Moanes Dabour: zingen of niet zingen?

© Reuters

Dinsdag spelen de Rode Duivels in Israël. In het Beloofde Land is voetbal altijd een beetje meer dan sport alleen.

Op 16 november tegen Bosnië-Herzegovina zongen in Haifa 30.800 toeschouwers uit volle borst het Israëlische volkslied mee. Minder enthousiast om dat volkslied mee te zingen zijn de Israëlische internationals van Arabische afkomst, die de afgelopen jaren steeds talrijker opduiken in de Premier League én in de nationale ploeg. Ze treden er in de voetsporen van Walid Badir,die tussen 1997 en 2007 liefst 74 keer voor het nationale team uitkwam. Dat is maar twintig interlands minder dan zijn generatiegenoot en Israëlisch recordhouder Arik Benado.

Zingen of niet zingen?

Vandaag zijn er bij de U21 liefst vijf jeugdinternationals Arabieren. In het A-team dat België ontvangt, is Moanes Dabour de held van de Arabische Israëli’s. De 22-jarige spits ruilde vorig jaar Maccabi Haifa voor het Zwitserse Grasshoppers Zürich en is daar een van de uitblinkers.

De vraag of hij het nationale volkslied moet meezingen, is een lastige opgave voor Dabour. Zingt hij mee, dan wijst heel de Arabische wereld hem met de vinger. Zwijgt hij, dan beschouwen de Joodse Israëli’s hem als ondankbaar.

Prijs

De laatste jaren groeit het aantal Arabische Israëliërs in de Premier League, zoals de Israëlische profcompetitie sinds 1999 heet. In 2004 won Bnei Sachnin als eerste Arabische club een prijs, de Israëlische beker. Het team was een jaar eerder voor het eerst gepromoveerd naar de Premier League, als tweede Arabische club ooit, na Hapoel Tayibe dat het in 1966 welgeteld één seizoen uithield aan de top en in 2003 de boeken neerlegde in vijfde klasse. Nazareth dat als derde Arabische club promoveerde, zit intussen alweer in tweede klasse. Dus wordt de eer van de 1,5 miljoen Arabieren in Israël (op een totaal van acht miljoen inwoners) verdedigd door de club uit het stadje met 25.000 inwoners uit het noorden van Galilea.

Het winnende team van 2004 had een Joodse trainer, drie Joodse spelers en Joodse fans. Kapitein Abbas Suan kwam tussen 2004 en 2006 als Arabische Israëliër twaalf keer voor de nationale ploeg uit. Afgelopen seizoen eindigde Bnei Sachnin zesde in play-off 1 waar net als in België de zes best gerangschikte ploegen strijden om de titel.

In 2006 kreeg de club, die in eigen land moeite had om sponsors te vinden, een donatie van zes miljoen dollar voor een nieuw stadion vanuit Qatar. In juli 2014 maakte Qatar aan Bnei nog eens 2,5 miljoen euro over, goed voor de helft van het jaarbudget. Het probleem? De schenker, Azmi Bishara, ontvluchtte Israël in 2007 omdat hij samengewerkt had met de Hezbollah in Libanon.

Toen in december 2013 tijdens de hard bevochten match tegen Beitar een paar Sachninfans met Palestijnse vlaggen zwaaiden, en Beitarfans een Koran in brand staken, vroeg een parlementslid in de Knesset – het Israëlische parlement – om de club uit competitie te nemen, vanwege die Palestijnse vlaggen: was dat niet ongehoord voor een club die mee proeft van Israëlisch geld? De laatste jaren heeft Bnei Sachnin géén Joodse spelers meer en neemt bij de aanhang de frustratie toe, een gevolg van de verdere polarisatie na het recente Gazaconflict.

Lees de hele reportage over voetbal in Israël in Sport/Voetbalmagazine van 25 maart.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content