Guido Lauwaert – Om Gent gedicht

Odes zijn altijd prominent aanwezig in poëziebloemlezingen die een stad als onderwerp hebben. Dat is met Om Gent gedicht niet anders.

Guido Lauwaert (red.)-Om Gent gedicht

Uitgeverij: Lannoo

Aantal pagina’s: 176

Prijs: 24,95 euro

ISBN: 978-90-209-9338-7

Odes zijn altijd prominent aanwezig in poëziebloemlezingen die een stad als onderwerp hebben.

Dat is met Om Gent gedicht niet anders: odes aan de drie torens die het stadsbeeld van Gent bepalen (‘De torens van Gent’), aan historische gebouwen (‘Gravensteen’), aan vermaarde schrijvers (‘Een ode aan Richard Minne’) en andere bekende personen (‘Edward Anseele in Gent’) die onlosmakelijk met Gent verbonden zijn.

De verknochtheid aan een stad heeft evenwel niet alleen te maken met de torens die er staan, de stenen die er liggen of het water dat er vloeit. De sfeer die de stad ademt – en daar verwijst het woord Om in de titel naar – al dan niet opgewekt door persoonlijke herinneringen, is van even groot, zo niet groter belang.

Dat heeft Stijn Vranken goed begrepen. Zijn liefde voor Gent spruit voort uit feiten die zich hebben voorgedaan in mei ’78 in de Karperstraat nr. 61: ‘Ik was vier, blond, knap en viel / op oudere vrouwen. Zij was twintig, woonde / op het tweede en stapte onder de douche. // Ik deed in mijn broek. / En mocht erbij.’

Een van de pittigste gedichten is ‘Mijn man, de stad’ van Sarah Keymeulen. Het mannelijke Gent is een beetje verwijfd geworden, dat is de teneur. Het is geschreven in een speels verontwaardigde spreektaal en eindigt met een niet mis te verstane ‘Moraal’: ‘Textielgehucht in zondagspak / Ik heb voor u nog steeds een zwak / En ‘k wil een breuk vermijden / Maar zie ‘k u ooit met nagellak / Direct laat ik mij scheiden.’

De bloemlezing vangt aan met de jonge snaken en daalt af in de tijd naar het O, Och en Hoezee van de 19e-eeuwers, met de in het jaar 1804 geboren Prudens Van Duyse als ouderdomsdeken. Flink wat anderstalige gedichten ook. Alles bij elkaar opgeteld geeft Om Gent gedicht een scherp beeld van de op een na grootste stad van Vlaanderen.

Fraai wordt het wanneer twee gedichten over ettelijke decennia heen met elkaar in dialoog treden, zoals ‘Stedelijke kasseiers’ van Jules Antheunis dat doet met ‘verzoek’ van de 119 jaar jongere David Troch. Troch verplaatst zich in een kassei die misschien wel ooit door een van Antheunis’ werklieden werd gelegd.

Philip Hoorne

Partner Content