‘Als ik ’s ochtends het zwembad in duik, denk ik aan Rio’

© JELLE VERMEERSCH

Zelfs de voorzitter van de zwembond noemt hem ‘de nieuwe Deburghgraeve’. Een vergelijking die je een jong talent eigenlijk niet mag aandoen, maar Louis Croenen heeft geen enkele moeite met zulke hooggespannen verwachtingen: ‘Als alle puzzelstukken juist vallen, dan sta ik in Rio op het podium.’

Vorig jaar, bij zijn allereerste WK Lange-baan, haalde Louis Croenen meteen de finale op de 200 m vlinderslag. Daarmee was hij de eerste Belg sinds Fred Deburghgraeve in 1998, achttien jaar geleden dus, die de finale van een individueel nummer zwom. Croenen was vier in ’98, en hoewel hij later video’s bekeek van Freds gouden races, is hij natuurlijk veel te jong om herinneringen te hebben aan diens geweldige carrière. De dag na de stunt van Croenen zou ook Pieter Timmers een individuele finale halen, net als het estafetteteam op de vrije slag, waarin beide Belgische toppers uitkwamen. Keren de hoogdagen van het Belgische zwemmen weer? Michel Louwagie, manager bij AA Gent maar na zijn uren ook voorzitter van de nationale zwembond, meent van wel. De jonge Louis Croenen noemt hij ‘zonder twijfel het grootste Belgische zwemtalent sinds Deburghgraeve. Iemand van wie we heel grote verwachtingen mogen hebben. Croenen wordt onze nieuwe vedette.’

De Kempenaar zwemt volgende week in Londen het Europees Kampioenschap (16 tot 22 mei). Een belangrijk doel, maar natuurlijk niet de hoofdvogel. ‘Het staat in de prioriteitenlijst net onder Rio’, vertelt Louis Croenen, vlak voor weer een lange trainingsdag in het zwembad van Wachtebeke. ‘Twee jaar geleden was ik vierde op het EK. Een medaille zou mooi zijn, maar als het niet lukt, is dat ook geen drama. Als ik kan kiezen waar ik mijn beste prestatie neerzet, dan liever in Rio.’ Als Croenen op de Spelen de finale zwemt, dan wordt hij ook daarin de opvolger van Fred Deburghgraeve. Sinds Atlanta ’96 slaagde geen enkele landgenoot daar nog in. Wat is dan het volgende doel? Ook een medaille pakken? Die kans is klein, maar niet uitgesloten.

Hoe vaak heb je Michel Louwagie al vervloekt omdat hij je ‘het grootste zwemtalent sinds Deburghgraeve’ noemde?

LOUIS CROENEN: Dat valt wel mee. (lacht) Ik zie het als een compliment, niet als een norm waaraan ik moet voldoen. Fred Deburghgraeve won olympisch goud en dat gaat mij in Rio niet lukken, zoveel is zeker. Dromen mag, maar goud kan niet.

Wat dan wel?

CROENEN: Het eerste doel is de finale halen. Dat wordt een evenwichtsoefening. Door de reeksen raken is normaal geen probleem, maar als ik daar te veel kracht verspeel, krijg ik het lastig in de halve finale. Dat heb ik moeten leren: hard zwemmen moet, anders ben je gewoon uitgeschakeld, maar hoe zwem je hard en hou je toch nog wat over? Ik heb genoeg vertrouwen in mezelf om te zeggen: normaal sta ik in de finale. Van dan af kan er veel, maar jammer genoeg niet alles. (lacht) Op de 200 m vlinderslag liggen de eerste drie plaatsen normaal gezien vast: de Amerikaan Michael Phelps, de Zuid-Afrikaan Chad le Clos en de Hongaar Laszlo Cseh steken erbovenuit. Als ik achter hen eindig, maar beter doe dan de zevende plek van het WK, dan heb ik goed gepresteerd.

In een onbewaakt moment zei je: ook een outsider kan een medaille pakken.

CROENEN: Als een van de drie favorieten ziek wordt of uitgesloten wordt voor een valse start, dan kan dat, ja. De toppers hebben ook stress, er zijn er altijd die onderuitgaan op de Spelen. Ik moet gewoon de beste race zwemmen die ik in me heb, en als alle puzzelstukken juist vallen, sta ik op het podium.

De 200 m vlinderslag is een van de favoriete nummers van Michael Phelps, de superster van het zwemmen. Wordt Rio opnieuw één grote Michael Phelps-show?

CROENEN: Dat zit er niet meer in. Acht keer goud pakken, zoals in Peking, is uitgesloten. Phelps zal zijn prestaties doseren en jammer genoeg is mijn nummer zijn grootste doel. Hij wil Le Clos, die hem in Londen versloeg, terugpakken.

Persoonlijk ken ik hem niet zo goed. Phelps zondert zich af, al is dat ook niet raar. Ik zwom tegen hem in een wedstrijd in de VS waar er letterlijk honderd man stond aan te schuiven om met hem op de foto te gaan.

Hoezeer beheersen de Spelen op dit moment je leven?

CROENEN: Als ik om zeven uur ’s ochtends het zwembad in duik, denk ik aan Rio. Het maakt het water iets minder koud. (lacht) Als het aan mij ligt, vertrekken we vandaag al naar Brazilië, maar dat zou niet aan te raden zijn. Ik heb ook nog wel wat werk.

Je hebt de reputatie een kampioenschapszwemmer te zijn, iemand die uitblinkt op de belangrijke momenten.

CROENEN: Ik heb het soms moeilijk om op kleine wedstrijden het volle pond te geven, maar zet me op een groot kampioenschap, met veel publiek aan de kant, veel druk, en die sfeer van te zwemmen voor je land: daar word ik sterker van. ’t Is goed dat ik met het EK een tussentijds doel heb vóór Rio.

Je maakte al een olympiade mee, als lid van de estafetteploeg. In Londen was je een van de jongste leden van de Belgische delegatie. Hoe kijk je daarop terug?

CROENEN: Dat was een raar toernooi voor mij, vooral omdat het zo onverwacht kwam. Pas twee maanden voor de Spelen zwommen we de limiet. Opeens sta je daar dan. Ik werd erin gezogen en voor ik het wist, was het ook weer voorbij. Nu is het helemaal anders. Ik ben al meer dan een jaar geplaatst en ga naar Rio met een afgelijnd plan. Het is zeker een voordeel dat ik het al eens heb meegemaakt. Ik weet wat me te wachten staat.

Je hebt je ook in de vrije slag geplaatst voor Rio.

CROENEN: Ja, maar ik weet nog niet zeker of ik dat wel wil zwemmen op de Spelen. De crawlwedstrijd vindt plaats één dag voor de 200 m vlinderslag, mijn beste nummer. De crawl kan dienen om wedstrijdritme op te doen, maar kost ook energie. Ik ben er nog niet uit wat het wordt. Misschien lost het probleem zichzelf op. Ieder land mag twee zwemmers afvaardigen. Ik sta nu tweede bij de Belgen, maar misschien haalt een andere zwemmer me nog in.

Het wordt nog een gedoe om alles te combineren op de Spelen. Ook de estafettekoersen zijn ongelukkig getimed.

CROENEN: De 4×200 m vrije slag is op dezelfde dag als de 100 m vrij, het nummer waar Pieter Timmers in wil uitblinken. Diezelfde dag is het ’s avonds ook de finale van mijn 200 m vlinderslag. Als ik dat haal, dan start ik ’s morgens liever niet in de estafette. Dat wordt nog een moeilijke puzzel. We moeten vooral ook oppassen dat ons luxeprobleem ons niet de das omdoet. Vroeger was het eenvoudig: België zwom altijd en overal met zijn beste viertal. Ondertussen hebben we wisselmogelijkheden, en zijn er ook jongens die individueel iets moois kunnen neerzetten. Het gevaar bestaat dat we te tactisch gaan redeneren en er niet uithalen wat erin zit. Met het estafetteteam moeten we gewoon de finale zwemmen. Minder is te weinig.

Wat mogen we in Rio verwachten van de Belgische zwemmers?

CROENEN: Deze Olympische Spelen worden het hoogtepunt van de laatste twintig jaar. 1996, met Deburghgraeve was de laatste piek. Daarna ging het minder, met 2004 als dieptepunt, toen was er zelfs geen enkele Belg geplaatst. In 2008 hadden we weer vertegenwoordigers en in 2012 haalde het estafetteteam de olympische finale. Nu denk ik dat je mij, Pieter Timmers, Fanny Lecluyse en onze twee aflossingsploegen in de finale mag verwachten. Het Belgische zwemmen is aan de beterhand. We hebben het geluk dat er een goeie lichting is opgestaan, maar er wordt ook meer gestructureerd gewerkt dan vroeger.

En het geruzie is voorbij, dat zal ook helpen. Er waren wrijvingen tussen coaches die elkaar het licht in de ogen niet gunden.

CROENEN: Daar heb ik nooit iets van gemerkt. Er is soms discussie over wie in de aflossingsploeg zit, en iedere trainer beschermt vurig zijn pupillen, maar dat vind ik niet raar. De onderlinge concurrentie blijft gezond. Ik zit bij de zwemmers die verzamelen in het zwembad van Wachtebeke, daarnaast heb je de groep van het Antwerpse Wezenbergzwembad, en nog een paar die individueel hun ding doen, zoals Fanny Lecluyse en François Heersbrandt. De sfeer is zeker niet vijandig, wij doen bijvoorbeeld onze videoanalyses in de Wezenberg, waar ze net een mooi, nieuw trainingscomplex hebben gebouwd. Dat gaat het Belgische zwemmen een nieuwe impuls geven, al staan we sowieso achter tegenover de megabudgetten van de grote zwemlanden. Toch hoeft het niet altijd veel te kosten om innovatief te zijn. Fanny Lecluyse trainde een tijd in Japan. Daar liggen in de topbaden blijkbaar spiegels op de bodem. Je kunt dus live je techniek bijsturen. Dan denk ik: waarom hebben wij zoiets niet?

Het grote zwemland Rusland ligt onder vuur na een reeks dopinggevallen. Weinigen die daarvan schrikken.

CROENEN: Er zaten zwemmers bij die al jaren aan de top staan, maar blijkbaar wil dat niks zeggen. Neem Joelia Jefimova, wereldkampioen met een wereldrecord erbij en daarna betrapt. Ze zit haar schorsing uit en wordt gelijk wéér wereldkampioen in een knaltijd. Natuurlijk zei iedereen: die zit weer aan het spul. Een paar maanden later loopt ze opnieuw tegen de lamp. Het is zo schaamteloos allemaal. Je kunt je de vraag stellen of de Russen wel thuishoren op de Spelen.

Je zult maar een Rus zijn die clean zwemt. Of bestaan die niet?

CROENEN: Dat weten we niet, maar er zijn er zeker waar je vragen bij mag stellen, ook al zijn ze niet betrapt. Wat doe je met een Rus die een heel jaar niks laat zien, plots de wereldbesttijd zwemt, en op het WK weer nergens is? Plant hij misschien zijn doping omdat hij weet wanneer er gecontroleerd wordt? Hoe kan een matige zwemmer zo’n progressie maken om dan weer terug te vallen?

Niet alleen de Russen zijn verdacht, er zijn nog andere nationaliteiten waar je vraagtekens bij mag plaatsen, zoals de Brazilianen. De Verenigde Staten presteerden voor hun doen flauw op het WK, maar ik ben er zeker van dat zij in Rio weer alle records zullen verpulveren.

Hoe is het om tegen iemand te zwemmen die je van doping verdenkt?

CROENEN: Daar mag je niet bij stilstaan. Je moet zelf snel zwemmen en hopen dat de controleurs hun werk doen.

De Russen zouden hun zwemmers waarschuwen wanneer er op doping wordt gecontroleerd. Het laatste WK was in het Russische Kazan. Iets verdachts gezien?

CROENEN: Alle zwemmers sliepen in het atletendorp, behalve de Russen, die heb ik alleen in het zwembad gezien. Dat bewijst op zich niks, maar je moet ook niet naïef zijn.

Waar werk je nog aan in de laatste maanden voor de Spelen?

CROENEN: Aan mijn start en mijn finish. Weinig zwemmers houden zo goed een stabiel tempo aan als ik. Dat betekent dat de zwembeweging juist zit en dat is maar goed ook, want zoiets kun je niet meer veranderen zo kort voor de Spelen. Om sterker te finishen, moet ik extra vermogen opbouwen. Dat is een kwestie van trainen, trainen en nog eens trainen, waardoor ik meer overhoud op het einde. Mijn start is een ander verhaal. We zijn via videoanalyse aan het bekijken wat voor mij de beste manier is om van het startblok af te komen. Mijn houding op het startblok kan beter. Ik zou met een scherpere hoek in het water moeten duiken. Dat is lastig, want ik spring al heel mijn leven op dezelfde manier in het bad. Maar als ik er twee tienden mee kan winnen, is dat een grote winst. Meestal lig ik na de start een stuk achter op de wereldtop.

Je zwemt elke keer een inhaalrace?

CROENEN: Het gaat niet om tien meter, hè. (lacht) Een beetje achterliggen kan geen kwaad: dan heb je een doel om naartoe te zwemmen. Als je die concurrent dan inhaalt, krijgt je zelfvertrouwen een boost.

Hoe ben jij zwemmer geworden?

CROENEN: Door mijn zus, die zwemles volgde. Ik was bang van water en mijn ouders verplichtten me om mee te gaan. Die eerste lessen waren niet bepaald leuk, maar gelukkig beterde het snel. Ik was pas zes toen ik leerde zwemmen, zes jaar later zat ik al op de Topsportschool. Dat betekende in Antwerpen op internaat gaan. Mijn ouders stonden erachter, maar het zal voor hen niet makkelijk zijn geweest. Zelf vond ik die internaatjaren heel plezierig. Sporten, heel de dag bij je vrienden zijn: dat kon niet beter. De laatste jaren had ik het er wel gezien. Als je zeventien bent, wil je een beetje vrijheid en dat ligt in zo’n internaat niet voor de hand.

Als prille tiener stond je bekend als een groot talent, maar je hebt ook mindere jaren gekend.

CROENEN: Door rugproblemen. Ik was een beetje harder aan het trainen dan mijn lichaam toen aankon. Als je zestien bent, wil je dat het vooruitgaat. Het viel moeilijk te aanvaarden dat ik niet meer zo veel progressie maakte als voordien. Gelukkig deed ik het nog wel graag, en ik had sowieso niet veel anders in mijn leven. (lacht) Ik heb doorgebeten, en nu staan we hier.

Is er in jouw leven nog ruimte voor iets naast het zwemmen?

CROENEN: Alleen voor mijn vriendin en mijn studie. Ik volg bewegingswetenschappen aan de VUB, maar in de les zien ze mij niet veel. Het is vooral zelfstudie, uit noodzaak. Als ik een paar weken veel tijd in mijn lessen steek, dan bekoop ik dat op training. Je voelt dat meteen. Ik wil mijn studie zeker afmaken, maar nu gaat Rio voor.

De gemiddelde 22-jarige leeft een heel ander leven dan ik. Die vliegt zorgeloos in de pinten, terwijl ik misschien één keertje op café kan gaan, maar zeker geen twee keer. Vroeger had ik daar problemen mee, ondertussen heb ik het een plaats kunnen geven. Ik ga voluit voor mijn doel, later haal ik mijn schade wel in. Na de Spelen maak ik tijd voor de dingen die nu niet kunnen. Zoals feesten, ja, of reizen en dan meer van het buitenland zien dan alleen de zwembaden.

Ik hoor van veel atleten dat ze uitkijken naar het feestje na Rio. Pas maar op dat je niet meemaakt wat baanwielrenner Gijs Van Hoecke overkwam. Na de vorige Spelen haalden weinig flatteuze foto’s van zijn dronken afterparty de krant.

CROENEN: Ik vond het heel erg jammer dat die in de media kwamen. Een sporter leeft jarenlang toe naar de Spelen. Elk zinnig mens zou stoom aflaten wanneer zo’n groot doel voorbij is. Met wat wij voor onze sport opofferen, mag het ook wel eens, nee? Daar hoeft heel België niet op te zitten kijken, laat staan dat ze ermee spotten.

DOOR JEF VAN BAELEN, FOTO’S JELLE VERMEERSCH

‘In de Japanse topbaden liggen spiegels op de bodem. Dan denk ik: waarom hebben wij dat niet?’

‘Rio wordt voor het Belgische zwemmen het hoogtepunt van de laatste twintig jaar.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content