Het emotionele parcours van Steven De Petter: ‘Ik zou mijn carrière geven voor een normale thuissituatie’

© KOEN BAUTERS

Het leven van Steven De Petter is er één omringd door heftige gebeurtenissen. ‘Van een voetballer wordt vaak gedacht dat hij alleen maar een mooi en leuk leven heeft. Dat het een en al glamour is. Ik ervaar het toch anders. Ik heb een rugzakje.’

Voor de tv zit Ralph De Petter (7), in zijn handen rust een controller en zijn blik is strak op het beeldscherm gericht. Daar dartelen 22 virtuele voetballers over het veld: Ralph stuurt het Tottenham Hotspur van Jan Vertonghen en Toby Alderweireld aan. Zijn zusje van acht maanden rolt in haar zitje door de woonkamer, konijn Snoepie doet dat springend.

In de zetel kijkt Steven De Petter (32) toe op zijn kroost, zijn vrouw Daphné (32) zit naast hem. In Roosdaal woont het gezin nu drie jaar, dit huis hebben ze zelf laten bouwen. Al is het niet bepaald bij de deur van zijn club STVV, dat op een kleine honderd kilometer afstand ligt. ‘Ten laatste om zeven uur zit ik in de auto’, zegt De Petter. ‘Ik doe er ’s morgens een uur en vijfenveertig minuten over. De ring van Brussel, hè… Dus soms overnacht ik daar.’

Ideaal is het niet, geeft hij toe. Maar de keuze was een bewuste: na vier jaar bij KV Mechelen wilde de verdediger annex middenvelder een nieuwe uitdaging. En samen met zijn vrouw besloot hij om zelf de route naar Sint-Truiden af te leggen. ‘Mijn vrouw komt uit Roosdaal en werkt ook hier als zelfstandige in de thuisverpleging. Maar ook door wat we hebben meegemaakt wil ik niet dat mijn gezin alles moet achterlaten. Ik voel me er beter bij als ik de inspanning moet doen.’

Rollercoaster

Zoon Ralph werd namelijk drie maanden te vroeg geboren. Zijn vrouw Daphné was 29 weken zwanger toen haar water brak. ‘Ik was in paniek, maar zij bleef ijzig kalm, ze vroeg zelfs heel rustig om een handdoek. Ik zei: ‘Allez, wil je maken dat je in die auto zit?’ In het ziekenhuis kwamen de dokters bij ons met de mededeling: ‘We gaan geen praatjes verkopen. Jullie moeten met alles rekening houden.’ Ik had dat weekend eigenlijk match, maar mijn plek was in het ziekenhuis bij mijn vrouw. Ik ben alle dagen bij haar gebleven. Emotioneel was het zwaar. Niet slapen, wenen, de boel gaat aan het draaien. Gaat het kindje het halen? En als hij het haalt: hoe gaat hij eruit komen? Pas op dag vijf is mijn vrouw bevallen. En dat was ook geen normale bevalling. Het kindje moest er snel uit komen en mocht geen druk voelen. Al die dokters om haar heen en ik kon niets doen. Ik stond machteloos af te wachten in een onwetendheid: gaat dit goed komen?’

Het verlies van mijn moeder wil ik niet verwerken. Ik wil tot het einde van mijn dagen veel aan haar blijven denken.’ – Steven De Petter

En toen was hun zoon uiteindelijk daar. ‘Na 29 weken, 1230 gram. Bestel bij de slager maar een kilo gehakt. Dat is niets. Ze waren direct met hem weg voor de eerste zorgen. Daarna kwam hij even terug bij de mama en toen hup, weer weg. Naar de couveuse. Ook voor mijn vrouw was dat heel emotioneel. Zij was bevallen, maar het besef dat we vader en moeder waren geworden was er niet.’

‘Ik was er niet op voorbereid’, vult Daphné De Petter aan. ‘En dan gebeurt er ineens zo veel. Dat gevoel van ‘mijn kind’… dat was er gewoon nog niet.’ Steven De Petter: ‘Die avond ben ik voor het eerst bij hem gegaan. Daar lag hij in een couveuse. Vol kabeltjes en plakkertjes. En ik kon hem niet vastpakken. Dat is echt… En vooral dat niet-weten, of hij het haalt… Dat vrat aan me. Ik waande me in een rollercoaster, schoot van de ene emotie in de andere.’

Verbonden

Twee maanden lang lag Ralph vervolgens in het ziekenhuis. ‘Elke dag reden we van Aalst naar Gent. In de voormiddag en ’s avonds weer terug. Wij leefden voor dat ene moment. En de rest van de dag… Dat was ooglappen op en er bestond maar een ding: onze zoon. De eerste keer dat we hem mochten vastpakken, heeft nog een tijd geduurd. En het moest onder een trui, heel voorzichtig. Dat was wennen, best vreemd ook. Je bent niet vanaf het begin met je kleine samen geweest. Je moet elkaar nog leren kennen. Als ik er nu op terugkijk… Chapeau hoe we daar door zijn geraakt. En het heeft ons samen zo veel sterker gemaakt. Het is iets dat ons verbindt. Ikzelf ben er ook gevoeliger door geworden. En ik maak mij niet meer zo druk om dingen. Bij een slechte match denk ik nu: oké, een plaats geven.’

Daphné De Petter: ‘Voorheen kon hij een heel weekend bokken.’ Steven De Petter: ‘Daarom dat ik ook nu niet verlang dat zij allemaal meegaan naar Sint-Truiden. Ik kan het niet over mijn hart verkrijgen… Ralph is te vroeg geboren, heeft daardoor last van verlatingsangst en nu hij zijn jonge leven hier heeft opgebouwd, zou ik hem uit zijn vertrouwde omgeving weghalen… Dat kan ik simpelweg niet. Al was Sint-Truiden nog een uur langer rijden. Ik zou het zo blijven doen.’

Dit voorjaar werden Steven en Daphné De Petter opnieuw ouders. Van een kerngezonde dochter. ‘Maar op 29 weken kreeg ik opnieuw weeën’, aldus Daphné. ‘Ik ben een nacht in het ziekenhuis gebleven en dan is ze daarna zelfs over de veertig weken gegaan.’ De Petter: ‘Dat was een spannende periode, maar uiteindelijk was het een heel normale bevalling.’

Een met de natuur

Met Daphné is De Petter nu elf jaar samen. Vorig jaar trouwde het stel. ‘Ik heb haar in Gran Canaria bij de vuurtoren ten huwelijk gevraagd, tijdens een avondwandeling. Dat was een heel mooi moment, ons zoontje was daar ook bij.’

Niet veel later was Daphné in verwachting van hun tweede kindje. Samen proberen ze zoveel mogelijk tijd door te brengen. In de rust van het Pajottenland zoeken ze graag de natuur op. ‘We houden ervan om te gaan wandelen. Dan gaan we een blokje rond hier in de omgeving, richting Gooik heb je een prachtige natuur. Dan kunnen we echt de tijd nemen om wat te praten met elkaar. De kinderen genieten daar ook van. Daar hebben wij meer aan dan een avond voor de tv.’

Ook als De Petter een moment voor zichzelf heeft, is hij het liefste in de natuur te vinden. ‘Ik ga graag vissen. Dat probeer ik twee of drie keer in de maand te doen. Ook nu, in deze maanden als het kouder is. Vissen is voor mij een rustmoment, een manier om te ontspannen en een te zijn met de natuur. Mijn vrouw weet dat ik op die momenten wat moeilijker bereikbaar ben. Dan zet ik mijn telefoon uit, we zitten daar de hele dag al genoeg op te kijken, en neem de tijd. Het dagelijkse leven gaat zo snel, het is goed om dat af en toe eens los te laten. Dan maakt het niet uit of ik tien of vijftig vissen vang. Ik denk dat dat belangrijk is: om naast het voetbal op een andere manier je tijd te besteden. Dat zet de dingen waar je dagelijks in op gaat wat in zijn perspectief.’

Gek doen in de badkamer. 'Je kunt niet voor iedereen goed doen. Dat heb ik geprobeerd, maar dan ben je op den duur jezelf niet meer.'
Gek doen in de badkamer. ‘Je kunt niet voor iedereen goed doen. Dat heb ik geprobeerd, maar dan ben je op den duur jezelf niet meer.’© KOEN BAUTERS

Rugzakje

Die kleine dingen vormen samen met zijn vrouw en twee kinderen zijn houvast in zijn leven. Een leven waarin de ene storm alweer raasde als de andere net was gaan liggen. ‘Van een voetballer wordt vaak gedacht dat hij alleen maar een mooi en leuk leven heeft. Dat het één en al glamour is. Ik ervaar toch anders. Ik heb een rugzakje.’

Hij begint aan zijn verhaal en stopt dan. ‘Als we over mij persoonlijk praten dan kan ik er niet omheen. Het heeft mij gemaakt tot wie ik vandaag de dag ben, hoe mensen mij zien en hoe ze mij kennen. Maar ik wil er geen bloedbad van maken. Dingen kunnen soms pijnlijk zijn, ook voor een ander.’

De weg van zijn jeugd voerde hem over een pad vol hobbels en kuilen. ‘Mijn ouders zijn gescheiden toen ik een jaar of drie, vier was. Ik bleef bij mijn moeder wonen en mijn zus, die zes jaar ouder is, trok bij mijn vader in. Om het weekend ging ik naar hem toe.’ Hij is even stil.

‘Als ik mijzelf nu bezie in de situatie van toen, dan zou ik die het beste zo kunnen omschrijven’, zegt De Petter en hij strekt zijn armen voor zich uit, alsof hij iets groots tussen zijn handen vasthoudt. ‘Dit is een trofee, en die gaat van het ene kamp naar het andere.’ Zijn armen gaan van links naar rechts. ‘Ben je in het ene kamp dan trekt het andere kamp en andersom. Bij je moeder hoor je die verhalen. Bij je vader weer andere. Op twaalfjarige leeftijd heb ik gezegd: ‘Ik ga bij mijn vader blijven’. Dat is via de rechtbank erdoor gekomen. Toen heb ik acht jaar geen contact gehad met mijn moeder.’

Geen communicatie

Bij zijn vader verliep zijn leven op latere leeftijd echter ook moeizaam. ‘Dat resulteerde erin dat ik daar twee jaar heb gewoond zonder enige communicatie. Maar ik sloeg wel alles op, en dat bleef binnen zitten, hè.’ Meer erover vertellen wil hij niet. ‘Maar uiteindelijk leidde dat ertoe dat ik emotioneel was afgevlakt. Ik had een muur rondom mij gebouwd.’

In die cruciale fase in zijn leven kwam De Petter zijn vrouw tegen. Ze werkte in de kantine bij FCV Dender, de eerste club van de voetballer. ‘Dan kwam ik bij haar om een drankje te bestellen. Haar spontaniteit viel me op. Ze was altijd opgewekt en zag er ook als een zeker meisje uit. Er was meteen een klik, we voelden wel dat het goed zat. Maar het heeft nog wel even geduurd voor we een relatie hadden. Het was ook niet zo simpel met mij. Ik liet niemand binnen, blokte veel af. Dat was moeilijk voor haar. Zij is een open type en in het begin botste dat.’

Al vrij snel trok De Petter echter in bij zijn vriendin, die toen nog thuis woonde. ‘Ik heb thuis de auto vol geladen en ben vertrokken. En bij haar familie kwam ik in een totaal andere situatie terecht. Geen gescheiden ouders, een heel warm gezin, open en hecht.’ Het contact met zijn vader is er nu sinds anderhalf jaar niet meer. ‘We hebben een tijdje contact gehad, maar dat lag altijd gevoelig. We praatten wel met elkaar, maar altijd was er een spanning tussen ons, het ging nooit gemakkelijk.’ Hij knikt naar zijn dochter Lou-Rose. ‘De kleinste heeft hij niet gezien. Dus, ja… Van mij mag hij komen. Niet eens voor mij. Maar toch voor die kleintjes… Voor mij zal dit nooit de beste beslissing zijn. Maar door de omstandigheden kun je soms niet anders. Ik heb geprobeerd mijn eigen weg erin te vinden. En daar horen keuzes bij. Als je vooruit wilt, moet je wel. Je kunt het niet voor iedereen goed doen. Dat heb ik geprobeerd, maar dan ben je op den duur jezelf niet meer.’

Afscheid

Met zijn moeder herstelde het contact wel weer, na acht jaar. ‘We hebben elkaar vastgepakt en gehuild. Het was onwennig, na zo’n lange tijd. Maar ze zag er nog hetzelfde uit, al was ze wat vermagerd. Ze was ernstig ziek. Maar qua inborst was ze nog dezelfde persoon. We zijn opnieuw begonnen. Zo voelde dat. Maar dat heeft niet lang geduurd. Ze is drie, vier jaar later op 54-jarige leeftijd gestorven aan pancreaskanker. Dat is nu vier jaar geleden.

‘Het contact was toen goed. En ik ben er blij om dat ik dat nog met haar heb mogen hebben. Ze hield zich sterk voor ons, dat wel. Ze kon niet meer in de zetel zitten, maar als ze wist dat wij kwamen, maakte ze zich op en zette zich recht. In de laatste week van haar leven is mijn zus ook terug gegaan bij mijn moeder. We hebben haar zien sterven…

‘Ik mis haar. Zeker… Ik denk vrijwel dagelijks aan haar. Ik zag de toekomst samen rooskleurig. Tot mijn twaalf, dertien jaar groeide ik op bij haar. En die opvoeding heeft zij heel goed gedaan. Ik heb wijze levenslessen van haar meegekregen en ook met mijn vrouw en zoon klikte het. Mijn vrouw heeft haar de laatste week verzorgd. Die twee hadden een goede band in die korte tijd opgebouwd. Maar meer is er helaas niet mogen zijn. En dat is een gemis.

‘Maar ik ben ook tevreden als ik erop terugkijk; dat ik de laatste dagen zo veel bij haar heb kunnen zijn. Ik heb goed afscheid van haar kunnen nemen. Ja, op zich wel. Maar het blijft een moment dat op mijn netvlies gebrand staat. We wisten dat ze ziek was, maar dat het zo snel zou gaan… Ergens verwacht je het, maar als het moment daar is, is het een serieuze mokerslag. Dat zit ergens in de mens: we duwen moeilijke momenten zoals de dood graag weg. We willen daar niet te veel aan denken. Tot we ermee geconfronteerd worden. Dan pas is het realiteit. Maar de mens is een sterk wezen. Dan is het opstaan en doorgaan. Maar verwerkt? Dat heb ik het verlies van mijn moeder niet. En ergens wil ik dat ook niet. Dat klinkt raar, maar ik wil tot het einde van mijn dagen veel aan haar denken.’

Ik zou mijn carrière geven voor een normale thuissituatie. Direct. Zonder de minste twijfel.’ – Steven De Petter

Straf karakter

Maar ook voor De Petter geldt: hij heeft zijn weg gevonden. Depressieve gevoelens kent hij niet. ‘Ik realiseer me dat dit een verhaal is met een negatieve boodschap. Maar het is zoals het is. Ik wil niet de goednieuwsshow brengen. Ik haat het om verhalen te maken die niet bestaan. Soms heb ik het misschien daardoor ook moeilijk met het voetbal. De realiteit is de realiteit bij mij. Wit is wit en het zal ook wit blijven. Maar dat betekent niet dat ik mij slecht voel. Ik ben een sterke persoonlijkheid, zeker ook door de jaren heen geworden. Als je zulke dingen meemaakt in je leven krijg je een straf karakter. Ik laat niet bij de minste tegenslag mijn hoofd hangen. En daar heb ik in mijn leven al vaak iets aan gehad. Ook in het voetbal.’

Met zijn gezin. 'We houden ervan om te gaan wandelen. Dan gaan we een blokje rond hier in de omgeving.'
Met zijn gezin. ‘We houden ervan om te gaan wandelen. Dan gaan we een blokje rond hier in de omgeving.’© KOEN BAUTERS

Tegelijkertijd vraagt hij zich af hoe zijn leven eruit zou hebben gezien als hij geen voetballer was geweest. ‘Wat had ik anders kunnen doen om hier beter uit te komen? Dat vraag ik mij soms af. En dan denk ik aan het voetbal. Misschien ben ik als voetballer anders geworden zonder dat ik het weet. Of misschien word ik anders bekeken omdat ik voetballer ben. Ik had de evolutie in mijn leven weleens willen zien als ik normaal in de maatschappij had gestaan. Ik denk dat ik met veel mensen, ook in mijn familie, een betere band zou hebben gehad. Dan hadden ze me meer als mens willen leren kennen, denk ik. In plaats van altijd die eerste vraag: ‘Hoe is het met het voetbal?’ Er zit ook iemand áchter die voetballer.

‘Nee, ik neem mezelf niets kwalijk. Als ik, cru gezegd, morgen in mijn kist kruip, weet ik: ik heb alles aan honderd per uur gedaan. Dat is in het voetbal ook zo. Ik stap altijd van het veld met de wetenschap: ik heb er alles aan gedaan. Ik kan slechte matchen spelen en ik ga er nog veel spelen, maar in mijzelf weet ik: er zat niks meer in. En dat geldt ook voor mijn leven. Ik heb alles met de beste bedoelingen gedaan. Ik zeg niet dat ik alles goed heb gedaan, maar ik kan mijzelf recht in de spiegel aankijken. Ik heb rust. Mijn geluk zit hier, rondom mij. En mijn zus Nathalie. Een standbeeld zou niet genoeg zijn voor wat ik voor haar voel en wat zij voor mij betekent. Zij is mijn steun en toeverlaat. Altijd. Op die mensen ligt mijn volledige focus, met hen ben ik gelukkig. En het gaat goed met me. Maar ik zou mijn carrière geven voor een normale thuissituatie. Direct. Zonder de minste twijfel.’

Mayke Wijnen

‘Met opportunisme heb ik het moeilijk’

‘Voetbal is voor mij mijn beroep. Het is ook nog steeds mijn hobby, maar niet altijd’, zegt Steven De Petter. ‘Als ik op het veld sta, voor de training en de wedstrijd, en ik zit goed in mijn vel, we spelen in de regen en ik tackle en ben vrij… Dán is het hobby. Maar dat hele circus dat er rond draait… dat is mijn beroep.

‘En dat weet je niet als je als kleine jongen begint met voetballen. Het is je hobby en langzaam merk je: hoe hoger je komt, hoe meer eromheen gebeurt en hoe meer het van hobby werk wordt. Dan wordt het gewoon minder leuk. En voor nu vind ik dat prima. Ik geniet ervan, zit bij een warme club. Anders zou ik dit ook niet volhouden. Maar ik wil er geen termijn op plakken hoe lang ik nog doorga. Ik ken mezelf: als ik er echt geen goesting meer in heb, dan stop ik meteen. Van het ene op de andere moment. Wat ik daarna ga doen, zie ik wel. Moet het het voetbal zijn? Nee. Mag het het voetbal zijn? Ja. Ik ben niet bang om iets totaal anders te gaan doen dan voetbal.

‘Ik heb gestudeerd, aan de hogeschool office management heb ik mijn bachelor gehaald. Daarna heb ik werk gecombineerd met voetbal in de tweede klasse. Uiteindelijk ben ik met het werk gestopt toen we met Dender naar de eerste klasse promoveerden.

‘Hoofdtrainer? Pffff… Dat moet je kunnen. Het voetbal is ook een wereld… De trainer kan goed werk leveren en álles er in stoppen, maar een week later is hij ontslagen. Met dat opportunisme heb ik het moeilijk. En wil ik daar deel van uit maken? Dat weet ik niet. Ik word graag ook geapprecieerd om het werk dat ik doe.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content