Koningin der basketbalsteden

© belgaimage

18 keer landskampioen, 18 keer de beker van België. Zondagnamiddag kan BC Oostende in de bekerfinale tegen Mons-Hainaut zijn 37e prijs pakken. The making of BC Oostende, een zoektocht langs memorabele figuren…

Het was 8 januari 2011, een zaterdagavond. Rudolf Vanmoerkerke, peetvader van BC Oostende, was na zijn afscheid voor het eerst in tien jaar door het bestuur uitgenodigd. Hij zou een plaats krijgen in de nieuwe Hall of Icons. Hij had even getwijfeld, maar ging na een decennium van koppige afwezigheid toch op de uitnodiging in. En: hij keek rond en zag dat het goed was. Het publiek bedankte met een staande ovatie. In de nok van de basketbalarena hing een banier met zijn beeltenis, naast die van Rik Samaey en Jon Heath.

In drie seizoenen heb ik Ton Boot nooit in de ogen durven te kijken.’ – Mathias Desaever

De drie iconen gingen samen op de foto, een beeld dat weemoed uitstraalde. Een breekbare en tegelijk fiere tachtiger met dun zilvergrijs haar. Een Tienvoudig Speler van het Jaar, van wie de roots ook in Oostende lagen. En een Amerikaan, een van de eerste sterren van wat toen nog Sunair Oostende was, een goudzoeker die zijn voorzitter in Mister V herdoopte. Dat bekte gemakkelijker.

Hun achtergrond en parcours konden nauwelijks verder uit elkaar liggen, maar in de lente van 1981 stonden ze ook arm aan arm, toen de gele brigade in het Stedelijke Sportcentrum aan De Koninklijke Stallingen zijn eerste landstitel won. ‘De deuren gingen om half zeven open en werden vijf minuten erna opnieuw gesloten, want de zaal zat vol’, herinnerde Samaey zich. Vier jaar ervoor, op zijn zestiende, had hij zich aangesloten bij Sunair, nadat ploegafgevaardigde Georges Wauters hem op een vakantiekamp aan Fort Napoleon had zien… voetballen. Van die boomlange en hoogblonde jongen kunnen we een basketter maken, dacht Wauters. En dat gebeurde. ‘Rik is de enige Belg die ik tijdens de wedstrijd de Amerikanen ter verantwoording zag roepen’, vertelde Vanmoerkerke ooit.

Dat was nodig, zeker met figuren als Jon Heath. Opgegroeid in een verpauperde buitenwijk van Atlanta, twee keer kampioen met Royal Fresh Air (’78 en ’79) en in de zomer van 1980 uitgeweken naar de kust, waar hij per seizoen 43.000 dollar (35.000 euro) cashte. Een allrounder die het Brusselse nachtleven niet kon loslaten, maar op het veld een vechter. Net als Mark Brown, in de aanloop naar het kampioenenseizoen overgenomen van Avanti Brugge. Een killer onder de ring.

Langs de lijn stond Roger Dutremble, nog een Amerikaan. Uitbater van café Coach Corner aan Petit Paris en een coach die spektakel predikte, maar met wie naast het veld geen land te bezeilen was. ‘Een bandiet. Voor geen cent te vertrouwen’, vertelde Vanmoerkerke in het boek Hoe ik basket zie, door Mister V ( Koen Meulenaere). ‘Alles wat door God en de kerk verboden was, deed hij. En hoeveel vrouwen hij moest onderhouden, daar ben ik de tel bij kwijtgeraakt.’

Rudolf Vanmoerkerke en Jean-Marc Jaumin vieren de bekerwinst in 1998.
Rudolf Vanmoerkerke en Jean-Marc Jaumin vieren de bekerwinst in 1998.© belgaimage

De president was vergevingsgezind, tot de coach een probleem kreeg met Bernard Vanmoerkerke – zoon van – en aan zijn baas een ultimatum stelde: het was Bernard of hem. Dutremble, die voor de eerste dubbel uit de clubgeschiedenis had getekend, mocht beschikken. Na twee speeldagen. Het zegt alles over de relatie die Vanmoerkerke met zijn coaches had. ‘Hij moet zich schikken naar de filosofie van het clubbestuur, met op de kop de voorzitter.’ Want: ‘Diegene die het geld binnenbrengt, heeft het voor het zeggen.’

Mister V

Voorzitter. Mister V. Basketbalmecenas. Peetvader. Ook gebruikt, tot zijn grote afgrijzen: Un type qui marche sur des cadavres, iemand die over lijken gaat… De zonnekoning. Of, zoals hij zich zelf tijdens zijn 31 jaar voorzitterschap (1970-2001) graag noemde: slaaf. ‘Met basket had je soms niets anders dan miserie.’

The American Dream, maar dan aan de Noordzee. Zo is het leven van Rudolf Vanmoerkerke (°1924) te omschrijven. Bediende en vervolgens secretaris van de Federatie van Autocarbedrijven, in 1954 oprichter van de West Belgium Coach Company – een makelaarsfirma voor busreizen. Als tussenpersoon verdiende hij… 1 frank per kilometer (2 eurocent), maar op die manier vergaarde hij een fortuin en kocht hij zich in 1963 bij het zieltogende Sunair in. Toen het bedrijf met het bankroet flirtte, nam de pionier van het massatoerisme alle aandelen over en liet de omzet stijgen tot… 17 miljard frank (425 miljoen euro).

Hij had niets met basketbal. Tot Mark, zijn oudste zoon, bij AS Oostende begon te basketten en de club bij de succesvolle vader op bezoek ging om een put van 35.000 frank (870 euro) dicht te rijden. Hij nam een drastische beslissing. ‘Ik geef 100.000 frank ( 2480 euro, nvdr), maar dan neem ik de leiding zélf in handen.’ Niemand die tegenpruttelde. Ook niet toen hij in 1970 de schulden van eerstenationaler VG Oostende, bekerwinnaar in 1962, afbetaalde en de twee clubs samen gooide. BC Oostende was geboren. En, in het eerste seizoen, meteen… gedegradeerd. Hij nam twee besluiten: meer investeren en strenger controleren.

Na één seizoen keerde BCO terug naar het hoogste niveau, coaches en spelers volgden elkaar in sneltempo op. Na de dubbel in 1981 stond er geen maat op de gele machine. Heath tekende voor drie titels en vertrok naar Perugia, Brown werd tot Belg genaturaliseerd waardoor BCO met een extra Amerikaan speelde, Samaey was oppermachtig onder de ringen en zou de club in vijf seizoenen naar vijf titels en vier dubbels leiden: 9 op 10. Net geen perfect rapport, met dank aan Al Loonin, een onverbeterlijke kroegtijger die niet wist dat het verschil in punten in de beker van België meetelde. Exit BCO én Loonin.

In die periode streek ook Ed Rains, twee seizoenen San Antonio Spurs op de teller, neer aan de kust. Met verre voorsprong intrinsiek de beste speler uit de clubgeschiedenis, volgens Vanmoerkerke, maar een onverbeterlijk liefhebber van vrouwelijk schoon en drugs. ‘Als ik kon, dan koos ik voor Amerikanen die getrouwd waren. Die brachten hun gendarme mee.’ Rains wás getrouwd, maar na amper drie weken zat mevrouw op het vliegtuig naar de States. ‘Met die vent was geen huis te houden. Een echte verslaafde.’

De mondige Nederlander Ton Boot herstelde bij zijn aankomst in 1994 meteen de discipline.
De mondige Nederlander Ton Boot herstelde bij zijn aankomst in 1994 meteen de discipline.© belgaimage

Maar Rains duwde Oostende, samen met tovenaarCarl Nicks, in 1986 vanuit een onmogelijke vierde plaats naar een zesde opeenvolgend kampioenschap. De eerste zonder Samaey, weggekocht door Theo Maes die in Mechelen aan een nieuw team bouwde. Vanmoerkerke wilde Samaey niet laten vertrekken en noemde een ‘absurde transfersom’, een week erna lag de cheque van 9 miljoen frank (223.000 euro) op zijn bureau. De eerste toptransfer uit de geschiedenis van het Belgische basketbal leidde Racing Maes Pils Mechelen in 1987 – met onder anderen Ronny Bayer, Rick Ravio en Dan Hartsthorne – naar de titel, na een seizoen zonder prijzen keerde BCO onder coach Terry Kunze sterk terug. De zevende titel in de jaren tachtig was een feit, maar het rijk van BCO verbrokkelde.

Ton Boot, de verlosser

Mechelen won zes titels na mekaar, ook al was Ronny Bayer al naar de kust vertrokken. De club verhuisde in november 1990 naar de Mister V-Arena, die met veel kunst- en vliegwerk maar net klaar was voor de opening. De ploeg kon in de aanloop naar de eerste match amper trainen omdat werkmannen het parket nog aan het leggen waren, pas op de dag van de wedstrijd werden de kleedkamers afgewerkt. Maar óp het veld tekende Dexter Shouse voor een ongeziene show. Nog een buitenbeentje van wie de voorzitter schele hoofdpijn kreeg. Een NBA-seizoen hij de Philadelphia 76ers achter de rug, maar in Oostende al meteen frontman van een… muziekband waarmee hij in dancings ging optreden. En, als Shouse geen zin had om te trainen, zette hij zich doodleuk in de blauwe businesszeteltjes van de nieuwe basketbaltempel.

Toen coach Tony Van Den Bosch met boetes zwaaide, trok hij keer op keer naar het kantoor van De Baas, waar liegen bijna voordrachtkunst werd. Zijn moeder lag op sterven, hij had een buurman naar het ziekenhuis moeten brengen… ‘Daar was nooit iets van waar maar hij deed het zo prachtig dat hij altijd mijn kantoor buiten ging zonder dat hij de boete had betaald, en dikwijls nog met een extraatje in zijn zakken. Omdat hij al drie dagen niet meer had gegeten: vandaag, morgen en overmorgen…’

Aan vreemde (trek)vogels geen gebrek. Bob Rose, een Amerikaan die uit België vluchtte omdat hij zijn telefoonrekening van een half miljoen frank (12.400 euro) niet kon betalen, of Brian Shorter, die na een vrouwenkwestie in de gevangenis belandde. Het aantal Amerikaanse coaches was amper bij te houden. Jim Parks, Don Beck, Kevin Wall… Één voor één afgeserveerd.

Koningin der basketbalsteden

Ton Boot stond al langer op het verlanglijstje van Mister V. De mondige Amsterdammer herstelde bij zijn aankomst (1994) meteen de discipline, mocht ook de jonge Oostendse oppergod Mathias Desaever ervaren. In de jeugdreeksen opgehemeld, door Boot de grond in geboord. ‘Op de eerste training vroeg hij of ik mezelf een goede speler vond. Natuurlijk wel, maar Boot schold mij uit. ‘Jij bent klote!’ In die drie seizoenen heb ik hem nooit in de ogen durven te kijken, maar hij heeft mijn karakter gevormd.’

Ronny en Paul Bayer, Desaever, brutaaltje Jean-Marc Jaumin: goede spelers, maar vooral een team, met knokker/leeuwenhart Barry Mitchell als exponent. Een oermens die tot diep in de nacht achter een glas bier gebogen zat, maar ’s morgens op training door een muur liep. Drie seizoenen Boot: een titel en een beker, drie keer ging Spirou Charleroi – grootmacht uit het Zwarte Land – met de prijzen lopen.

Dirk Bauermann coachte de club in 1999 naar de halve finale van de Koraçbeker, verbrak zijn contract en werd opgevolgd door de omstreden Lucien Van Kersschaever – ex-assistent in Oostende, maar als headcoach van Mechelen jaren boeman -, die intensief aan de slag ging met de jonge Tomas Van den Spiegel en een reeks jonge talenten uit de Ajaxschool lanceerde. ‘We waren beter, maar wonnen niets. Ik schrijf dat op rekening van de coaching, het spijt me voor Lucien.’

De Blankenbergenaar mocht toch aan het seizoen beginnen en stuurde de ploeg naar een autoritaire leidersplaats, maar werd na de… gewonnen match in Ieper bedankt. Detail: hij zat nog in de spelersbus toen capo Vanmoerkerke belde. Aaron McCarthy, die enkele maanden ervoor zijn dochtertje had verloren, bouwde verder aan een titel (en beker) die BCO niet kon ontsnappen. Een superploeg met Christophe Beghin, Ralph Biggs, JR Holden, Gerrit Major, Virginijus Praskevicius (MVP van het Seizoen) en Van den Spiegel (Speler van het Jaar), met wie Eddy Casteels een tiende landstitel naar de kust haalde.

Een nieuwe arena

Vanmoerkerke stapte op in 2001, nadat hij voelde dat Johan Vande Lanotte de macht in de bestuurskamer had overgenomen. ‘Je kan niet met twee hanen op dezelfde mesthoop zitten.’ De club dobberde verder. Als Orange, Telindus, Base, Telenet en – sinds dit seizoen – als BC Oostende. De Mister V-Arena werd geruild voor de imposante Sea’rena, later herdoopt in Sleuyter Arena en Versluys Dôme.

Het verloop van spelers en coaches was groot, maar winnen en vieren was plots géén gewoonte meer. Twee titels en twee keer de beker van België tussen 2002 en 2011, veel te weinig voor de hoofdstad van het Belgische basketbal. Modale Amerikanen, te weinig geduld, paniekbasketbal… Vanmoerkerke, in 2011, bij Hugo Camps: ‘Sportief gezien heeft Vande Lanotte weinig potten gebroken. Hij heeft er ook een beetje een Club Med van gemaakt: hier een Pruis, daar een Joegoslaaf, nog een halve Amerikaan… Zo werkt het niet. Een Chinees zou ook nog kunnen, zolang hij maar de baas is.’

Chaos. Onrust. Geen stabiliteit. En dan, op 30 november 2011, toen Jaumin – coach-niemand-weet-nog-de-hoeveelste – werd vervangen door Dario Gjergja. Dario wie? Gjergja! Universitair geschoold in basketbal, op zijn 26e assistent bij Cibona Zagreb en onder de vleugels van Drazen Anzulovic in Kroatië, Rusland en… Charleroi zijn ogen de kost gegeven. In Luik, zijn eerste job als headcoach, maakte hij indruk. Supercup, leider na de reguliere competitie, Final 16 van de EuroChallenge.

Toen de vinger op de knip ging, stapte hij op en belandde een paar maanden erna – nog altijd maar 36 – in Oostende. ‘Omdat hij vrij was’, zei sportief manager Philip Debaere. Hij deed beter dan zijn opdracht (‘De schade beperken tot Nieuwjaar’) en stuwde BCO meteen naar de 13e titel. En nummer 14, 15, 16, 17 en 18. En passant graaide hij ook vijf bekers mee.

En ook dit seizoen, na 19 speeldagen, is Oostende nog altijd ongeslagen en staat het opnieuw in de bekerfinale, ook al ging het budget naar beneden en werd de ploeg afgeroomd en verjongd. Gjergja, testosteronbom uit de Balkan, zocht geen excuses en ging opnieuw aan de slag. ‘Voor mij zijn dit de beste spelers van de wereld. We zullen er wel staan.’ En: ‘We worden op resultaten getaxeerd, ja, maar nog belangrijker vind ik het om jonge mensen op te voeden voor een leven in de maatschappij.’ Mister V, overleden in 2014 en voor eeuwig en altijd de architect, zou het graag gehoord hebben.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content