Voetbalcommentator John Motson: ‘Waar anders dan in Engeland heb je zoveel snelheid, spanning en spektakel?’

© BELGAIMAGE

Na meer dan vijftig jaar als wedstrijdcommentator bij Match of the Day kondigde John Motson (72) aan dat hij na dit seizoen op pensioen gaat. Herlees het gesprek dat Sport/Voetbalmagazine vorig jaar met hem had in Londen.

Het bericht waarmee hij bellers verwelkomt op zijn voicemail is enthousiast genoeg om regenwolken te verdrijven: ‘Hello! This is Motty!’ Een bijzondere ontmoeting met John Motson (71), sinds 1971 commentator bij Match of the Day, The Voice of English Football.

Dit artikel verscheen eerder in Sport/Voetbalmagazine van 7 december 2016

Een duf hotel in Knightsbridge, upperclass Londen. In de bar bladeren mensen door hun krantjes, anderen staren glazig naar buiten, de muzak kabbelt voorbij. Voor de ingang wurmt een grijze heer zich uit een taxi en schuifelt de lobby in. Niemand slaat acht op het gekromde mannetje, tot hij zijn bezoek al van ver begroet. ‘Hello there! Good morning! How are you?

Nu weet iedereen wie hij is. De stém is binnen en heeft het slaperige barretje tot leven gewekt. Dezelfde stem die er al decennia in slaagt zelfs de meest bloedeloze voetbalmatch te transformeren in een spektakelstuk. Dat licht raspende, immer opgewekte en altijd net tegen overslaan aanhangende geluid van John Motson, The Voice of English Football.

Al bijna een halve eeuw levert hij de soundtrack bij het voetbalparadijs. Een instituut binnen dat andere instituut, Match of the Day. Onderscheiden door Queen Elizabeth II (The Most Excellent Order of the British Empire), de tv-kijkers (elk jaar bovenaan in populariteitspolls) én wetenschappers, die vaststelden dat Motson twee keer zo snel, hard en gevarieerd kan praten als een normaal mens. De zeventiger die een mooie goal nog net wat mooier kan maken. Gepassioneerd, zelfs wanneer hij een cappuccino begroet. ‘Lovely! Thank you!

Zijn stemkunsten heeft hij van zijn vader, een dominee. ‘Heel krachtig. De stem van mijn vader kwam zonder microfoon tot helemaal achter in de kerk. Het kan dat je genetische factoren kunt aanwijzen in mijn manier van werken. Wat ik zeker weet, is dat ik van mijn vader de liefde voor het voetbal heb meegekregen.’

Hij werd geboren in Manchester, maar kwam als zoon van een rondtrekkende priester al snel in alle hoeken van het land. ‘Samen bezochten we heel veel wedstrijden. Arsenal, Tottenham Hotspur, de clubs in het noorden… Toen we in het zuiden van Londen woonden, gingen we vaak naar Charlton Athletic. Later verhuisden we naar de andere kant van de Thames en kreeg mijn vader een zwak voor Chelsea.’

Als kind verzamelde hij tickets en programmaboekjes. ‘Eerst alleen souvenirs van wedstrijden die ik had bezocht. Daarna schreef ik brieven aan clubs, mét lege envelop en postzegel ingesloten, en was ik dolgelukkig als die gevuld terugkwam van pakweg Everton of Preston North End.’

Motson zou nooit meer stoppen met verzamelen. Hij bezit programmaboekjes van alle FA Cupfinales sinds 1922. Dus ook eentje van de Rainy Day Final in 1924, een 2-0-zege van Newcastle United op Aston Villa. ‘De tweede finale op Wembley. Het regende de hele middag, toeschouwers gebruikten hun boekjes als beschutting. Het was ontzettend lastig er eentje te vinden met een voorkant. Maar het is me gelukt. Wat denk je dat die waard is? Achtduizend pond! (9426 euro, nvdr) Maar niet te koop!’

EXPERIMENT

Een baan als krantenverslaggever was zijn doel. Op zijn zestiende werd Motson loopjongen bij de Barnet Press Weekly Newspaper. Er hoefde maar íéts in het stadje boven Londen te gebeuren of hij stond er met zijn neus bovenop. ‘Ongevallen, bruiloften, begrafenissen en voetbalwedstrijden.’ Die laatste categorie sprak hem het meest aan, na vier jaar wilde hij zich specialiseren: sportverslaggever.

Hij solliciteerde bij ongeveer alle bladen. The Morning Telegraph in Sheffield hapte toe. ‘De ene week zat ik bij Sheffield Wednesday, de week erop bij Sheffield United. Of bij Rotherham United, Mansfield Town of Chesterfield. Ik dacht dat ik mijn roeping had gevonden.’

In die tijd begon de BBC experimenten met regionale radiozenders. Een van de eerste proefstations werd opgezet in Sheffield. ‘Met minimale middelen. Mijn chef bij de krant mocht een sportprogrammaatje in elkaar draaien. Hij vroeg zijn redacteurs, na het bezoeken van een wedstrijd, naar de studio te komen om kort verslag uit te brengen.’ Motson bleek zich aardig te kunnen redden met een microfoon. ‘De eindredacteur bij de krant zei: ‘John, ik hoorde je zaterdag op de radio en las daarnet je krantenstukje. Vooral doorgaan met dat omroepwerk!’ Dat advies nam ik ter harte.’

Hij reageerde met succes op een vacature bij BBC Radio 2. Presentatietekstjes schrijven, uitslagen voorlezen. Zijn stem viel in de smaak, zodat hij eind 1969 als wedstrijdcommentator op de radio debuteerde. Anderhalf jaar later kwam er op de tv-afdeling een plekje vrij. ‘De keuze viel op mij’, glundert Motson, alsof hij het nieuws net heeft vernomen.

Op 9 oktober 1971 klonk zijn stem voor het eerst tijdens Match of the Day. ‘Een uiterst vergeetbare 0-0 tussen Liverpool en Chelsea. Ik hield geen bijzonder goed gevoel over aan mijn debuut. De overgang van radio naar tv was lastig. Ik was gewend te vertellen wie welke kant op trapte, hoeveel het stond en hoe lang er was gespeeld, maar dat konden de mensen thuis zelf ook wel zien. Ik moest iets toevoegen, maar wist niet wat.’

De doorbraak kwam tijdens een FA Cupduel tussen Hereford United en Newcastle United in 1972, een van de grootste Engelse bekersensaties ooit. De amateurs stootten de sterren van Newcastle uit het toernooi, de volstrekt onbekende Ronnie Radford tekende met een daverende knal voor het Doelpunt van het Seizoen en op de tribune joelde een jonge BBC-verslaggever alsof zijn voeten in brand stonden. De sfeerreporter was geboren.

ROD STEWART

Nu is hij ruim 2000 wedstrijden en een stuk of 12 kenmerkende winterjassen van schapenwol verder. Zijn licht rasperige, altijd tegen overslaan aanhangende stem is de enige constante in een voortdurend transformerende wereld. Motson stamt nog uit de tijd van de zwart-wit tv, zie daarvoor een van zijn meest gememoreerde uitspraken: ‘For the benefit of those watching in black and white, Spurs are in yellow.’ Het was niet grappig bedoeld.

Niet alleen de tv’s veranderden. ‘In die eerste jaren had je nog geen reclameborden in de stadions. Ik herinner me nog dat, ergens in de jaren zeventig, een nieuwe medewerker bij Sheffield United zichzelf als commercieel manager voorstelde. Ik schoot in de lach. ‘Wat is dat, iets nieuws?’ ‘Ja’, zei hij, ‘en wil je ook ons nieuwe restaurant even zien?’ Daarvoor bedankte ik. Ik had geen tijd om nog naar het centrum te gaan, ik moest de wedstrijd verslaan. Wat bleek? Er zat een restaurant ín het stadion! Alles stond nog in de kinderschoenen, ook de fysieke voorbereiding. Alan Hansen (verdediger van Liverpool tussen 1977 en 1991, daarna analist bij Match of the Day, nvdr) vertelde me ooit over de warming-up in zijn beginjaren bij Liverpool: vier kniebuigingen in de kleedkamer. Dat was het.’

Als commentator was het behelpen. ‘De BBC beschikte over één Action Replay, een machine waarmee je op locatie een fase kon herhalen. Maar op zaterdagmiddag werd dat apparaat gebruikt bij de paardenrennen. Die races werden live uitgezonden, het voetbal niet. De studiomensen konden achteraf nog herhalingen toevoegen, maar ín het stadion had je daar als commentator in het stadion niets aan. Je moest in een keer alles goed zien en benoemen, achteraf tekst invoegen was niet mogelijk. Elk doelpunt was een beproeving. Terwijl spelers juichend over het veld liepen, moest je het commentaar geven voor bij de herhaling die later zou worden ingevoegd en die je zelf dus niet zag. En dan was het altijd weer hopen en bidden dat je het juist had.’

Motson blaast het uit. ‘Ik was altijd bang fouten te maken en kon nachtenlang wakker liggen voor een wedstrijd. Die nervositeit raakte ik pas kwijt nadat ik met vrienden was uitgenodigd voor een potje voetbal bij Rod Stewart, in het begin van de jaren negentig. Na afloop vroeg ik hem of hij nooit zenuwachtig is als hij op een podium stapt. ‘Waarom zou ik?’, antwoordde hij. ‘Singing is what I do. Die nuchterheid vond ik zó inspirerend.’

Tegenwoordig krijgt Motson op de perstribune een rits herhalingen uit alle hoeken en standen voorgeschoteld. Toch vindt hij het vak niet gemakkelijker geworden. ‘Het spel is een stuk sneller. Vroeger speelde elke ploeg met de rugnummers 1 tot en met 11 en wist je precies wie waar stond. Geloof het of niet, maar buitenspelers stonden nog aan de zijkant van het veld! Teams hadden één reserve op de bank, die alleen bij een blessure mocht invallen. Vandaag de dag werken clubs met enorme selecties en moet ik 36 spelers in de gaten houden. Eerlijk waar, dat vind ik het moeilijkst van al. Ik vind het vreselijk als managers in de slotfase nog twee of drie keer wisselen. Dan steek ik een verhaal af over de man die erin komt, terwijl ik me intussen afvraag wie eruit is gegaan en zie dat het spel alweer in moordend tempo voortraast.’

PASSIE

Hij zucht af en toe. ‘In het verleden verklapten de managers mij de dag ervoor hun opstelling. Helaas zijn ze niet allemaal meer zoals Bobby Robson. Sommigen, onder wie Tony Pulis van West Brom die ik al jaren ken, zullen me altijd helpen. Maar we hebben ook veel overzeese managers, die niet uit onze cultuur komen – en ik niet uit die van hen – en met wie je moeilijk eenzelfde vertrouwensrelatie kan opbouwen. Dus wend ik me vaak maar tot een assistent, fysiotherapeut of koffiejuffrouw. Ik ben blij met iedereen die me een beetje op weg kan helpen. Voetbal is zo geheimzinnig geworden.’

En toch. Ook al werkt Motson thuis nog altijd op een typemachine, cynisch over het moderne voetbal is hij niet. Voetbal is zijn werk, maar boven alles nog altijd zijn passie. Motson verslaat elke wedstrijd alsof het voortbestaan van de mensheid op het spel staat en kan heel blij worden van kleine dingen. Typerend zinnetje: ‘What a time to score… 22 minutes!

Kritiekloos is hij evenmin. Hij veroordeelt de geldzucht in de Premier League. ‘Wanstaltig. Het wedstrijdbezoek is haast onbetaalbaar geworden voor de gewone man. Ook de verdeling van de tv-gelden baart me grote zorgen. Clubs die promoveren vanuit de Championship krijgen er zo honderd miljoen pond (117 miljoen euro, nvdr) bij. Voor degradanten uit de Premier League bestaat de parachuteregeling, waardoor een club als Queens Park Rangers de komende drie jaar recht heeft op tachtig miljoen pond (94 miljoen euro, nvdr). Ik voorzie een steeds groter wordende kloof tussen teams die de Premier League nog kunnen halen en de rest. Slechte zaak.’

Hij complimenteert de ober met zijn witte wijn (‘Wonderful‘) en heft het glas op het Engelse voetbal, volgens hem het mooiste dat er is. ‘Waar anders heb je zo veel snelheid, spanning en spektakel in de strafschopgebieden? De Premier League biedt spelers van internationale klasse voor een Engels publiek, die combinatie is geweldig. Sommige mensen beweren dat de Spaanse Liga beter is, maar dan doelen ze op Barcelona, Real Madrid en misschien nog een of twee andere clubs. Bij ons, en daar zijn we trots op, kan iedereen nog altijd iedereen verslaan.’

En dus blijft Motson van stadion naar stadion trekken. Zo lang het kan. ‘Ik doe het wel wat rustiger aan, een stuk of dertig duels per seizoen. Maar op vrije zaterdagen ga ik wel naar het voetbal.’ Met de BBC bekijkt hij zijn toekomst van jaar tot jaar. ‘Als ik ooit het plezier verlies, is dat het moment om te stoppen. Maar die verschrikkelijke dag is nog niet voorbijgekomen. Nog altijd word ik verrast door het voetbal. Je weet vooraf nooit wat er gaat gebeuren, dat is het mooie aan de sport. Daarin schuilt de schoonheid van het commentaar geven: omgaan met het onvoorspelbare.’ Hij staat op, bedankt het personeel uitvoerig en slaat zijn gesprekspartner op een schouder. ‘Well well, that was great!

Geert-Jan Jakobs

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content