Patrick Martens

Kwaliteitsakkoord

Omdat de aftredende regering geen politieke armslag en vooral geen geld heeft, moeten de sociale partners de klus van een nieuw loonakkoord alleen zien te klaren.

Vakbonden en werkgeversorganisaties beginnen deze week aan hun tweejaarlijkse overleg over een nieuw centraal loonakkoord voor de privésector. Dat wordt geen zondagswandeling – maar dat zijn die onderhandelingen nooit geweest. Twee jaar geleden moest de regering zelfs nog een bemiddelaar inschakelen om een ‘uitzonderlijke’ afspraak over een bescheiden nettoloonsverhoging in 2009 en 2010 over de streep te trekken.

Ook voor een loonakkoord voor 2011 en 2012 is het speelveld voor de sociale partners bijzonder klein. Uit het vorige week al uitgelekte jaarrapport van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB) over het concurrentievermogen van de ondernemingen blijkt dat de lonen in de afgelopen twee jaar in België met 3,9 procent zijn gestegen, tegenover 3,4 procent in de drie grote buurlanden. Voor de komende twee jaar wordt de loonstijging daar op 5 procent geraamd. In ons land zal de loonindexering van die marge al 3,9 procent opslorpen, zodat er nog goed 1 procent zou overblijven voor een extra loonsverhoging.

Aan werkgeverszijde wordt vooral gekeken naar de loonkostenhandicap (die in vijftien jaar is opgelopen tot ongeveer 4 procent) om zo’n verhoging af te blokken. De vakbonden, daarentegen, zien mogelijkheden om het minimumloon van 1415 euro bruto per maand op te trekken en om hun onderhandelaars in sectoren die het goed doen toch nog een kader aan te reiken voor een beter gevuld loonzakje.

Een groot verschil met het centrale loonoverleg in het verleden is dat de regering dit keer niet met geld over de brug zal komen om een akkoord te ‘smeren’ (in een nieuwe sociale barometer van het ABVV worden de fiscale en parafiscale toelagen aan bedrijven geraamd op 8,5 miljard euro of 6,3 procent van de loonmassa).

Ook een verlenging van de anticrisismaatregelen zit er normaal niet meer in. Maar de sociale partners zullen, met het argument van het vrijwaren van het economische herstel, zeker nog proberen om op dat vlak en ook op het stuk van de beheersing van de prijzen van energie en andere consumptiegoederen iets te bekomen.

Tegelijk biedt dat een kans om een akkoord, dat er hoe dan ook een van loonmatiging zal zijn, aan te vullen met ‘kwalitatieve afspraken’. Een relatief eenvoudig punt daarbij is de welvaartsaanpassing van de sociale uitkeringen, want daarvoor houdt de regering wél een budget van 272 miljoen voor volgend jaar klaar. Over andere aspecten ligt een consensus veel minder in het verschiet. Dat is zo voor het debat over de verlofstelsels (met onder meer het succesrijke maar dure systeem van tijdskrediet), en dat is nog veel meer het geval voor het dossier van de harmonisering van het statuut van arbeiders en bedienden. Hoe acuut die laatste kwestie is, heeft het conflict bij het geldtransportbedrijf Brink’s in de voorbije dagen andermaal aangetoond.

De aftredende regering wordt gedwongen om zich terughoudend op te stellen. De vakbonden en werkgeversorganisaties mogen nu bewijzen dat ze ook alleen sociaal inventief kunnen zijn en een akkoord kunnen sluiten dat oog heeft voor de slagkracht van de bedrijven, een dynamischer arbeidsmarktbeleid en een decente loonpolitiek.

Patrick Martens

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content