‘Alleen klootzakken winnen de titel’

Nico Rosberg en Lewis Hamilton

Sport leeft van duels, liefst tussen helden en schurken. In de formule 1 komt daar nog een extra pigment bij: de strijd tussen teammaats ¬ die tussen Nico Rosberg en Lewis Hamilton wordt zondag beslecht in de GP van Abu Dhabi, de laatste van het jaar. Wat als je aartsvijand in dezelfde pits rondloopt?

Hoe het voelt om tegen een bal te trappen, over een horde te springen of in een zwembad te duiken: iedereen kan het zich voorstellen. Maar wat betekent het om op het scherp van de snee te racen, met flink meer dan 300 kilometer per uur? Dat weten alleen F1-rijders. Voor ons blijft het een abstractie. Net daarom krijgen de kampioenen van de autosport te weinig krediet. Wie wint: de auto of de bestuurder? Die vraag stelt elke leek zich. Maar de F1 draait om een andere vraag: hoe sterk moet je zijn, als rijder én als mens, om in de snelste auto te belanden?

Nico Rosberg, de huidige leider in de WK-tussenstand, zit in een Mercedes. Die auto geeft de concurrentie zo gemakkelijk het nakijken dat Rosberg en zijn teamgenoot Lewis Hamilton zelfs achteruitracend nog zouden zegevieren. Hun mag je dat niet verwijten, en het vermindert hun verdienste ook niet. Op het juiste moment in de juiste cockpit zitten is óók een zaak van slim manoeuvreren. Toen Hamilton vier jaar geleden van McLaren naar Mercedes ging, verklaarden kenners hem gek. ‘Je verruilt Manchester United voor West Ham’, bulderde Jeremy Clarkson in Top Gear. ‘Die sukkels van Mercedes hebben de laatste drie jaar één race gewonnen!’ Waarop Hamilton, schouderophalend: ‘I am a risk-taker.’ Zijn gok rendeerde: al drie jaar wint Mercedes met straatlengten voorsprong de constructeurstitel.

Is een renstal onklopbaar, zoals Mercedes nu, dan maken alleen zijn twee rijders kans op de lauwerkrans. In 2014 en 2015 ging Lewis Hamilton ermee aan de haal. De Brit rijdt op instinct en versaagt nooit: hij is een risk-taker, inderdaad. En een man met een verhaal. Hamilton komt uit een relatief arm gezin, zeker naar F1-normen, en had een moeilijke jeugd. Hij leek niet in de wieg gelegd voor een leven tussen de rich & famous, maar ontpopt zich nu als een glamourboy: even snel en blits op de catwalk als op de track. Nico Rosberg, die hem de titel dreigt te ontfutselen, is zijn absolute tegenbeeld. De zoon van oud-wereldkampioen Keke Rosberg werd vanaf zijn prille jeugd gekneed tot de ideale, kleurloze coureur. Keke is een Fin. Hij liet zijn zoon de Duitse nationaliteit aannemen omdat je zo vlotter sponsors lokt. Nico groeide op in Monaco en leerde vijf talen maar géén Fins, wegens weinig ’toegevoegde waarde’. Hij rijdt zoals hij overkomt: sec, bijna emotieloos. Hij wint door níét te doen wat Lewis Hamilton doet. Rosberg neemt geen risico’s en duwt zijn bolide zachtjes tot de limiet – maar nooit erover. In de berekende, vaak ronduit saaie F1 van vandaag rendeert dat.

Toch blijft ook de onderkoelde Rosberg voor alles een coureur. En coureurs willen maar één ding: winnen. Hij en Hamilton staan bekend als jeugdvrienden, en in hun geval is dat geen promopraatje. Manager Dino Chiesa, een naam als een klok in de autosport, bracht beide talenten rond de eeuwwisseling samen in het beruchte MRM-kartingteam. Ondanks hun verschillen groeiden de twee naar elkaar toe. ‘Nico woonde in Monaco en leidde geen normaal leven. Maten had hij amper. Lewis, die uit de buitenwijken van het Zuidoost- Engelse Stevenage kwam, leerde hem hoe je lol moest trappen’, vertelde Chiesa over die tijd. Rosberg, Hamilton en hun beider vaders zouden twee jaar lang lief en leed delen, in 2000 en 2001. Ze verbleven meestal onder hetzelfde dak, doorgaans in een achterafhotel in de buurt van een circuit. Chiesa wist wat voor vlees hij in de kuip had: ‘Het waren toptalenten, onstuitbaar op weg naar de formule 1. Toen ze tieners waren, won Lewis meer races en Nico meer titels. Lewis is agressiever, bij hem is het alles of niets. Voor Nico is een tweede plaats ook goed, als dat aan het eind van de rit het kampioenschap oplevert.’

Close zijn ze al lang niet meer. Sinds ze de enige kandidaten voor de titel zijn, heeft zich tussen Rosberg en Hamilton een klassieke F1-vete ontsponnen. Met genegeerde teamorders, dubieuze manoeuvres, schimpscheuten in de pers, en zelfs een bewuste crash. Die kwam er op 24 augustus 2014, in de tweede ronde van de GP van België. Rosberg voerde de WK-tussenstand aan, maar had zijn voorsprong race na race zien wegsmelten. Hij kookte nog na van de vorige GP, een maand eerder in Hongarije. Daar had Hamilton de snellere Rosberg geblokkeerd, ondanks het herhaalde order van hun team om hem voorbij te laten. Rosberg vereffende de openstaande rekening in Spa-Francorchamps, waar hij Hamilton in zijn flank ramde. De keurige Duitser schrok van zijn eigen daad, werd op het podium uitgejoeld, en kwijnde de volgende races weg. Een mentaal overwicht was ontstaan: alleen Hamilton durfde tot het uiterste te gaan. Dat overwicht sloeg pas eind vorig jaar om: Rosberg won de laatste drie races van 2015 en de eerste vier van 2016. Tot de GP van Spanje, in mei, toen de twee Mercedessen wéér op elkaar botsten. Sindsdien haalde Hamilton Rosbergs voorsprong in, raakte dan weer achterop, maar rijdt sinds de GP van de Verenigde Staten weer met het mes tussen de tanden. Nog 12 punten scheiden hem van Rosberg. De beslissing valt zondag in Abu Dhabi, tijdens de slotrace van het seizoen.

‘Boertige sukkel’

Hoezeer de tweestrijd tussen Lewis Hamilton en Nico Rosberg ook over de tongen gaat, hij blijft klein bier vergeleken bij de legendarische vetes die de formule 1 in de jaren tachtig kleurden. Twee daarvan, die bovendien bijna tegelijk plaatsvonden, steken erbovenuit: Piquet versus Mansell en Prost versus Senna.

1986. Alain Prost was het jaar voordien onstuitbaar geweest in de McLaren met de iconische Marlboro-kleuren, maar die winter had het Williams-team de kloof meer dan gedicht. Dat Williams-goudhaantje Nelson Piquet – toen al tweevoudig wereldkampioen – de titel zou winnen, stond in de sterren geschreven. Zijn teammaat Nigel Mansell had sinds zijn debuut in 1980 amper twee GP’s gewonnen: van die ‘boertige sukkel’, en we citeren de immer hatelijke Piquet, verwachtte de Braziliaan geen tegenstand. Les 1 voor wie wil winnen: let op je woorden. Een getergde Mansell zou dat jaar vijf GP’s winnen en aan de status én de WK-voorsprong van Piquet knagen. Piquet ging klagen bij Honda, dat de motoren leverde waaraan Williams zijn voorsprong te danken had. Meteen zong Mansell een toontje lager – Honda zou zelfs gevraagd hebben om de Brit te ontslaan. Prost won in ’86 een onmogelijke titel. Terwijl de Williams-rijders elkaar het leven zuur maakten, was hij met het been gaan lopen.

Het zou Nelson Piquet geen tweede keer overkomen. In 1987 ontpopte hij zich als een volbloed intrigant. Hij smeedde een hechte band met de Williams-ingenieurs, die een nieuw differentieel hadden ontwikkeld. Wat er precies gebeurd is, daarover verschillen de meningen, maar alleen Piquet zou dat jaar met het nieuwe systeem rijden. Nigel Mansell wist niet eens dat het bestond. Piquet won de titel met de vingers in de neus, vertrok naar Lotus, en nam de machtige Honda-motoren met zich mee. Natrappen deed hij in een Playboy-interview waarin hij Mansell nog maar eens ‘dom’ noemde en onaardige dingen zei over diens vrouw Rosanne. En Piquet, van wie Damon Hill (wereldkampioen in 1996) ooit zei dat hij ‘leeft om te stoken’, kan het nog bruiner bakken. Op de vraag wie nu de betere was geweest, hij of zijn betreurde landgenoot Ayrton Senna, antwoordde hij een paar jaar geleden kurkdroog: ‘Wel, ik leef nog.’

Piquet mocht Honda dan wel van Williams hebben weggelokt, in 1988 voorzagen de Japanners behalve Lotus ook McLaren van motoren. Omdat McLaren het betere chassis had, waren zij de te kloppen formatie. Prost zag zichzelf al met gemak naar de titel grijpen. Maar ondertussen was een nieuw fenomeen opgestaan: zijn nieuwe teamgenoot Ayrton Senna, die hij in zijn overmoed zelf bij McLaren-baas Ron Dennis had geïntroduceerd. De Braziliaan zou in ’88 iedereen overvleugelen. De cohabitatie tussen de toekomstige kemphanen bleef aanvankelijk beschaafd. Pas eind september, tijdens de GP van Portugal, hield het publiek voor het eerst zijn adem in bij hun duel, toen Senna een inhaalmanoeuvre van Prost pareerde door hem met 280 per uur ei zo na tegen de pitmuur te dwingen. Prost scoorde dat jaar de meeste punten, maar omdat toen alleen de beste elf resultaten telden, werd Senna kampioen.

1989 zou het bitterste jaar worden uit de geschiedenis van de sport. Al tijdens de tweede race, in Imola, kwam de relatie tussen Prost en Senna definitief op de helling te staan. ‘Wie voorop ligt in Tosa, de eerste scherpe bocht, mag voorop blijven’, hadden de twee voor de start afgesproken. Daar hielden ze zich ook aan. Senna, vertrokken van de pole, behield de leiding. Maar er kwam een herstart, nadat de Oostenrijker Gerhard Berger een doodsmak had gemaakt – en als bij wonder overleefd – in de Tamburello-bocht. Dit keer was Prost sneller weg, tot Senna hem diezelfde ronde nog inhaalde. ‘Prost nam Tosa gewoon te traag. Wat mij betreft verbrak hij daarmee ons pact’, verdedigde de Braziliaan zich. Na de race sprak een verbolgen Prost een hartig woordje met Ron Dennis, die Senna dwong om zich te verontschuldigen. In de media pookte de Fransman de hetze op: ‘Senna is niet alleen een gevaar op het circuit, hij is ook laf en onbetrouwbaar.’ De goegemeente ging er helemaal in mee. Toen Senna in juli, tijdens de GP van Groot-Brittannië, met een kapotte versnellingsbak aan de kant moest, juichten de tribunes.

Ondertussen had Prost ook zijn team op de korrel genomen – en zo zijn hand overspeeld. ‘Senna’s motor is verdacht veel sneller dan de mijne’, was een van zijn beschuldigingen. In het dolle ’89 viel, eerlijk gezegd, moeilijk uit te maken waar de waarheid eindigde en de leugen begon. Maar de trotse ingenieurs van Honda waren in hun wiek geschoten, en Prost werd een paria in zijn eigen team. In ronde 47 van de GP van Japan, de voorlaatste van het seizoen, crashten hij en Senna in de laatste chicane – over de schuldvraag zou nog lang gedebatteerd worden. De Braziliaan kon verder, reed als eerste over de finish, maar werd gediskwalificeerd omdat hij na de crash de chicane had afgesneden om weer op het circuit te raken. Prost was automatisch wereldkampioen. Ron Dennis vierde niet mee, ging zelfs in beroep tegen Senna’s diskwalificatie. Het deerde de Fransman niet meer: hij had al een contract getekend bij aartsrivaal Ferrari, dat hem garandeerde onder geen beding ooit Senna in huis te zullen halen. Hun intense rivaliteit zou desondanks voortduren, met alweer een piek in Japan, in 1990, toen Senna Prost én zichzelf uit de race kegelde. De verzoening kwam er pas na afloop van Prosts laatste race, de GP van Australië in 1993. Ayrton Senna won die dag, en op het podium omhelsden de twee elkaar. Het was Senna’s laatste overwinning. Een halfjaar later zou hij sterven in het harnas, tijdens de GP van San Marino.

Luxeprobleem

Om een Senna-Prost-scenario te vermijden voor Nico Rosberg en Lewis Hamilton, vroeg Mercedes ironisch genoeg advies aan Alain Prost. Voor de viervoudige wereldkampioen is het duidelijk: ‘Ze moeten het lot niet tarten en die twee eind dit seizoen scheiden.’ Na Prosts afscheid was het tijdperk van Michael Schumacher begonnen. De Duitser moest qua vuile trucs niet onderdoen voor zijn voorgangers, maar had één ijzeren regel: hij koos zelf zijn teammaats. De recordkampioen duldde alleen tweederangsfiguren, degelijke, weinig spectaculaire rijders als Rubens Barrichello of Jos Verstappen, vader van de ruwe diamant Max. Zijn teams deden er hun voordeel mee: ruzie was er nooit. Bij die strategie zou ook Mercedes baat hebben, lijkt Prost te suggereren.

Toch heeft Mercedes de contracten van Hamilton en Rosberg tot 2018 verlengd. Ook daar zit een logica in. Je kunt momenteel maar beter manager van Mercedes zijn, met het luxeprobleem dat je rijders niet allebei kampioen kunnen worden, dan van gelijk welk ander team. Sterker nog: de voorbije seizoenen waren zo voorspelbaar dat er zonder de affiche ‘Hamilton versus Rosberg’ weinig was om je aan te warmen – behalve de exploten van Max Verstappen, wiens Red Bull helaas (nog) niet titelwaardig is. Mercedes lijkt goed te beseffen dat er brood zit in die affiche. Begin 2016 zei Niki Lauda, zelf drievoudig wereldkampioen en een van de bazen van het team, al dat Rosberg wel eens ‘gemeen’ uit de hoek zou kunnen komen: ‘Hij en Hamilton zijn egoïstische klootzakken. Ze móéten dat zijn. Het is de enige manier om een titel te winnen. Een race is een gevecht. Vriendschap bestaat niet in deze sport.’

Lauda kan het niet schelen wie het WK wint. Bernie Ecclestone, de ondertussen 86-jarige peetvader van de formule 1, heeft wel een voorkeur: ‘Ik supporter voor Hamilton. Hij is een beter uithangbord voor onze sport. Hij spreekt brede lagen van de bevolking aan en brengt de F1 in contact met glamour, mode en de muziekwereld. Ik zie het puur zakelijk. Rosberg? Not good for business. Het kamp-Rosberg zag er meteen een aanval in: ‘Zelfs de top van de F1 is tegen ons!’ Complotdenkers gingen meteen elke betwistbare jurybeslissing analyseren. De Hamilton-aanhang zette daar zijn eigen complottheorie tegenover: ‘Het Duitse team bevoordeelt de Duitse rijder!’ Het nuchtere feit dat Hamilton al twee keer wereldkampioen werd bij Mercedes spreekt dat tegen, maar Hamilton blijft hameren op Rosbergs nationaliteit: ‘Ik vind hem meer een Monegask dan een Duitser. Toen we samen nog kartten, zag ik hem nooit met een Duitse vlag.’ Rosberg reageerde niet, maar droeg bij de volgende GP een truitje van de Duitse Mannschaft.

Als Rosberg zijn F1-historie kent, kent hij ook één eenvoudige manier om zondag snel zeker te zijn van zijn titel. Hij kan, zoals Prost, Senna of Schumacher destijds, op Hamilton inrijden. Tenzij het loopt zoals in ’97, toen boontje om zijn loontje kwam bij Michael Schumacher. Die had drie jaar eerder zijn eerste titel gepakt door Damon Hill van de baan te rammen, in ronde 48 van de Europese GP in Jerez probeerde hij hetzelfde met Jacques Villeneuve. Hij lokte de Canadees naar de binnenbocht, deed de deur genadeloos dicht en… eindigde zelf in het gravel. Villeneuves Williams was gehavend, maar hij moest finishen of de Duitser won alsnog het kampioenschap. Hij moest ook diens teammaat Eddie Irvine mijden, die had gezworen ’te doen wat nodig was’ om zijn collega te helpen. Villeneuve haalde de meet en won zijn enige wereldtitel. Schumi werd uit de WK-stand geschrapt. Geen fraai eind, maar wél een waarover nog altijd wordt gepraat.

DOOR JEF VAN BAELEN

Hamilton rijdt op instinct en versaagt nooit. Rosberg rijdt zoals hij overkomt: sec, bijna emotieloos.

Op de vraag wie nu de betere was geweest, hij of de betreurde Ayrton Senna, antwoordde Nelson Piquet kurkdroog: ‘Wel, ik leef nog.’

‘Een race is een gevecht. Vriendschap bestaat niet in deze sport.’ Niki Lauda

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content