Vrije Tribune

Lof der onzinnigheid (Jean Blanquart)

Vrije Tribune Hier geven we een forum aan organisaties, columnisten en gastbloggers

Waarom de discussie over “witte” en “zwarte” scholen waanzinnig en gevaarlijk is.

In juli 1984 zwaaide mijn zus aan de VUB af als licentiate pedagogiek; in maart 1997 promoveerde ik aan dezelfde universiteit tot doctor in de educatieve wetenschappen. Het had echter helemaal anders kunnen aflopen indien wij NU in Vlaanderen in het lager onderwijs zaten, want dan waren wij volgens de actuele maatstaven onherroepelijk in “zwarte scholen” terechtgekomen! Waarmee ik ex absurdo wil illustreren waarom dit “wit-zwart-debat’ onzinnig en gevaarlijk is. Oordeel zelf.

Begin 1969 moest mijn vader omwille van beroepsreden (hoogste opleiding: L.S.O.) van Duitsland naar Nederland verhuizen. Mijn oudere zus en ik volgden toen onderwijs in het Frans (mijn moeder is Italiaanse: hoogste opleiding H.S.O.) en thuis spraken we Frans en Italiaans; met vriendjes spraken we Duits. Wij werden bijgevolg van de ene dag op de andere in een Nederlandstalig school gedropt (mijn zus in het eerste leerjaar, ik in de kleuterklas).

Volgens de huidige theoretici van taalachterstand een catastrofale situatie, temeer onze ‘sociale klasse’ ook al niet erg bevorderlijk was, en we thuis geen Nederlands spraken. Ik kan hen geruststellen; op vier maanden tijd was mijn zus de beste van haar klas (in alle vakken) en ik entertainde mijn klasgenoten met Nederlandse liedjes van Rob de Nijs. In het eerste jaar L.O. mocht ik zelfs bij mijn zus in het 2e leerjaar de leesactiviteiten volgen want mijn niveau was te hoog…

Ik kan mij uiteraard niet herinneren hoe dit geëvolueerd is, noch was ik toen de educatieve expert die ik nu ben, maar één ding staat vast: mijn toenmalige leraars hebben nooit gesproken over ’taalachterstand’, hebben ons niet in de watten gelegd of ‘gepamperd’ of afzonderlijk les gegeven. Nee, we werden gewoon zonder poespas in de groep opgenomen en voordat we het beseften, waren wij al even ‘Hollands’ als de anderen. En nee, ik geloof niet in ’talenknobbels’, wel in hard werken…

Toegegeven, dit voorbeeld bewijst niets, maar het illustreert dàt het anders kan! Bovendien gaat het hier om het educatief prehistorisch woestijn van 1969 zonder tientallen speciale projecten, subsidies en aandacht bestond. Wellicht ligt het geheim in een no-nonsense aanpak, zonder vooroordelen en stigmatisering vooraf van de ouders (mijn ouders werden NOOIT betrokken). Met andere woorden, indien het toen kon, moet het anno 2011 zeker lukken en moeten we vooral in eigen boezem durven kijken, want het lijkt erop dat al onze speciaal opgezette structuren contradictorisch werken.

Hans Achterhuis heeft dat ooit vastgesteld voor het welzijnswerk toen hij sprak van ‘sociale iatrogenese’ (in zijn boek ‘De Markt van Welzijn en Geluk’). Misschien is een gelijkaardig mechanisme ook ingesijpeld in het onderwijs. Dit moet alleszins dringend onderzocht worden.

Dat ‘allochtone kinderen” thuis een andere taal spreken, zou geen probleem mogen zijn; zoals gezegd spraken wij thuis enkel Frans en Italiaans (en dat is nooit veranderd). Waarom zou dat bij pakweg een Roemeens-, Marrokaans- of Russischsprekend gezin anders moeten zijn? Is het niet eerder een geval van ‘selffulfilling prophecy’ waarbij leerkrachten, directies en beleidsmakers bij voorbaat zuchten dat “het niet zal gaan”, waarna het dan ook effectief niet lukt! Het voortdurend praten over ‘zwart’ en ‘wit’ helpt evenmin, alleen reeds door de gevaarlijke connotatie met een nog niet zo ver racistisch verleden. Het gaat nooit om huidskleur, maar om ’taal en cultuur’. En die zijn tot nadere orde nog altijd kleurrijk!

Er is echter meer: steeds vaker verwordt het gesproken Nederlands in Vlaanderen tot een amalgaam van dialecten en vrije interpretaties. Toen ik bijvoorbeeld in 2009 na vijf jaar Italië in België terugkeerde, stelde ik met afgrijzen vast dat tegenwoordig zelfs op de VRT, journalisten ons verblijden met “Ik weet het niet te goei” , “het kleuterke” en meer van dat fraais… Niet te verwonderen dat ‘anderstaligen’ het ook niet langer weten en dan maar terugvallen naar een veilige ’thuistaal’.

Kortom, ik ga uit van de boude dat ’taalachterstand’ niet bestaat! Mensen hebben een eigen ontwikkelingssnelheid qua taalverwerving, die meer met sociaaleconomische omstandigheden samenhangen dan met genetische of familiale redenen. Het is een wijd verspreid vooroordeel te stellen dat kinderen van vijf of zes jaar die geen Nederlands kennen daarom een achterstand hebben. Nee, ze hebben gewoonweg nog geen kans gehad om die taal te verwerven, net als Nederlandstalige kinderen die plots naar Malta zouden verhuizen: zij kennen nog geen Maltees of Engels! Trouwens, wat doe je dan met de talrijke publicaties en initiatieven wereldwijd die aantonen dat jonge kinderen veel gemakkelijker een tweede (en derde) taal aanleren dan volwassenen ? Is dit geen tegenspraak die tot nadenken verplicht en alvast het bestaan van zoiets als ’taalachterstand’ in vraag moet stellen ? Tenslotte, opnieuw ex absurdo: als “taalachterstand” bestaat, kan je maar beter alle talenscholen meteen sluiten!

Tenslotte nog even dit: achteraf bekeken, hebben mijn zus en ik veel geluk gehad. Want als de toenmalige Nederlandse beleidsactoren net als de huidige Vlaams overheid hadden geredeneerd, en mijn zus aan een taaltoets hadden onderworpen, had zijn uiteraard een absolute nul behaald, met alle gevolgen van dien. Ik denk daarbij niet alleen aan één jaar tijdverlies, maar ook aan een flinke knauw in onze leermotivatie die op jonge leeftijd al bepalend kan zijn voor de verdere studieloopbaan.

Taalverschillen moeten een wederzijdse verrijking vormen en niet als basis dienen voor al dan niet onbewuste discriminaties. Wat 42 jaar geleden kon in een wereld waar ICT tot gewaagde Science-Fiction hoorde, moet nu zeker lukken.

Prof. dr. Jean Blanquart doctor in de educatieve wetenschappen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content