‘Malanda haalde het beste in ons naar boven’

© belgaimage

Anthony D’Alberto, sinds kort bij Charleroi, was amper twintig toen hij het ongeluk veroorzaakte waarin leeftijdsgenoot Junior Malanda het leven liet. Drie jaar later wil hij voor het eerst uitgebreid terugkomen op de dood van zijn soulmate.

Porta Westfalia, 10 januari 2015. De zware terreinwagen waarin boezemvrienden Junior Malanda, Anthony D’Alberto en Jordan Atheba zitten, gaat van de weg af en komt tot stilstand in een met bomen bezaaide berm langs Autobahn 2 die naar Hannover leidt. In een fractie van een seconde wordt het leven van drie families compleet overhoop gegooid. Malanda, op dat moment een van de grootste beloften van het Belgische voetbal, overleeft de klap niet. België heeft een zondebok nodig en dat wordt bestuurder D’Alberto, een redelijk onbekende 20-jarige verdediger van Anderlecht.

Junior was de leider van onze groep. Hij motiveerde ons en haalde het beste in ons naar boven.’ – Anthony D’Alberto

Drie jaar na de feiten zijn de tranen van de clan Malanda bijna opgedroogd en heeft D’Alberto de eindjes van zijn voetbalcarrière weer aan elkaar geknoopt. Over de crash zelf wil de huurling van Charleroi het niet hebben. ‘Liever geen vragen over het ‘incident’. Enkel over het sportieve.’ Gaandeweg het interview laat de Brusselaar tot op een zekere hoogte toch even in zijn ziel kijken. ‘Ik weet niet precies hoe mijn moeder zich gevoeld heeft, maar ik kan mij inbeelden dat het ook voor haar een zware periode geweest moest zijn. Gelukkig is mijn moeder een sterke vrouw. Ze heeft in het openbaar nooit een teken van zwakte getoond. Mijn broer Enzo is ook op zijn pootjes terechtgekomen. Hij speelt al jaren bij Anderlecht en haalde dit seizoen al enkele keren de ruime wedstrijdkern in eerste klasse.

‘Hoe ik met de hele situatie ben omgegaan? Bepaalde mensen hebben mij richting een psycholoog proberen te pushen, maar ik heb dat altijd geweigerd. Ik wil niet van een vreemde horen wat er omgaat in mijn hoofd. Ik wist toen wat ik nodig had om er weer bovenop te komen en waar ik naartoe wilde gaan met mijn leven. De beste psycholoog die je onder de arm kan nemen, is je familie. En je vrienden. Toen ik het benauwd kreeg, kon ik mijn hart luchten bij een paar goede maten: Jordan Lukaku, Yannis Mbombo, Tortol Lumanza, Jordan Atheba, die ook in de auto zat tijdens het ongeval, en twee andere gasten buiten het voetbal. Het zijn allemaal jongens die ik al ken van mijn tien jaar.’

Het zogenaamde Team 94…

ANTHONY D’ALBERTO: ‘Team 9-4. Zo genoemd omdat we allemaal van de generatie 94 waren. Het is geen originele naam, maar het klonk wel goed. Wist je dat het een idee was van Junior? We waren vrienden en zaten allemaal op hetzelfde moment bij Anderlecht. Op een bepaald moment verloren we elkaar uit het oog en we zijn daarna opnieuw naar elkaar toe gegroeid. We deden alles samen en beschouwden elkaar als familie.’

Heeft de dood van Junior een impact gehad op dat vriendengroepje?

D’ALBERTO: ‘Het heeft ons dichter bij elkaar gebracht en we hebben de rangen gesloten. Binnen tien, twintig of dertig jaar zullen we nog vrienden zijn. Daar moet je niet aan twijfelen. Omdat we allemaal uitgezworven zijn – een speelt in Italië, een ander in Turkije – proberen we samen te komen tijdens de vakanties. Maar het is niet hetzelfde als voorheen. Junior was namelijk de leider van de groep. Hij motiveerde ons en haalde het beste in ons naar boven. Hij was de eerste die doorbrak in eerste klasse en volgens hem waren wij binnenkort aan de beurt. Tegen een van ons zei hij dan: ‘Maak je geen zorgen, je bent de volgende.’ Of hij speelde makelaar en probeerde voor iemand een club te vinden. Je moest Junior wel geloven want hij straalde natuurlijk leiderschap uit. Hij was niet toevallig op jonge leeftijd een van de patrons van Zulte Waregem. En hij moest daarvoor niet eens de spierballen laten rollen. Die spieren van hem? Puur natuur. Hij had geen fitnesstoestellen nodig. Blijkbaar deed hij als jonge kerel aan zwemmen, judo en andere sporten die de spierontwikkeling bevorderen.’

Op de sociale media circuleert er een vakantiefoto waarop jullie allemaal in bloot bovenlijf een stoere pose aannemen op het terras van een villa. Op dat kiekje kan je niet naast de indrukwekkende torso van Junior kijken.

D’ALBERTO: ‘Je bedoelt de foto die in Turkije getrokken werd waar Michy Batshuayi en heel zijn kliek op staan? Ik was er zelf niet bij want ik moest toen nog examens afleggen. Maar we moesten bijlange niet zo ver gaan om ons te amuseren. De beste herinnering houd ik over aan een vakantie in 2014 toen we gedurende twee weken een appartement hebben gehuurd in Brussel.’

Heb je ook een tastbare herinnering aan Junior? Een voorwerp dat je aan hem doet denken?

D’ALBERTO: ‘Ik heb een foto in mijn kamer hangen van Junior met een T-shirt waar het opschrift team 9-4 staat. Het doet me denken aan de periode waarin onze crew compleet was. Verder heb ik foto’s van hem in mijn gsm zitten. Vooral in het eerste jaar na zijn overlijden heb ik veel naar die foto’s gekeken. Nu is dat al fel geminderd. Ik wil het niet vergeten, maar ik probeer het een plaats te geven. Met de tijd zal het lukken.’

LOL TRAPPEN

Had je ingecalculeerd dat er zo’n mediacircus op gang zou komen na het ongeluk?

D’ALBERTO: ‘Ik had er rekening mee gehouden dat het auto-ongeval breed uitgesmeerd zou worden in de kranten. Maar dat het zo uitgemolken zou worden? Nee, dat had ik niet verwacht. Op de duur begon het op mijn gemoed te wegen. Ik was zelfs lichtjes in shock. Ik dacht dat het snel zou overwaaien, dat mensen zouden overgaan tot de orde van de dag… Op een gegeven moment moet je de pagina toch omslaan.’

Was dat geen naïeve gedachte?

D’ALBERTO: ‘Ik realiseerde mij niet wat er gaande was. Ik leefde vroeger in een bubbel. Mijn leefwereld bestond uit mijn ouders, school, Anderlecht en mijn maten. Wat daarbuiten gebeurde, was mijn zaak niet. En plots stond ik in het middelpunt van de belangstelling. Waarom sta ik elke dag in de krant? Waarom blijft dat verhaal zo lang aanslepen? Dat soort vragen hield mij bezig.’

Heb je nooit van de daken willen schreeuwen dat er leugens geschreven werden?

D’ALBERTO: ‘Geloof mij: er zijn veel onwaarheden geschreven. Maar gezien de context was het beter om niet te reageren. Ik sprak mezelf moed in: laat de mensen maar praten. Enkel mijn naasten weten wat er echt gebeurd is.’

In welke mate heeft die hele episode jouw kijk op het leven en het voetbal veranderd?

D’ALBERTO: ‘De roekeloosheid is eruit. Van de ene op de andere dag moest ik mij gedragen als een man. In mijn tienerjaren dacht ik enkel aan feesten. Ik besefte niet dat je bepaalde opofferingen moest doen om profvoetballer te worden. Ik heb dus een bescheiden boodschap voor de jongeren: ‘Laat de anderen maar feesten. Je hebt zulke uitspattingen niet nodig om een goede voetballer te zijn. Eens je carrière helemaal gelanceerd is, zal er voldoende tijd zijn om lol te trappen.”

Jongeren denken vaak: mij zal nooit iets ergs overkomen. Kan het zijn dat je je ongenaakbaar voelde?

D’ALBERTO: ‘Precies. We waanden ons de kings van België.’

Behalve voor Junior heeft het voetbal toch niet gebracht wat jullie ervan verwachtten?

D’ALBERTO: ‘Het valt toch mee? Jordan zit bij Lazio, Tortol in Turkije en met mijn carrière gaat het ook de goede kant op. Of de anderen content zijn met hun loopbaan tot dusver moet je aan hen vragen. Het is wel zo dat we allemaal van Engeland droomden – als je jong bent zijn alle dromen gewettigd – maar we wisten niet dat het voetbal zo ingewikkeld in elkaar zat. Als je bij Anderlecht voetbalt, veronderstel je dat alles vanzelf zal gaan. Toen ik naar de reserven werd doorgeschoven, lag mijn planning al klaar. Een jaar bij de beloften, alles kapotspelen in eerste klasse en dan een dikke transfer versieren naar het buitenland. Ik ben uiteindelijk vier jaar bij de beloften van Anderlecht blijven plakken… In het voetbal is dat een eeuwigheid. De werkelijkheid is wreed: slechts een op de honderd haalt het uiteindelijk.’

Anthony D'Alberto: 'Vroeger bestond mijn leefwereld uit mijn ouders, school, Anderlecht en mijn maten. Wat daarbuiten gebeurde, was mijn zaak niet.'
Anthony D’Alberto: ‘Vroeger bestond mijn leefwereld uit mijn ouders, school, Anderlecht en mijn maten. Wat daarbuiten gebeurde, was mijn zaak niet.’© belgaimage

RODDELEN

Een half jaar na het ongeval ben je naar Braga vetrokken. Was dat een manier om je problemen te ontvluchten?

D’ALBERTO: ‘Ik wilde naar het buitenland vertrekken om vanaf nul te kunnen beginnen. Voor mij was het essentieel om weer in alle anonimiteit te kunnen voetballen. De waarheid over mijn transfer is trouwens minder boeiend: ik heb geen enkel voorstel gekregen van een Belgische eerste- of tweedeklasser. Anders was ik zeker gebleven.’

Je had geen schrik om uitgefloten te worden in sommige Belgische stadions?

D’ALBERTO: ‘Ik heb het nooit meegemaakt, maar ik denk dat er meer nodig is om mij te treffen. Ik had mij kunnen verstoppen, maar enkele dagen na het ongeval speelde ik een wedstrijd met de reserven. Goed wetende dat de mensen langs de lijn over mij zouden roddelen. ( haalt zijn schouders op) Ik keek er los over omdat ik mentaal sterk sta. Ik heb mij vastgeklampt en ik ben uit het dal geklauterd. Allez, ik stond er niet alleen voor. Mijn familie heeft mij op geen enkel moment losgelaten. Zij waren nog het meest opgelucht toen Braga mij een uitweg bood.’

Denk je niet dat Belgische clubs schrik hadden om jou onder contract te nemen gezien de recente gebeurtenissen?

D’ALBERTO: ‘In België dachten de clubs dan ik mentaal op een dood spoor zat. Of ze konden mijn opleidingsvergoeding van 30.000 euro niet betalen. Laat het mij anders formuleren: ze wilden dat bedrag niet investeren in een speler die nog nooit in de A-kern had gezeten. Het lijkt niet veel, maar ik kan begrijpen dat een club geen geld wil spenderen aan een speler die nog niets heeft bewezen. De enige ploeg met wie ik gesproken heb, is Beerschot Wilrijk dat toen in vierde klasse speelde. Had ik het bod aanvaard, dan speelde ik nu wellicht in eerste amateur.’

Heeft Anderlecht jou geholpen om een nieuwe club te vinden?

D’ALBERTO: ‘Nee. Maar mijn situatie was speciaal want ik had geen contract. Ze konden geen euro aan mij verdienen en daarom wilden ze geen energie verspillen in het zoeken naar een club. Geen probleem. Ik neem het hen niet kwalijk. Misschien was het anders gelopen mocht ik toen een makelaar gehad hebben… Maar voor mij was het nooit een obsessie om het te maken als profvoetballer. Voetbal stond gelijk aan plezier. Ik woonde nog thuis, op goed tien minuten wandelen van Neerpede, en ik had genoeg aan de winstpremies die ik bij de reserven verdiende. Ik leefde van dag tot dag.’

Werd je niet gek van het feit dat andere spelers tienduizenden euro’s in de maand verdienden en jij amper enkele honderden euro’s kreeg?

D’ALBERTO: ‘Ik was lang niet de enige speler bij de reserven die geen contract kreeg. Als je geen Youri Tielemans of Romelu Lukaku bent, krijg je geen contract. Het maakt hen niet uit dat je al tien jaar op Anderlecht rondloopt. Ze geven liever geld uit aan jongens die ze elders gaan wegplukken. Wat Dennis Praet als jeugdspeler verdiende bij Anderlecht, was straf. Soms dacht ik: hadden ze niet een deel van zijn loon kunnen gebruiken om mij te betalen? Maar dat duurde nooit lang. Ik moest maar harder trainer om hetzelfde te krijgen. Afgunst is mijn ding niet. Ik was bovenal blij dat een ploegmaat een verbintenis kreeg.’

John van den Brom geloofde toch in jou?

D’ALBERTO: ‘Toen Van den Brom mij meenam op winterstage naar Abu Dhabi dacht dat ik het zover was: ik zou eindelijk mijn eerste profcontract tekenen. Ik was tenslotte toch aanvoerder van de B-ploeg? Het bestuur heeft mij snel doen inzien dat er geen contract voor mij klaarlag. Twee maanden na de stage lag de trainer buiten… ( lacht) Nu, op mijn 23e, ben ik klaar om mij te vestigen in eerste klasse. Het heeft lang genoeg geduurd.’

'Malanda haalde het beste in ons naar boven'
© belgaimage

Halve Italiaan met wortels in Congo

Zijn naam klinkt zeer Italiaans, maar hij groeide op in de Congolese stad Lubumbashi. Toch is Anthony D’Alberto een Belg in hart en ziel. ‘Mijn biologische vader is Italiaans en mijn moeder is half Congolees half Belgisch. Rond mijn zes jaar zijn we naar België verhuisd en ik ben op uitnodiging van mijn schoonvader, die in Congo woont en een eigen bedrijf heeft, drie jaar geleden voor het eerst teruggekeerd naar mijn geboortestad. Een heel bevreemdend gevoel eigenlijk. Op basis van de herinneringen die ik had opgebouwd, had ik er meer van verwacht. Het was niet meteen mijn leukste ervaring. Ik zou mij meer amuseren in Kinshasa.’

Het contact met zijn biologische vader, die in Italië een nieuwe start heeft genomen, is intussen verwaterd. ‘We bellen elkaar een paar keer per jaar, maar we zien elkaar niet vaak. Hij heeft geen vijf matchen van mij gezien. Hij is mij ooit samen met zijn familie komen aanmoedigen toen ik in Italië was voor het tornooi van Viareggio. Ik herinner mij ook een een match bij de U17 van Anderlecht. Ik was toen rotslecht, maar volgens hem had ik een wereldmatch gespeeld. Hij kent dan ook niets van voetbal. ( lacht) En het blijft bij dat soort sporadische ontmoetingen. We hebben een verschillend pad gekozen in het leven en dat is niet per se slecht. Ik respecteer de keuzes die hij gemaakt heeft. Behalve zijn naam heb ik dus niets met Italië. Ik heb niets van de Italiaanse cultuur meegekregen. Ik zou niet eens voor de Squadra Azzurra kunnen uitkomen want ik weet niets af van dat land. Ik ben Belg én Congolees. Meer niet.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content