Wijn en taart

© Belgaimage

Tegenwoordig worden de profvoetballers goed afgeschermd voor de pers. Ooit was dat anders.

Tot begin jaren 2000 kreeg elke redactie van de eersteklasseclubs een lijst met telefoonnummers van de spelers. Alleen bij Anderlecht hadden een of twee toppers à la Pär Zetterberg een privénummer, waardoor je eerst via het secretariaat moest passeren. De anderen belde je gewoon thuis of later op hun mobiele telefoon.

Na de competitiewedstrijden stuurt de thuisploeg tegenwoordig twee of drie spelers naar de mixed zone. Voorheen dook je na het perspraatje van de trainer in de gang naar de kleedkamers gewoon de vestiaire in. Op Anderlecht moest je dan wel even wachten tot Constant en later Roger Vanden Stock en Michel Verschueren uit de kleedkamer kwamen. In Brugge stond de pers lang in een lege vestiaire, wachtend tot de spelers één na één uit het grote bad aan kwamen druipen. De eerste trainer die vond dat het niet zo hoorde, met nieuwsgierige scribenten en één enkele scribente tussen de naakte, half afgedroogde spelers zo kort na de wedstrijd, was René Vandereycken bij AA Gent. Die beloofde dat alle spelers wel langs de perszaal zouden passeren, maar al de eerste keer glipten de belangrijkste Gentse sjotters langs de achterdeur naar het spelershome, en grijnsde René vriendelijk de klacht van de pers weg.

Interviews deed je op drie clubs na (bij Anderlecht in de kantine, bij Club in het spelershome, bij Standard in het cafetaria van het trainingscomplex) gewoon gezellig bij de spelers thuis. Je belde op maandag Jan Ceulemans, die zei: ‘Kom maar woensdag’, en stemde op de wedervraag ‘Kan het echt niet morgen?’ berustend in: ‘ Allez dan.’ Of je vroeg na een zaterdagavondwedstrijd aan Franky Van der Elst of hij ’s anderdaags tijd had voor een babbel. ‘Oei. Morgen heb ik een communiefeest.’ Om er meteen aan toe te voegen: ‘Maar als het morgenvroeg om negen uur past, kan het wel.’

Vaak bleef zo’n afspraak bij spelers thuis niet beperkt tot een tas koffie. Pino Decraeye van Waregem voorzag ooit een hele kaasschotel met aangepaste wijnen, en bij zijn ploegmaat Franky Dekenne bleven de taarten en gebakjes maar komen. Liersetrainer Walter Meeuws keek op een woensdagmiddag in het prille voorjaar van 1999 beteuterd toen de journalist vriendelijk bedankte voor het gulle aanbod om een flesje wijn te openen. ‘Echt niet? Ik heb een goeie fles uitgekozen’, was een sterk argument. De wijn was heerlijk, het interview bijna even goed, en een paar weken later won Lierse de bekerfinale. Het waren, kortom, andere tijden.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content