland heb ik Ann-Sofie (Vanstappen, nvdr) leren kennen. We begonnen een langeafstandsrelatie, een paar jaar later kon ze als dokter aan de slag in een ziekenhuis in Auckland. Terugkeren naar België was de beste optie. Uit liefde voor mijn vrouw én de sport.’

Hij coachte de Waterloo Ducks in 2013 en 2014 – het jaar van zijn huwelijk met Ann-Sofie – naar de landstitel. En, minstens even belangrijk: ‘Ik hou van de cultuur en de levensstijl in België, van het familiale karakter in de clubs, van de etentjes met de familie op zondagmiddag, van de samenwerking met gepassioneerde mensen… Maar ik zag ook een land waar mensen op zoek zijn naar atleten die het goed doen, naar successen waarmee ze zich kunnen vereenzelvigen. De Rode Duivels, de tennissers, de hockeyers… België was altijd het kleine broertje van Nederland, net zoals wij dat van Australië waren. Maar als de underdog dan plots wint…’

Meer plezier

Was het moeilijk voor u om de Waterloo Ducks te ruilen voor de Red Lions, die sinds 2010 drie coaches hadden versleten?

België is een land waar mensen op zoek zijn naar atleten die het goed doen, naar successen waarmee ze zich kunnen vereenzelvigen

Shane McLeod: ‘Ja. Als je iets nieuws start, dan ben je altijd bezorgd, maar ik trainde de U21 en had op sommige toernooien de Red Lions al geholpen. Ik wist waar ik aan begon. Tien maanden om de Spelen voor te bereiden was kort, maar ik denk dat het voor ons een voordeel was. De jongens waren goed getraind en hadden veel potentieel, alleen moesten ze hun kwaliteiten in wedstrijden leren benutten.’

Ze voelden zich gevangen in het strenge regime van de vorige bondscoaches, Marc Lammers en Jeroen Delmee, en wilden vooral meer plezier beleven.

McLeod: ‘Plezier, een interessant woord. Hoe beleef je plezier? Door samen iets te bereiken. Een uitdaging krijgen, samen hard werken en daarvoor beloond worden. Het is niet zomaar fun. De eerste weken hebben we samen ontdekt hoe de ploeg speelde. Wat is er goed, wat moet er veranderen? Zelfreflectie. En we lieten de jongens horen wat de internationale toplanden van ons spel vonden. Werken naast het veld en ontdekken op welke manier we met elkaar konden spreken. Zomaar roepen dat iemand niet goed genoeg is, dat accepteer je niet. Dit is een respectvolle groep die luistert en in zichzelf investeert. Vóór mijn komst werden er ook al gps-trackers en hartslagmeters gebruikt, maar na de training belandden die ergens op een tafel en werd er niets met de resultaten gedaan. Samen met onze fysiektrainer Mick Beunen hebben we een bepaalde workload opgelegd. Na twee weken waren de waarden met 15 tot 20 procent gestegen. We hebben de spelers misschien 20 procent van de tijd ter beschikking, maar de resterende 80 procent moeten ze thuis ook als een atleet leven. Voeding, training, rust… Daardoor zijn we fysiek bij de beste landen ter wereld.’

Waarom wilde u slechts voor tien maanden tekenen?

McLeod: ‘Ik was pas voor de tweede keer vader geworden en wilde zeker zijn dat ik een balans zou kunnen vinden tussen gezin en sport, want als bondscoach is het hockey het eerste waar je aan denkt als je wakker wordt en het laatste voor je gaat slapen. Ik wilde in die tien maanden ontdekken of ik dat ook vier jaar zou kunnen volhouden. Terugkeren naar de Watducks was het gemakkelijkste, maar bij de nationale ploeg word je op het allerhoogste niveau getest. Wie succesvol wil zijn, heeft een goede doelman, sterke strafcorners en drie of vier spelers van wereldklasse nodig. Dat hebben we in overvloed. Het is moeilijk om daar van weg te stappen. Mijn vrouw zag ook de voldoening die ik uit deze job haalde, zodat ze me steunde om door te gaan tot Tokio.’

‘Eendracht maakt macht’ is de wapenspreuk van België. Ook van de Red Lions?

McLeod: ‘Op een bepaalde manier wel. Een van onze slogans is: Better People Make Better Red Lions. Wij spreken over onze superpowers, waarvan taal er een is. Als we tegen Nederland spelen, dan spreken we op het veld Frans. Tegen Frankrijk communiceren de spelers met elkaar in het Nederlands. Dat we tijdens matchen openlijk kunnen spreken, is een enorm voordeel. En de coaching langs de zijlijn of tijdens de training gebeurt altijd in het Engels, ook in alle BeGold-programma’s, waar we zelfs extra taallessen Engels voorzien.’

Een vliegtuigramp

Amper twee maanden na uw aanstelling pakten jullie zilver op de World League in India. Hoe belangrijk was dat?

McLeod: ‘Het hielp om zo snel beloond te worden. We hadden weinig gespeeld en moesten, tijdens workshops en trainingen, proberen om een disfunctionele groep in een functioneel team om te vormen. We wisten totaal niet waar we stonden – in de aanloop hadden we vier oefenwedstrijden verloren – maar we hebben meer gebracht dan verwacht. Door dat succes was iedereen overtuigd, al hebben we nog een grotere stap gezet tijdens de kerstperiode, toen de spelers individueel mochten werken en fitter terugkwamen dan ze voor de start van de World League waren. En toen we in Zuid- Afrika met grote cijfers van Ierland en Spanje wonnen, wisten we dat we in een goede positie stonden.’

Op de Champions Trophy, enkele maanden voor de Spelen, gaf de ploeg tegen Groot-Brittannië in de laatste minuten een 3-1-voorsprong nog uit handen. Toen was u in de kleedkamer tot tranen toe bewogen.

McLeod: ‘Op een bepaald moment wel, ja. Als coach investeer je ook. Ik heb al met veel teams gewerkt, maar nog nooit met een groep die het zó goed kon doen. Met winst in die match hadden we ons voor de eerste keer in de geschiedenis voor de finale van de Champions Trophy geplaatst. 3-1-voorsprong, maar op een bepaald moment stonden we nog met negen man op het veld. Ik was boos en gefrustreerd en wilde na de match zelfs geen huddle – een vast gebruik – op het veld. Het was een moment om impact te hebben. Op de debriefing in de kleedkamer heb ik mijn bezorgdheid over de discipline geuit. ‘Jongens, ik geloof zó hard in jullie. Dit doet me ongelofelijk veel pijn.’ Spelers voelen zich in zulke gesprekken niet comfortabel en kijken naar hun schoenen. (lacht) Toen waren hun blikken allemaal op mij gericht. Dat zal ik nooit vergeten.’

Uw tranen of boodschap waren niet gefaket?

McLeod: ‘Neen, het was écht. Ik had nagedacht over wat ik wilde zeggen en wist dat het op een manier moest gebeuren die zou bijblijven. Soms kan dat met humor, toen niet.’

Ook in Rio hebt u op het gemoed van de spelers ingewerkt, door voor de halve finale tegen Nederland een e-mail van uw vrouw voor te lezen. Stelt u zich daar niet kwetsbaar op?

McLeod: ‘Dat mag toch? Als ze beginnen te spreken over mensen die dicht bij je staan, ben ik ook niet bulletproof. Het sterkste gevoel dat iemand kan hebben, is pride. Ik ben enorm trots op mijn twee kinderen, net zoals mijn moeder dat is op wat ik gerealiseerd heb. Ik deelde toen de gevoelens van mijn vrouw, die schreef dat ze tijdens haar ronde op de afdeling cardiologie waar ze werkte, zag hoe onze matchen op alle kamers werden bekeken. Rijke mensen of daklozen – iedereen kan een hartprobleem hebben – ze volgden ons allemaal. Als we scoorden, ging in sommige kamers het alarm af. Dat verhaal heb ik hen verteld, omdat ik wist dat ze zich ermee konden vereenzelvigen, want ze hebben allemaal een vriendin of een moeder die meeleeft. Ik doe het niet voor alle wedstrijden, maar dat was een efficiënte speech die iedereen heeft samengebracht. Op het moment dat ze op het veld stapten, dachten ze allemaal aan hetzelfde.’

Bij uw aanstelling wilde u niet meer samenwerken met een mental coach. Dat is toch vreemd voor iemand die zo sterk op emoties inspeelt?

McLeod: ‘Ik geloof heel sterk in mental coaching, maar de spelers kunnen altijd met mij of Philippe (Goldberg, de assistent, nvdr) spreken. Ik heb de omkadering gestript tot het minimum en wilde geen buffers meer tussen spelers en staf, waardoor we sneller konden vooruitgaan. Als het puur over hockey gaat, dan stuurt Philippe de spelers naar mij door. Zulke constructieve gesprekken heb ik nodig en geven me energie. Als sommige jongens vinden dat ze meer op een bepaald aspect willen trainen, dan moeten ze dat zeggen. Ik vergelijk dat met de vliegtuigramp van Air New Zeeland van 1979, een van de dodelijkste – 257 slachtoffers – in de geschiedenis van de luchtvaart, toen de piloot te laag vloog en op Antarctica tegen een berg vloog. De spelers hebben die ramp geresearcht en ontdekten dat de copiloot wíst dat ze te laag vlogen, maar niets heeft gezegd. Niet de kapitein maar de man naast hem maakte de grootste fout. Dat willen we met de Red Lions niet meemaken. We hebben een groep die van zo’n aanpak houdt. Onze manier van spelen evolueert voortdurend, zodat ik nieuwe inzichten of concepten vooraf altijd met drie of vier spelers bespreek. Na dat gesprek zullen ze me helpen om dat naar de kleedkamer te vertalen, waardoor het gemakkelijker is om iedereen aan boord te krijgen. In de groepspresentaties stellen mijn spelers goede en gerichte vragen omdat ze getriggerd worden door nieuwe ontwikkelingen. Zulke gesprekken zijn veel beter dan als coach te doceren.’

Was u na de Spelen trots of ontgoocheld?

McLeod: ‘Hmm… Vooraf teken je natuurlijk altijd voor een zilveren medaille, maar het was een gemengd gevoel. Als coach kon ik gemakkelijker relativeren dan de spelers. Als je de videobeelden van de podiumceremonie bekijkt, met al die wenende spelers… Triest, als na een sterfgeval. Ze wisten dat ze een enorme mogelijkheid – misschien once in a lifetime, dat is onvoorspelbaar – hadden verloren, maar ik wist ook dat er een moment zou komen dat ze zouden beseffen wat zilver betekende. Wat mij vooral veel voldoening gaf was de manier waarop de ploeg de Spelen heeft beleefd en geleefd. Met heel veel energie gespeeld, een team dat plezier maakte en spelers die goede ambassadeurs voor hun sport waren. Heel volwassen en nederige interviews, alsof we die zelf hadden geschreven. (lacht) Sommige jongens zijn ingestort, maar daarom kijken mensen ook naar sport. Ze willen emoties en spanning zien, dat hebben onze jongens in overvloed getoond. Dat heeft mij gedurende het hele toernooi trots gemaakt.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content