Evi Van Acker: ‘Ik heb een dikke nek. Maar alleen omdat ik die spieren moet trainen’

© AFP
Jonas Creteur
Jonas Creteur Sportredacteur bij Knack.

Na haar bronzen medaille in Londen twijfelde ze: nóg eens vier jaar alles geven? Ja, bleek enkele maanden later het overtuigde antwoord. En dus richtte Evi Van Acker (30) de steven naar Rio, met meer passie voor het zeilen dan ooit. Waarom komt die vandaan en hoe wil de Gentse in Brazilië het maximum uit zichzelf te halen? Een monoloog.

Evi Van Acker: “Water heeft me al van jongs af aangetrokken: de bloemen in de tuin besprenkelen, in ons vijvertje waterballonen en -pistolen vullen… Ik kon ook veel vroeger zwemmen dan andere kinderen. En zelfs daarvoor sprong ik onbevreesd in het Damslootmeer in Heusden. Mijn moeder had er mijn vijf jaar oudere broer ingeschreven voor een zeilkamp tijdens de zomer en toen we hem elke avond ophaalden, was ik niet te houden. Na een paar dagen deed ma me zelfs een zwemvest aan nog voor we thuis vertrokken. Dan kon ik zeker niet verdrinken. (lacht)

“Even vlug was ik geboeid door de bootjes waarop mijn broer voer. Rond mijn zesde ben ik er ook mee begonnen, en al vlug vrij fanatiek: elk weekend en elke vakantie, op meertjes in België en ook Nederland, waar je op jongere leeftijd aan wedstrijdjes mocht deelnemen. Niet erfelijk nochtans, die microbe – mijn vader was bloemist, mijn moeder anesthesiste, en beiden hebben nooit gezeild – maar ik vond het fantastisch, me als energieke meid uitleven te midden van de natuur.

“Nog altijd is dat een van de mooiste aspecten van deze sport, op al die wondermooie, aparte plaatsen mogen varen. Het Gardameer in Italië bijvoorbeeld. Voor een zeiler op zich niet zo uitdagend, maar dat decor: ijskoud, kristalhelder water, metershoge rotswanden, in de lente zicht op de besneeuwde bergtoppen… Magisch!

“Ik herinner me ook een trainingsstage in 2007 in de Dominicaanse Republiek. Een primitieve zeillocatie, maar de omgeving maakte alles goed: hagelwitte stranden, tropisch, lichtblauw water met duizendenkleurrijkevisjes en dolfijnen. Er dook zelfs een walvis op! Supergaaf, maar ook schrikken, want als je een slag krijgt van zo’n grote staart… De dagen erna heb ik altijd aandachtig uitgekeken: waar is dat beest? (lacht)

“Veel angstaanjagender was het echter WK in Perth, een broedplaats voor witte haaien. Quatsch, dachten wij aanvankelijk, na dagenlang zeilen. Tot we plots, op een dag met weinig wind, een vin uit het water zagen opdoemen, nauwelijks enkele meters van ons. Zelden zo rap naar de kustlijn gevaren.” (lacht)

Gezellige regen

Evi Van Acker
Evi Van Acker© BELGA

“Even fascinerend als het decor: de eenzame strijd met de natuurelementen, om de golven, de stroming, de wind proberen te controleren. Probéren, want soms gaat alles vanzelf, ga ik supersnel en is het echt genieten, maar even vaak zit ik te vloeken omdat ik keihard werk en toch niet vooruitga. Dat is zeilen: élke dag wisselende omstandigheden, en je daaraan zo goed mogelijk aanpassen is de kunst.

“Mooi of slecht weer, dat kan me niet schelen. Ik kan dat niet beïnvloeden, waarom dan vloeken omdat het water giet? Integendeel: al van bij de jeugd vond ik dat zelfs gezellig en uitdagend, terwijl veel kinderen toen binnen bleven. Natuurlijk is het leuker om bij een stralend zonnetje je boot op het water te laten, maar zodra ik vaar, ben ik zó op mijn wedstrijd gefocust dat ik dat vergeet. Ik merk soms zelfs niet eens dat het regent, want nat word je sowieso. (lacht)

“Extreem gefascineerd door water ben ik wel niet. Met mijn vriend woon ik bijvoorbeeld nog altijd in Gent, en niet aan zee. We hebben er wel al aan gedacht, maar het past gewoon niet, wegens praktische en emotionele redenen: Tobias werkt in Brussel, hier zijn we dicht bij familie en vrienden, ik hou van deze fantastische stad… In het weekend trek ik wel dikwijls naar de zee voor een strandwandeling of een fietstocht, en een vakantie breng ik het liefst door aan de kust, maar dan vooral om te zwemmen of te snorkelen, níet om te zeilen.

“Met vrienden varen voor de fun, op een jacht? Of met een vrouwenteam deelnemen aan de Volvo Ocean Race? Neen bedankt, dat spreekt me écht niet aan. Niet dat ik geen ploegspeler ben – integendeel – maar ik heb liever zélf het roer in handen. Mijn Laser Radialboot is klein en heel mobiel, bij elke ingreep merk ik meteen het resultaat. Goed of slecht: dat is mijn verantwoordelijkheid, terwijl je op een jacht nauwelijks het effect ziet van wat je doet.

“Zeilen vind ik dus wel heel plezant, maar winnen is nóg leuker. Evenveel als een passie is deze sport immers ook mijn job geworden, waarvoor ik héél veel moet doen en laten: honderden uren trainen, 220 dagen per jaar weg zijn van huis… Ik zou me die opofferingen niet kunnen getroosten en telkens pas als vijftiende eindigen, alleen omdat ik van zeilen hou. Neen, ik doe dit graag omdat ik voor dat harde werken ook beloond word, omdat ik er goed in ben.”

Eigen plan

“Waarom gaat zeilen – of topsport in het algemeen – me goed af? Wegens tal van redenen. Ik ben heel perfectionistisch en leer graag bij, vind altijd wel iets dat beter kan. Belangrijk ook in het zeilen: ik focus vooral op mezelf en trek me zo weinig mogelijk aan van mijn concurrenten. Uiteraard moet je, als je op kop ligt, hen in het oog houden en die stek verdedigen, maar ik volg de racestrategie die ik met mijn coach Wilvan Bladel heb uitgestippeld. En zelfs als de omstandigheden plots en niet volgens plan veranderen, ben ik heel alert om meteen te kunnen reageren.

“Anderzijds mag je niet té eigenwijs zijn – zoals ik soms nog ben. Als iedereen naar rechts vaart en jij wilt naar links, moet je (bijna) zeker weten dat dat de goeie zet is. Ik héb zo al races gewonnen, maar niet zo veel – één keer per jaar of zo. Het komt er veeleer op aan berekende risico’s te nemen en afhankelijk van je klassement op safe te spelen. In het zeilen wint immers degene die het minste fouten maakt, niet diegene die met één alles-of-niets-move één race wint, maar in de volgende door een verkeerde gok pas als dertigste finisht – dan word je beter tweemaal derde.

Evi Van Acker: Belgische medaillehoop in Rio
Evi Van Acker: Belgische medaillehoop in Rio© Belga Image

“Zeilen is ook: als een havik alles in de gaten houden, sneller denken en uitvoeren dan je tegenstander, bijna schaken op het water. Dat strategische spel maakt het zo leuk, maar mentaal ook bijzonder lastig, vooral om die focus na vijf, zes (ook fysiek) heel vermoeiende dagen vol te houden. Of het een voordeel is om ‘intelligent’ te zijn en, zoals ik, universitaire studie gedaan te hebben? Neen, je hoeft geen hoog IQ of een diploma te bezitten om goed te kunnen zeilen. Ik maak af en toe ook tactische fouten waarna ik denk: stom kind, weet je het nu nóg niet? (lacht) Neen, wedstrijdinzicht, dat telt. En vooral een goed uitgekiend raceplan.

“Die strategie neem ik vooraf grondig door met mijn coach Wil, op dat vlak de állerbeste. Niemand die beter de windkracht en -richting, de golven, de stroming, de getijden en nog zo veel andere factoren kan inschatten. Een oordeel dat zelden fout is en dat ik na dertien jaar samenwerken zo goed als blindelings volg. En het mooie is: terwijl meer kapitaalkrachtige landen uitpakken met peperdure gps-systemen, wind- en stroommeters, eigen meteorologen, tot zelfs robots – waarvoor weet ik niet – doet Wil het op de ‘ouderwetse’ manier. Door bijvoorbeeld flesjes in het water te gooien en te kijken welke kant ze opgaan, om zo de stroming in kaart te brengen. Dat werkt zeker even goed, en het is veel goedkoper. (lacht)

“Welk systeem je ook gebruikt, zeilen blijft een ervaringssport. Hoe meer patronen je leert herkennen, hoe zekerder je bent van jezelf en hoe beter je resultaten. Daarom is het zo belangrijk om máánden te trainen op het olympische water, zoals ik deed voor Londen en nu voor Rio, in totaal zelfs ruim een half jaar. Die wedstrijdbanen moet je van binnen en van buiten kennen, in alle omstandigheden. Zeker in Rio, de ultieme uitdaging voor een zeiler. Op de vijf parcoursen kan de wind er immers uit alle richtingen blazen, zoals ook de stroom alle kanten opgaat. Afhankelijk van de locatie: binnen de Baai van Guanabara waar de Suikerbroodberg veel invloed op de wind en stroming heeft, of daarbuiten, op volle zee. Het huisje in Rio waar we met het VYF Olympic Teamsinds 2013 al die maanden hebben gelogeerd, en waar we ook tijdens de Spelen zullen verblijven, was en is dus geen overbodige luxe, als uitvalsbasis voor die stages. Het zicht vanuit mijn slaapkamer, op het beroemde Christusbeeld, mag er trouwens ook zijn!

“Ondanks alle verkenningen kun je nooit alle parameters honderd procent controleren. Niet alleen het weer, bijvoorbeeld ook beslissingen van de jury na eventuele overtredingen van zeilster x of y. Zeker op de Spelen – wanneer het écht hard tegen hard is – wordt bij het minste foutje protest ingediend, maar ik blijf liever weg uit de jurykamer, dat kost alleen energie.

“Voor of na een race tegenstandsters intimideren doe ik ook niet. Sommige dames lopen elkaar straal voorbij, maar ik zeg tegen mijn concurrentes steevast oprecht goeiedag. Pas op: náást het water ben ik lief, maar in mijn boot meer dan ooit een killer! Daar gun ik niemand iets en sla ik genadeloos toe. Dan doe ik alles om te kunnen winnen, weliswaar binnen de regels.”

Fysiek lastig

“Die winnaarsmentaliteit drijft me ook vooruit tijdens mijn fysieke trainingen. Sommige sporters hebben een coach aan hun zijde nodig die hen continu motiveert, maar ik kan me ook alleen afbeulen. Sinds 2014 word ik op dat vlak wel begeleid door een team van Energy Lab en geregeld is mijn physical coach aanwezig om me nieuwe oefeningen aan te leren of om me op te volgen. Ook dát is leuk én nuttig, maar daarom ga ik niet meer of minder hard mijn best doen.

“Absoluut noodzakelijk, die trainingen, want evenzeer als tactisch sluw moet je ook fysiek sterk zijn. Mensen beseffen soms niet hoe lastig zeilen is. In een race met veel wind zit mijn hartslag vijftig minuten lang tussen de 165 en 195, mijn maximumpols. Na zes dagen met twee races per dag, plus alle rompslomp ervoor en erna, ben ik echt kapot en heb ik enkele hersteldagen nodig.

“Op dat gebied ben ik de laatste jaren wel veel verbeterd. Vroeger recupereerde ik na een zware dag moeilijk, kreeg ik van vermoeidheid zelfs koortsblaasjes, maar nu is mijn basisuithouding heel sterk. Door veel te fietsen, te roeien (op een machine) en door uren specifieke kracht- en stabiliteitsoefeningen.

Evi Van Acker
Evi Van Acker © BELGA

“Geen enkele van die trainingen is echter zo zwaar als het zeilen. Onmogelijk na te bootsen wat je lijf dan te verduren krijgt. Vooral het ‘hangen’ uit de boot: daarbij hel je zo ver en zo lang mogelijk naar achteren, om zo een hefboom te creëren die tegendruk geeft als er wind in je zeil blaast, je boot kantelt en dus trager gaat varen. De kunst is om die zo plat mogelijk te houden: door met je armen de schoot te lossen of aan te trekken en zo de stand van het zeil te regelen, en vooral door bij het hangen de boot met je hoofd, romp, bovenbenen en enkels naar beneden te duwen.

“Allemaal lichaamsdelen waar ik op moet trainen, zelfs de nekspieren – alleen dáárom heb ik dus een dikke nek. (lacht uitbundig) Niet onbelangrijk, want als je je hoofd, dat zo’n zeven kilo weegt, bij het hangen enkele centimeters verder kunt houden, dan verleng je je hefboom, vaar je platter en dus sneller. Daarom vergezelt mijn physical coach (die ook het hele VYF Olympic Team begeleidt, nvdr) me soms op wedstrijden: om mijn houding eventueel bij te sturen, zodat ik die hangpositie langer kan volhouden.

“Qua spieren ben ik dus vrij proportioneel gebouwd, met wel heel stevige quadriceps. Op een legpress in de gym duw ik zo’n 450 kilo weg – niet weinig, neen. (lacht) Maar: het is niet omdat je betonnen bovenbenen of een VO2max van 75 hebt, dat je daardoor ook goed kunt zeilen. Ik ben fit en sterk voor wat ik moet doen, ik kan mijn power omzetten in snelheid aan boord. Dát telt, niet de score van een fiets- of krachttest in de fitness.

“Ook niet onbelangrijk: in tegenstelling tot veel zeilsters die last hebben van pijnlijke enkels, knieën of schouders, ben ik altijd van zware blessures gespaard gebleven. Op een stressfractuur in mijn elleboog na, voor de Spelen van Peking, maar met specifieke oefeningen is dat probleem allang verholpen.

“Een ander aandachtspunt is voeding. Voor Londen had ik daarmee een haat-liefdeverhouding. Omdat op het olympische water van Weymouth de kans op veel en strakke wind groot was, moest ik twee kilo bijkomen om genoeg tegengewicht te kunnen bieden. En dus moest ik vaak rijstpapjes eten terwijl ik er écht geen zin in had. Voor Rio, waar de wind wellicht iets minder hard zal blazen, is dat gelukkig niet meer het geval en kan ik mijn normale competitiegewicht behouden. Met mijn 1m72, waarmee ik niet bij de grootste zeilsters ben, moet ik niettemin genoeg kilo’s in de schaal werpen. En hoef ik dus niet elke gram obsessief af te wegen.

“Dat betekent echter niet dat ik me met van alles volprop. Integendeel: ik ben er steeds meer van overtuigd dat de juiste voeding het verschil kan maken tussen net wel en net niet. Zeker in het zeilen, waar je op een zware dag tot zo’n tweeduizend calorieën verbrandt. Ik volg daarom het advies van de diëtiste van Energy Lab en let elke dag op wat ik eet. Tijdens buitenlandse stages of wedstrijden kookt Hyunghae, de vrouw van mijn coach, lekkere en gezonde maaltijden, en thuis bereid ik zelf mijn potje – mijn favoriete hobby zelfs. Mijn favorieten: spaghetti vongole, exotische salades, sushi, granola…

Guilty pleasures? Tuurlijk! Geen chocolade of alcohol – ik kan me zelfs niet herinneren wanneer ik mijn laatste glas wijn heb gedronken – maar snoep: draculatanden, winegums, zure beertjes… Mmm! Mijn truc om die (verboden) goesting de kop in te drukken: kerstomaatjes! Die zitten altijd in de koelkast en als ik trek krijg in snoep, sneuvelt dat bakje meteen. Werkt perfect.” (lacht)

No stress

“Ben ik nu – qua tactiek, techniek, fysiek – een betere zeilster dan in Peking en Londen? Ja! Het voorbije jaar stond ik bijna elke keer op het podium, een regelmaat die ik vroeger nooit haalde. Door de grotere ervaring – in het zeilen moet je duizend keer dezelfde situatie meemaken om het de duizend en eerste keer écht goed te doen – en door ouder te worden ben ik ook rustiger, vol zelfvertrouwen. Meer dan voor Peking, toen ik eenzaam en alleen naar alle wedstrijden trok, heb ik nu bij elke race het hele VYF Olympic Team rond mij. Mijn tweede familie intussen, met jonge zeilsters (Maité Carlier en Emma Plasschaert, nvdr) die me positieve energie geven, waardoor ik nog beter word, alles meer vanzelf gaat.

“Moet dat alles uitmonden in goud in Rio? In mijn hoofd ben ik met dat eindresultaat écht niet bezig, ook met mijn coach spreek ik er niet over. Wij focussen alleen op wat we nú moeten doen om op de Spelen het maximum uit mezelf te kunnen halen. Zónder daarom in het extreme te vervallen – een neiging die ik vroeger meer had, waardoor ik soms, zoals voor Peking, overtraind raakte. Nu is die olympische titel geen beklemmende obsessie. No stress! En vooral genieten, dan volgt de beloning vanzelf.”

Het Frozen-elastiekje

Evi Van Acker: “Extreem bijgelovig ben ik niet, al heb ik wel enkele geluksbrengers: sokjes waarop een eend met een kroontje staat en die ik voor en na een race draag, een knuffelbeest – Leonidas – dat al vijftien jaar met mij meereist en waarvoor ik vaak andere dingen uit mijn koffer laat, en mijn nieuwste talisman: een fluoblauw haarelastiekje van mijn tienjarig nichtje. Zij had, als grote fan van de tekenfilm Frozen, zo eentje van prinses Elsa gekregen, maar omdat haar vlecht nog niet lang genoeg was, gaf ze het aan mij. Megalief. En het bracht meteen geluk! Toen ik in de wereldbekermanche in Hyères op de voorlaatste dag ziek werd en naar de tweede plaats terugviel, dacht ik, voor de slotrace: ik doe dat elastiekje aan. Door het superslechte weer ging het echter niet goed, maar omdat iedereen buiten tijd eindigde, werd de wedstrijd ongeldig verklaard. Een nieuwe race dus, en die won ik wél, en zo ook het eindklassement. Dankzij het elastiekje? Té toevallig toch, niet? Hopelijk ook in Rio…” (lacht)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content