KVK-coach Anastasiou: ‘Ik wil voetbal zien’

© BELGAIMAGE
Christian Vandenabeele
Christian Vandenabeele Freelancejournalist

Zondag speelt Yannis Anastasiou voor het eerst tegen Anderlecht sinds hij in de zomer van 2000 het ‘Parc Astrid’ verliet. Als coach van KV Kortrijk beoogt hij het voetbal te spelen waar ze in het Constant Vanden Stockstadion van houden.

Bij het afscheid willen we toch nog één ding weten. ‘Mijn openheid en aanpassingsvermogen’, antwoordt hij op onze vraag wat de vaardigheid is die tot nu toe al het grootste verschil maakte in zijn leven. ‘Mijn mentale flexibiliteit.’ Het is een kwaliteit die Yannis Anastasiou ook in Kortrijk goed van pas komt. Voor ons gesprek met de coach van KVK leidt teammanager Claude Gezelle ons tot in een spelonk onder de trappen van de sfeertribune van het Guldensporenstadion. Het is opletten om je hoofd niet te stoten, maar er is kunstverlichting, er is koffie en er is een bereidwillige gesprekspartner, die zelfs al een muur liet ingooien om het krachthonk wat groter te maken. ‘We proberen creatief te zijn’, zegt hij. ‘De ruimte is ook nu nog klein, maar als ik zie dat ze vol zit met jongens die aan hun ontwikkeling willen werken, weet ik dat het een goeie beslissing is geweest om ze wat te vergroten.’

Snelheid

Het is een beetje een speciale club. Zo promoveerde zijn voorganger Karim Belhocine intussen tot sportief manager. De man die na het vorige, chaotische seizoen voor hem plaats moest maken als coach, staat nu in de hiërarchie opeens boven hem. ‘Voor mij verandert er eigenlijk niets’, zegt Anastasiou. ‘Vanaf dag één sprak ik rechtstreeks met Matthias Leterme (algemeen manager, nvdr) en dat blijf ik doen. Met wat er in de organisatie van de club gebeurt, hou ik mij niet bezig. Ik richt mij op het werk met de spelers, het werk waarvoor ik ben aangetrokken.’ Hij en de twee assistenten die hij meebracht: T2 Steve Rutter en conditietrainer Youssef Vos. ‘Slimme, ervaren vakmensen’, noemt hij ze. ‘Mannen met een menselijk gevoel die voltijds met raad en daad ter beschikking staan om spelers uit te leggen waar we naartoe willen en hoe ze zichzelf kunnen verbeteren.’

Dat is hard nodig, want onder hun leiding wordt er anders getraind en gespeeld dan voorheen. ‘Totaal anders’, zegt Anastasiou. ‘Stap voor stap proberen we op het veld dingen te veranderen om het team op het juiste niveau te brengen. Vanaf dag één trainen we met de bal, explosiever, met meer kort werk en snellevoetenwerk. Die snelheid en wendbaarheid proberen we in ons spel te brengen en de cijfers geven aan dat het langzaam beter wordt. In de eerste competitiewedstrijd deden we per speler gemiddeld 340 meter aan high sprint distance en op speeldag vijf was dat al 560 meter. Bij de meeste teams zie ik weinig explosiviteit in hun spel. Bij hun spitsen wel, maar bij de rest: vooral één tempo. Het komt bij die teams meer op kracht aan: wie is de sterkste? Als je tegenstander aan één tempo speelt, maak je met explosieve acties meer kans om de bal te veroveren én om snel te spelen. Dan kun je met de passing het verschil maken. Dat is wat ik hier al vanaf dag één vraag: snelheid, tempo in de passing.’

Snelheid is in het hedendaagse voetbal alles, benadrukt hij. ‘Hoe snel je denkt, hoe snel je beweegt, hoe snel je speelt: daar draait het tegenwoordig allemaal om en dat is het idee dat we hier proberen binnen te brengen. Gemakkelijk is dat niet, zeker niet voor jongens die al de dertig voorbij zijn en dat nooit gewend zijn geweest. Maar de intentie is er. Ze zijn bereid het te doen en ze proberen het. Onze taak als coach is om hen te corrigeren, om positief te blijven en hen de overtuiging, het vertrouwen en het juiste gevoel te geven. Uiteindelijk zie je: die jongens willen gewoon graag voetballen en voor mij is dat het belangrijkste: gewoon blijven voetballen. Ik wil voetbal zien. Een lange bal kun je altijd spelen. Dat is de laatste optie.’

Structuur

‘Wat we doen, is gestructureerd voetbal spelen met een idee erachter’, vervolgt Anastasiou, ‘en dat is iets anders dan het oorspronkelijke, primitieve voetbal. Ik wil mijn team met een hoge intensiteit zien spelen, maar ook de juiste keuzes zien maken. We willen durven te voetballen, de ruimtes tussen de linies zoeken en ruimtes voor elkaar maken. Het begin was moeilijk, maar de jongens beginnen voeling te krijgen met en vertrouwen te krijgen in deze spelwijze. Goeie resultaten helpen daarbij. Ik verwacht dat we pas in oktober stabiel zullen zijn en meer naar voren zullen kunnen kijken.’

Gestructureerd voetballen doet het KV Kortrijk van Anastasiou met een ruit op het middenveld en een speler met vooral opbouwende kwaliteiten als Hannes Van Der Bruggen als defensieve middenvelder. ‘Hannes is niet de krachtigste of meest agressieve speler, maar hij is met een individueel programma zijn lichaam sterker aan het maken en je kunt het de tegenstander ook lastig maken door slim positie te kiezen en door goed aan de bal te zijn. En ik begrijp dat het er op het middenveld als een ruit uitziet, maar voor mij is het 4-3-1-2. Bij Panathinaikos ben ik als hoofdcoach begonnen in 4-3-3, maar stelde ik vast: we domineren, maar toch krijgen we weinig mensen in de zestien meter. Toen ben ik overgeschakeld op 4-3-1-2. Ook bij Roda JC deed ik dat even. Maar hier past het beter. Hier is meer individuele kwaliteit. Individuele kwaliteit die alleen wat structuur en tactisch onderricht nodig heeft, duidelijke opdrachten met en zonder bal. Je ziet wat het doet met het rendement van iemand als Stojanovic bijvoorbeeld. En kijk naar de evolutie van Hannes intussen: zijn sprints met hoge intensiteit per wedstrijd zijn al opgelopen van 250 à 280 meter naar 500 à 550 meter. Voor iemand als hij, die elke wedstrijd 12 à 13 kilometer loopt, is dat ideaal. Het is zijn verdienste. Hij werkt hard om zichzelf naar dat niveau te brengen. Want dat vraag ik altijd aan mijn spelers: ‘Wat wil je? Wil je beter worden?’ Ze moeten het zelf willen.’

Slimheid

Intussen laafde Anastasiou zich al aan vele bronnen. Hij werkte in Griekenland, Nederland en België en behaalde zijn UEFA Pro License in Engeland. ‘Om mezelf te verbeteren liep ik ook al stage in verschillende landen en clubs’, voegt hij eraan toe. ‘Ik ben in Barcelona bij Guardiola geweest, in Parijs bij Ancelotti en Blanc, en in München bij Van Gaal. In het Engelse voetbal ben ik bij Southampton, Fullham en Reading gaan kijken. Doorheen de jaren ontwikkelde ik een eigen visie in verhouding tot wie ik als mens ben. Van elke trainer die ik zelf meemaakte, probeerde ik iets op te steken. Op tactisch vlak leerde ik heel veel van Ronald Koeman. Elke wedstrijd wisten we precies waar de zwakheid van de tegenstander lag en tijdens de week trainden we op hoe we daar van zouden kunnen profiteren.’

Anastasiou speelde niet alleen bij Ajax, hij begon er ook zijn trainerscarrière als jeugdcoach. ‘Ik ben zeker beïnvloed door de Ajaxfilosofie,’ zegt hij, ‘maar er zijn daar ook veel zaken die niet bij mij passen.’ Hij geeft één voorbeeld. ‘Wel, ik vind niet dat de centrale verdedigers altijd heel goeie voetballers móéten zijn. De prioriteit van centrale verdedigers is voor mij het doel verdedigen. Van wie niet zo goed kan meevoetballen, zal ik niet vragen om altijd mee te voetballen. Ze moeten het wel dúrven. Ik ben spits geweest en ik weet: spitsen lopen graag vooruit maar niet graag naar achteren. Daarom verwacht ik van mijn centrale verdedigers dat ze elk twee à drie keer inschuiven, omdat ik dus weet wat dat bij een spits mentaal teweegbrengt. Mindgames, daar hou ik wel van. (lacht) Mijn spel is ook: slimmer zijn. Ik ga bijvoorbeeld niet vragen aan Kaminski om altijd mee te voetballen, omdat hij dat nooit gewend is geweest. Dan zeg ik: ‘Schiet gewoon die bal uit.’ Bij Ajax moet een doelman altijd kunnen meevoetballen, anders maakt hij er geen kans. Ik kijk naar de afkomst, de kwaliteiten, de karakters en het vertrouwen van mijn spelers en probeer hen van daaruit beter te maken. Lukt plan A niet, dan probeer ik een plan B.’

Scherpte

Anastasiou gaat door voor een ‘mensenmens’, maar dat weerhoudt hem er niet van om keiharde beslissingen te nemen. Zo wisselde hij in Eupen Stijn De Smet na welgeteld 32 minuten. ‘Er waren bepaalde dingen afgesproken, hoe de tegenstander speelde en wat wij daar tegenover zouden stellen, en ik vond dat hij het team niet hielp en we daardoor op die kant te veel in de problemen kwamen’, zegt hij. ‘Het was de eerste keer in mijn trainerscarrière dat ik een speler wisselde in de eerste helft. Anders geef ik iemand altijd het vertrouwen en de kans om zich te herpakken. Maar ik moet kijken naar hoe het team functioneert, of iedereen zijn taken doet, met én – ook zeer essentieel – zonder de bal, en daar vond ik dat ik echt moest ingrijpen. Dat loonde toen ook. Ik bracht Stojanovic in en de eerste bal die hij raakte, ging binnen. Na de wedstrijd sprak ik met Stijn en de dag erna nog eens. Ik leg altijd alles open, eerlijk en duidelijk uit aan mijn spelers, zodat ze kunnen begrijpen waarom iets gebeurt: welke keuzes ik maak, wat ik goed vind en niet goed vind en waarom dat zo is, waarom we doen wat we doen en hoe we dat kunnen verbeteren. Ik begrijp dat het voor Stijn niet leuk was en dat hij ontgoocheld was, maar ik vind dat spelers in de eerste plaats ontgoocheld moeten zijn in zichzelf. De week erna stond Stijn trouwens weer gewoon in de basis. Voor mij is iederéén belangrijk. Wat dat betreft, stak ik bij Roda veel op van Sef Vergoossen. De aandacht die hij besteedde aan de jongens in de groep die niet speelden, was enorm. Mijn doel is iedereen beter en meteen inzetbaar te maken en zo ook het team beter te maken. Dat is mijn werk, daar sta ik honderd procent achter en daar investeer ik heel veel tijd in.’

Tijdens de wedstrijd lijkt de Griek de rust zelve. ‘Mijn spelerscarrière leerde mij wat de invloed is van een zenuwachtige, onrustige coach en daarom probeer ik nu zelf altijd rust en vertrouwen uit te stralen en met maximale aandacht te kijken naar wat er op het veld gebeurt. In deze job gebeurt het dat je je stem moet verheffen om jongens wakker te maken, maar ik probeer altijd op een goeie manier duidelijk te maken wat ik wil en waarom ik dat wil. Ik wil niet dat mijn spelers bang zijn en zich sluiten. Ik wil dat ze open blijven en dingen oppikken. Een trainer die alleen zegt ‘je moet dat doen’, zonder zijn spelers bewust te maken waarom ze dat moeten doen, daar wordt een speler niet beter van. Ik ben geduldig, ik blijf het uitleggen en laat het zien, twee, drie keer na elkaar desnoods.’

Waar kan hij, tot slot, het minst goed tegen? ‘Als je een hele week traint op waar de ruimte zal liggen en de problemen zullen ontstaan en je in de wedstrijd niet doet wat we afspraken en voorbereidden, dan word ik boos. Maar ook dan probeer ik altijd over voetbal te blijven praten.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content