“Ook ik ben een broekschijter” (Rudy Soetewey)

Liefst 53 inzendingen kreeg de jury van de Knack Hercule Poirotprijs dit jaar binnen, maar over de winnaar was de jury het in een mum van tijd eens. ‘Getuigen’ van Rudy Soetewey etaleert kwaliteit, soberheid, exquise karaktertekening, herkenbaarheid, en bovenal de universaliteit van de eigen twijfel. Doe iets zinnigs deze zomer: lees deze thriller als gedragstherapie.

Rudy Soetewey – Getuigen

Uitgeverij: Kramat

Aantal pagina’s: 293

Prijs: 19,95 euro

ISBN: 978-90-795-5244-3

‘Niet het soort volk waarmee ik geconfronteerd wilde worden, niet op zo’n laat uur, niet in een leeg rijtuig van een aftandse trein, met slechts één andere passagier in de buurt.’ En dus duikt de wat gezette boekhouder Martin Vandeweyngaert weg, houdt zijn adem in tot drie jonge vandalen de coupé en de medereiziger hebben gemolesteerd, en sluipt in paniek weg wanneer hij eindelijk het station van Hove bereikt.

In café Bahnhove naast de sporen staat hij voor een gesloten deur. En dat is ongewoon, want normaal blijft dat café tot in de vroege uurtjes open. Het is ook daar dat Knack bij een Chimay een gesprek had met Rudy Soetewey, de winnaar van de Knack Hercule Poirotprijs 2011. Over angst, gedrevenheid, berusting.

Rudy Soetewey: Ik schrijf niet het soort thrillers die het grote gebaar nodig hebben. Geen spionage, geen bloedige moorden, geen technologisch hoogstaand misdaadonderzoek. Ik ben alleen geïnteresseerd in de drijfveren van de gewone mens, zijn dagelijkse gepieker, zijn levensangst. Kleinmenselijkheid? Ach, alles is dubieus, elk begrip is beladen met waardeoordelen. We zijn toch de laatsten om onszelf die kleinheid toe te schrijven? Net daarom lezen we ook zo graag over helden. Mijn personages zijn geen helden, de lezers begrijpen dat. Ze zien Martin niet als een pejoratief iemand, ook al liegt hij driekwart van het boek om zich in te dekken – uit schrik dat de doodslag op zijn medereiziger mee in zijn schoenen wordt geschoven. De dwaasheid om de politie anoniem te tippen zet een helse aftakeling in die hem zijn relatie, zijn omgeving, zijn baan en zijn eer zullen kosten. Herkenbaarheid staat voorop: het is je verbergen of de catastrofe. Al hangen die twee nauw samen. (gnuift)

Herkenbaarheid veronderstelt natuurlijk vertrouwdheid met de locatie, met de ervaringen ook van je hoofdpersoon.

Soetewey: Het moet vatbaar blijven. En ja, ik ben een ‘ervaringsdeskundige’. Het zijn dierlijke reacties die ons gedrag bepalen. Elk dier, ook een roofdier, gaat op de loop als het dat kan, in plaats van te vechten. Helaas, uit een rijdende trein kun je ’s nachts niet springen. Ik geloof rotsvast in het idee dat mensen geen helden worden omdat ze daarvoor kiezen, maar omdat ze daartoe gedwongen worden, omdat ze niet anders kunnen. En ja, het is wonderlijk hoe je verbeelding vaak vooruitloopt op de werkelijkheid. Ik ben ook een broekschijter. Ik had al 70, 80 bladzijden geschreven van Getuigen, dus ook de openingsscène, toen ik na een uitgelopen receptie van Brussel terugkwam. Ik dacht nog in Mechelen: grappig, zelfde trein, zelfde leegte, zelfde uur. Stappen er in Duffel toch drie luidruchtige jongeren op, vuile voeten op de bank, eentje begint met een mes te kerven in hout en nepleer. Verder niks, maar ik voelde me toch niet erg moedig.

Dat onderwerp is bezwaarlijk origineel te noemen. Gewezen uitgever Walter Soethoudt wees al op de grote gelijkenis met de Britse film Passer By van David Morrissey uit 2004. Daar wordt een meisje in een soortgelijke situatie lastiggevallen door hooligans. De dag erna blijkt ze ook verkracht te zijn. De laffe getuige gaat aan wroeging ten onder, huwelijk stuk, zoon weggepest op school. Een bron?

Soetewey: Originaliteit bestaat niet. Het is de vormgeving die een werk uniek maakt, de setting, de stellingname, het oogpunt, de context. Soethoudts opmerking is zeer fascinerend, maar ze bevestigt mijn overtuiging ook. Lajos Egri schreef in 1942 al, in The Art of Dramatic Writing, dat er hooguit 32 verschillende verhalen bestaan. Pasvormen voor alle teksten. Egri, een groot theatertheoreticus, had alle grote verhalen, van de Griekse oudheid tot vandaag, bestudeerd. Hij verwierp, net als ik, het dogma van Aristoteles dat de plot de personages bepaalt. Het is omgekeerd. ‘Goed uitgetekende personages doen de plot zelf ontwikkelen.’

Zware kost, maar wellicht heeft dat te maken met het feit dat u ook al lang – lichte – stukken maakt, en ook een muziekgroepje hebt?

Soetewey: Toneel zit in mijn bloed. Dat heb ik wellicht van mijn vader, die heeft zijn hele leven voor de bühne geschreven. Ik hou het bij komedies voor het Toneelfonds Janssens, muziek is er toevallig bij gekomen. En vergeet ook mijn band met het onderwijs niet, ik heb jarenlang in Oostmalle gewerkt aan projecten geïntegreerd onderwijs. We zijn de Belbintest op onszelf gaan toepassen, en daaruit bleek dat ik maar voor één ding echt goed ben: creatief werken. Van niets iets maken. Ook thrillers.

Toch bent u geen veelschrijver. De productie van pakweg Bavo Dhooghe of Pieter Aspe haalt u niet.

Soetewey: O nee, en dat heeft voor een stuk te maken met de intense onderwijsprojecten. Ik ben nog maar aan mijn vierde thriller toe, tussen Inbraak (2001) en mijn tweede, Moord – beide genomineerd voor de Hercule Poirotprijs en de Gouden Strop- lag zes jaar. Het is úw schuld dat ik mijn tempo heb opgedreven. (schatert) U was het die me op de Boekenbeurs zei: ‘Jongen, een thriller om de zes jaar, dat werkt niet.’ Daar heb ik twee nachten van wakker gelegen. Dan ben ik naar mijn uitgevers Wim Urgel en Hilde Van Oestaijen van Kramat gestapt, en heb hen gezegd: ‘Ik schrijf de komende vijf jaar drie thrillers.’ De eerste lag het jaar nadien al in de rekken, Vrienden (2009), nu is er Getuigen, mijn volgende zal tijdig klaar zijn, en die zal misschien ongewoon overkomen. Hij gaat breder dan de besloten gemeenschappen die ik beschrijf, maar blijft op luchtige wijze – luchtig, nou ja – de gedragspatronen aftasten. Het is géén faction thriller, hij speelt zich af in de nabije toekomst.

Kramat in Westerlo is een kleine uitgeverij met beperkte middelen. Reiken uw ambities niet verder?

Soetewey: Waarom? Ik ben een slechte handelsreiziger, ik kan uw boeken nog beter verkopen dan de mijne. Ik zit niet te wachten op Europa, dat uitroept: ‘Wat een schrijver!’ Toen ik twintig jaar geleden begon met kortverhalen, toen nog bij Manteau, had ik een romantische, negentiende-eeuwse opvatting over uitgevers. Vaderlijke raad bij pijp en porto, zachtjes keuvelen, dat had ik ooit eens gelezen. Dat pakte heel anders uit. Bij Kramat voelde ik toch iets van dat ouderwetse: de inzet voor de schrijver, de aandrift om een boek te ondersteunen, de koppige keuzes. Dat staat mij aan. Ik heb Moord destijds afgewerkt omdat ik het niet kon verdragen dat een manuscript half afgewerkt bleef liggen. Maar zonder (auteur) Staf Schoeters had ik het nooit aangeboden. ‘Doe niet flauw’, zei Staf en ik dacht: oké, één uitgever, zegt hij nee, dan is het over en uit. Maar Kramat zei ja.

Angst of luiheid?

Soetewey: Beide. Schrijven heeft uiteindelijk weinig met verbeelding of inspiratie te maken. Schrijven is zelfdiscipline. Een verhaal vergt de opbouw van een spanningsboog, zo ben ik ook tot de thriller gekomen. Ik herinner me een cursus van Kristien Hemmerechts in de jaren tachtig. Ik had een kort verhaal geschreven, fijne reacties, ook gepubliceerd. Zei la Hemmerechts: ‘Zo’n verhaal, da’s geen literatuur.’ Toen had ik het wel gehad, ja. Let wel, thrillers zijn voor mij geen whodunits. In Moord valt de eerste dode pas halverwege. In Inbraak is er pas op het einde sprake van echte misdaad. Wat voor gaat is het mensbeeld, zijn innerlijke drijfveren.

Toch gaat het niet alleen om individuele karakteristieken. Toen recensent John Vervoort u vroeg waaraan het de Vlaamse thriller mangelde, zei u: ‘Een sociale dimensie.’ Die is er toch?

Soetewey: Dat klopt. Natuurlijk speel ik in op de ontwikkelingen in de samenleving. Ik raak het migrantenprobleem aan in Getuigen. Van de drie baldadige jongeren is er een Rwandees die geadopteerd werd door een Nederlandse advocaat, en een Marokkaan. Met Jos de agent ga ik in op beroepsproblemen: een gepassioneerd man, die helaas in het systeem een taak opgedragen krijgt die niet past bij zijn kunde. Hij wil eigenlijk Martin niet helpen, hij wil in de eerste plaats zelf scoren om zichzelf te helpen, uit wraak op ‘de pipo’s in Brussel die ons vanachter hun bureau beoordelen’ – Jos is niet geslaagd in een proef, uiteindelijk wordt hij opnieuw tot de examens toegelaten. En er is natuurlijk ook het personage Vleminckx, die de miserie van Martin wil uitbuiten voor politieke doeleinden: ‘Onvoorwaardelijke steun voor alle Vlamingen die het slachtoffer dreigen te worden van hatelijke aanklachten in verband met vermeend racisme.’ Als tegengif laat ik uiteindelijk de doorbraak in het onderzoek realiseren door de vader van de Marokkaanse vandaal. ‘Mijn zoon, liegen? Tegen iedereen, maar niet tegen mij.’ Het eergevoel van de vader is de echte katalysator.

Toch zit er veel opgekropte agressie onder de angsten en de geborneerdheid die u beschrijft.

Soetewey: Dat is een gevolg van de overmaat aan informatie. We worden overspoeld door impulsen. De mens volgt de evolutie van de informatieverwerking niet, er is te veel informatie, ze gaat te snel ook. Wij zijn biologisch niet geschikt om dat allemaal op te slaan. En dat stimuleert agressie en individualisering – die overigens alleen grote bedrijven ten goede komt, divide et impera. Zij geven iedereen de indruk dat hij of zij een volwaardig individu is, maar het groepsgevoel is foetsie. Allez, bij een groep horen, dat is Facebook. Maar je zet de knop uit, en daar sta je dan, verweesd.

En dus zijn de reacties die u in Getuigen beschrijft helemaal niet overdreven?

Soetewey: Recensent Geert D’Hulster had het moeilijk met de nijdige adoptievader. Maar zijn beschermende houding tegenover zijn zwarte zoon is toch logisch? Patrick Janssens, de burgemeester van Antwerpen, liet zich ontvallen over de Marokkanen: ‘Het is eigen aan die mannen dat ze altijd alles ontkennen.’ Misschien waar, maar ze hebben hun eigen erecode. Daarom laat ik Martin verzuchten: ‘Ik zie het mijn buurmensen nog niet doen.’

De essentie van al uw romans is de kleine oorzaak, en de onhandige inschatting ervan. Die leidt tot een noodlottige keten van onverwachte gevolgen.

Soetewey: Zo is het toch? Goede bedoelingen, dwaze resultaten. Zodra er iets misloopt, proberen de mensen dat bij te sturen. Maar ze hebben geen greep meer op de ontwikkelingen, en die brengen hen ongewild in een lastig parket. Toch zijn verkeerde keuzes niet noodzakelijk rampzalig. Martin komt al bij al, na volledig te zijn uitgespuwd, goed weg. Wat je vandaag overkomt, kan de indruk geven de grootste ramp te zijn. Ik kijk naar mijn buren. Vrouw na dertig jaar ontslagen, geen diploma middelbaar onderwijs, wat nu? Een jaar later zegt ze: ‘Dit is het allerbeste wat me ooit had kunnen overkomen. Ik doe dingen waartoe ik anders nooit gekomen was.’

Toch is het de kwetsbaarheid van de man in de straat die u blijft fascineren.

Soetewey: (stilte) Elke mens draagt zijn rugzak verborgen leed mee. Mijn vader wou geen kinderen, ik ben alleen gebleven. Hij is vorig jaar gestorven, was al jaren dement. Mijn moeder, amper dertig, stapte uit het leven. Ze wou haar gezin niet tot last zijn. Mijn vrouw zijgt plots ineen, coma, dood. Hersentumor. Dat tekent een mens, en maakt hem ook ontvankelijk voor de onuitgesproken, soms onbegrijpelijke gedragingen van anderen. Ik hou van mensen. Zwakheid herbergt ook weerbaarheid, incasseringsvermogen.

Omdat je verplicht bent steeds een nieuw evenwicht te vinden?

Soetewey: Ja. En daar helpt de zelfdiscipline van de schrijver bij. Werk slorpt veel negatieve gedachten op. Ik heb anderhalve baan, schrijven kan en doe ik alleen in de vakanties. Dan gaan we naar de Drôme, Rousset-les-Vignes. Daar schrijf ik elke dag van tien tot zes, flesje erbij, Vera gaat winkelen of wandelen, ’s avonds genieten, er is maar één cafeetje in dat gat. Na drie dagen zit ik in het tempo, en in vier weken tijd kun je ontzettend productief zijn. Voor lezen heb ik helaas weinig tijd.

Dan hebt u eigenlijk geen mening over uw collega-thrillerschrijvers, of over de andere auteurs in uw stal?

Soetewey: Het spijt me. Ik blijf ook een leraar, en dus werk ik wel mee aan, bijvoorbeeld, een studiedag van Kramat in augustus over ‘Hoe een verhaal te structureren?’ Maar aankomend talent opleiden? Nee, daar heb ik geen neus, geen tijd, geen goesting voor. Van verkopen, ik zei het al, heb ik evenmin kaas gegeten. We zijn geen Hollanders, hè? Wij Vlamingen planten een kastanjeboom, halen daar tien kilo vruchten af, en gaan door met het gewone leven. Een Hollander heeft na vijf jaar één kastanje, en gaat op het wereldpodium staan, roepend: ‘Hier, een unieke kastanje!’ Kassa, kassa. Wij zijn allemaal kleine Soeteweys.

Maar daarom niet min?

Soetewey: Serieus? Als er een rechtstreeks verband bestaat tussen het aantal gespecialiseerde recensenten en het niveau van het thrillergenre, dan zitten we goed. Er is niet langer één schrijvelaar die besprekingetjes aflevert voor vijf, zes kranten. Ik denk dat 85 procent van wat hier geschreven wordt – ik zie even af van de stijl – makkelijk naast de Angelsaksische productie gelegd kan worden. Bekijk in de winkel de thrillerafdeling. Dat blijken vooral slechte vertalingen van de Amerikaanse markt te zijn. Onze uitgevers zouden zulke manuscripten niet eens doorlezen. Dat geeft hoop. Kwaliteit blijft primeren.

Lukas De Vos

Rudy Soetewey

Geboren in 1955 in Wilrijk, woont in Edegem.

Werkt sinds drie jaar als coördinator e-learning voor het GO-net.

Eerder genomineed voor de Knack Hercule Poirotprijs voor Inbraak (2001) , Moord (2007) en Vrienden (2009).

Winnaar van de Knack Hercule Poirotprijs 2011.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content