De weg naar de top van ‘gewone jongen’ David Goffin: ‘Alles wat hij wil, is tennissen’

© Reuters

Onze landgenoot David Goffin heeft voor een stunt gezorgd op het Masters tennistoernooi in Londen. Hij versloeg favoriet Roger Federer in drie sets en zal de finale spelen tegen de Bulgaar Grigor Dimitrov. Het bochtige parcours van een Luikenaar, die even bescheiden als getalenteerd is.

1 juni 2012, court numéro 7. David Goffin, 21 jaar en nummer 109 in de wereld, neemt het in de zestiende finales van Roland Garros op tegen ervaren rot Lukasz Kubot, zestig plaatsen hoger gerangschikt. De jonge Luikenaar speelt zijn eerste grandslamtoernooi. Terwijl men geen cent om zijn kansen gaf, heeft La Goff’ in de eerste ronde al de scalp van reekshoofd Radek Stepánek gepakt en in de tweede Arnaud Clément vriendelijk richting pensioen geduwd.

Wanneer Goffin vijf jaar geleden verrast met zijn vroege maturiteit, precisie en vloeiende stijl, is het omdat de weg voor hem lang is geweest.

Onder een loden zon schittert zijn lichte gestel op het gravel: 7-6, 7-5, 6-1. Het is voor het eerst in zeventien jaar, sinds een zekere Dick Norman op Wimbledon, dat een ‘lucky loser’ – een speler uitgeschakeld in de laatste kwalificatieronde en heropgevist bij een lastminuteforfait – dat presteert. Kubot ligt op de grond, Goffin is in de wolken: de volgende op zijn lijst heet Roger Federer, zijn idool. Ondanks een nederlaag, waarbij hij de Zwitser in het nauw drijft en hem een set afhandig maakt, beleeft David Goffin zijn doorbraak voor het oog van de hele wereld.

De mallemolen van de media komt op gang. Terwijl de New York Times de spot drijft met de speler ‘met grote armen als tandenstokers en kleren waarvan men gezegd zou hebben dat hij ze had gekocht in de kinderafdeling’, schrijft de Duitse Süddeutsche Zeitung: ‘Federer deed denken aan een vrachtwagen met lekke banden die moest wedijveren met een supersterke mini.’ Maar als Goffin verrast met zijn vroege maturiteit, precisie en vloeiende stijl, is het omdat de weg voor hem lang is geweest.

Verlegen, met complexen

David, geboren in Rocourt in december 1990, slaat zijn eerste ballen bij Euro-Tennis in Barchon, een club langs de E40. In de cafetaria haalt Michèle Gurdal, zijn eerste coach tussen zijn zesde en negende, herinneringen op: ‘Het was zijn vader die me David en zijn broer Simon kwam toevertrouwen. Zoals iedereen is David met zachte tennisballen begonnen. Hij was klein, maar pakte de bal al heel snel.’

We tekenden een klein terrein met krijt in de garage achter ons appartement, aangezien we geen tuin hadden, en vroegen onze ouders een net voor Sinterklaas. Zo hadden we onze eigen baan.

Simon Goffin, broer van David

Op de indoorbanen van Barchon, die nagenoeg identiek zijn gebleven sinds zijn vertrek, zet het kleine blonde jongetje met de doordringende blik zijn eerste passen. Zijn broer is nooit ver weg. ‘We zijn heel jong beginnen te spelen en waren heel de tijd samen’, pikt Davids twee jaar oudere broer in tussen twee partijen door. ‘We tekenden een klein terrein met krijt in de garage achter ons appartement, aangezien we geen tuin hadden, en vroegen onze ouders een net voor Sinterklaas. Zo hadden we onze eigen baan.’

Zelfs al speelt hij in de club van Barchon – waar zijn vader Michel en zijn broer inmiddels trainen – nagenoeg thuis, toch trekt de kleine David zich liever terug in zijn eigen cocon, ver van de anderen. ‘David was verlegen, gereserveerd. Maar hij luisterde altijd naar alle richtlijnen en was heel dynamisch op de baan’, vervolgt Gurdal, van 1971 tot 1980 tien keer opeenvolgend Belgisch kampioene tennis en kwartfinaliste op de Australian Open in 1979. ‘Hij heeft altijd een vloeiend tennis gehad, zijn techniek was van meet af aan goed.’ Het verwondert dan ook niet dat de poorten van de Association Francophone de Tennis (AFT) snel voor hem opengaan.

David moet nog dertien worden als hij al de eerste ontgoochelingen oploopt. Hij heeft dan wel een goed spelinzicht en een natuurlijke feeling voor tennis, hij behoort helemaal niet tot de kopgroep. Hij doet er lang over om te bevestigen in zijn leeftijdscategorie, maar ook en vooral om de internationale stap te zetten. ‘Daar waren twee redenen voor’, opent Réginald Willems, die van David zijn eerste leerling bij de federatie maakt in 2003. ‘Ten eerste dat hij frêle en heel klein was. Hij is pas op latere leeftijd gegroeid, rond zijn zeventiende, dus kwam hij veel kracht te kort. Ten tweede raakte hij makkelijk gefrustreerd als de dingen niet liepen zoals hij het wilde.’

David moet nog dertien worden als hij al de eerste ontgoochelingen oploopt.

Terwijl het gestel van zijn tegenstrevers volop ontwikkelt en het zijne blijft steken in het kinderstadium, blijft David vanzelfsprekend zo hard vechten als hij kan. Hij speelt beter, heeft meer doorzicht, maar zijn dubbelhandige backhand blijft te zwak om het af te maken en soms aanvaardt hij de strijd niet langer. ‘Al zijn tegenstanders waren twee of drie koppen groter. Verliezen vanwege een krachtverschil en niet door de spelkwaliteit is nogal frustrerend’, vervolgt Willems. ‘Hij speelde tactisch verzorgd, maar dat laatste balletje ontbrak. Als je 1,60 meter groot bent, is een smash niet beslissend…’ En een carrière geen succes. Zozeer dat de federatie eraan denkt om afscheid te nemen van het blonde pocketspelertje.

Passie en ambitie

Maar ook al kon hij die indruk wekken, David heeft het nooit laten schieten. Kleiner en spichtiger als hij is, moet hij meer knokken dan de anderen. En compenseren ook. Als hij niet hard kan slaan, anticipeert hij. Als hij het spel niet kan versnellen, slaat hij een plaatsbal. Als hij niet aan een volley kan, bekijkt hij het vanaf de baseline. Zodat hij heel snel speldoorzicht ontwikkelt dat de anderen niet hebben.

‘De mensen zeiden: ‘Hij zal er nooit komen omdat hij niet kan serveren.’ Maar waarom staat hij er vandaag wel? Omdat hij gewerkt heeft, gewerkt en nog eens gewerkt. Hij is een knokker, geen speelvogel!’, roept Gurdal uit, die ook Dominique Monami opgeleid heeft. ‘Hij heeft een klare kijk. Maar niet alleen van nature, ook omdat hij er veel aan gewerkt heeft.’

Het moet gezegd dat La Goff’ – zoals zijn naasten hem noemen – in een goeie omgeving is opgegroeid. In zijn familie en entourage gaan de rackets nooit lang de kast in. ‘We zijn een echte tennisfamilie, vooral de mannen’, lacht Olivia, zijn nicht. ‘Mijn neven, hun vader… Iedereen speelt!’

Dat de Goffins zo geboeid zijn door tennis, komt doordat het virus werd doorgegeven via de vader. Nadat hij zijn twee kinderen eerst onder de hoede bracht van de voormalige Belgisch kampioene in Barchon, leidt vaderMichel Goffin ze vervolgens naar een centrum ‘Tennis & Studie’. David trekt op zijn twaalfde naar Bergen, Simon verlaat ook de familiecocon om dezelfde opleiding te volgen in Eupen. De eerste zit op internaat, de andere bij een gastgezin. ‘Het was moeilijk voor onze mama, maar we hebben het zelf zo beslist. We konden tenminste elke dag tennis spelen’, aldus Simon.

David maakt kennis met de dagelijkse trainingen en de eerste eisen van topsport, zonder morren. ‘Een van zijn grote kwaliteiten is dat hij van iedereen kan leren, hij luistert erg goed. Hij zal niet drie treden in één keer nemen of op zijn lauweren rusten’, beklemtoont Willems. De vroegere Daviscupkapitein neemt de tijd om zijn poulain te laten groeien, hoewel hij toegeeft dat bij de AFT ‘niemand had kunnen voorspellen dat David op een dag top dertig en zelfs top twintig zou staan. Het is nog maar twee of drie jaar dat we dat denken. Als ik David moet omschrijven in twee woorden, zouden dat ‘passie’ en ‘ambitie’ zijn. Hij is een tennisfanaat. Hij heeft altijd alle wedstrijden op tv gezien, ging naar alle toernooien kijken. Hij is altijd helemaal in het tennis opgegaan.’

David heeft altijd heel hoog gemikt, was nooit bang om hoge doelen te stellen.

Réginald Willems

De passie vertaalt zich ieder jaar in een soort pelgrimstocht met de familie. Bijna iedere editie trekken Michel, Simon en David naar het toernooi van Parijs-Bercy. ‘In de herfstvakantie gingen we daarnaartoe. We vonden het geweldig te kunnen kijken naar de spelers en hun spelstijl’, vertelt Simon. ‘Ik herinner me een wedstrijd Ljubicic-Blake. Er zat niet veel volk op de tribunes en we konden echt van hun spel genieten.’ Vanaf de zitjes in de Bercy Arena steelt de jonge David met zijn ogen en leert hij bij, waarna hij de bewegingen van zijn voorbeelden vervolgens zelf op de baan herhaalt. ‘David heeft altijd heel hoog gemikt, was nooit bang om hoge doelen te stellen’, besluit Willems. ‘Nu zal hij voor de top tien gaan, zoveel is zeker. Een instelling die niet iedereen gegeven is.’

Een normale gast

Tot hij meerderjarig werd, sprak David nooit openlijk uit dat hij proftennisser wilde worden. ‘De namen bij de min twaalf, min veertien of min zestien zijn niet de spelers die je nu ziet. Tot zijn zeventiende heeft David alleen maar voor het spel gespeeld’, stelt Simon. ‘Het is op zijn achttiende dat de beslissing is gevallen.’ Op dat moment neemt de clan Goffin plaats rond de tafel en komen ze overeen dat de jongste niet naar het rijk van de groten mag zonder zijn diploma middelbaar onderwijs op zak. Het bewijs dat David zich in een gezonde entourage kan ontwikkelen.

David Goffin is vooral die rustige jongen gebleven vanop het Atheneum Marguerite Bervoets in Bergen.

Met zijn diploma achter de hand kan hij blijven schaven aan elk stukje van zijn talent en met zijn vingertoppen z’n dromen beginnen aan te raken. Zonder evenwel zijn gewoonten te veranderen. ‘Hij woont nog altijd bij mijn ma, rijdt met een Peugeot… Hij is vooral een goeie, normale gast. Het is echt het succes van een heel eenvoudig iemand. Zijn ATP-klassement is daarbij weinig van tel’, benadrukt zijn broer. Om er dan aan te herinneren dat ‘als je hem vergelijkt met de beste veertien voetballers (Goffin was nummer veertien op de wereldranglijst op het moment van het interview, nvdr), David Goffin Eden Hazard is. Hij is de beste Belgische speler van het circuit.’ Een status die hem niet in extase schijnt te brengen. ‘Geld is voor David ondergeschikt. Na Roland Garros (de achtste finale van 2012, nvdr) heeft hij moeite gehad om met die status om te gaan, al die aandacht en verwachtingen. Hij moest die dingen verteren’, analyseert Willems, die zijn eerste trainer bij de profs werd tot in april 2014.

David Goffin is vooral die rustige jongen gebleven vanop het Atheneum Marguerite Bervoets in Bergen. Daar heeft hij nooit voor opschudding gezorgd. ‘We hadden nooit het minste probleem met hem. Alles was in orde. Met David liep het altijd vanzelf’, vertelt Dominique Meunier, zijn vroegere turnleraar. ‘Hij was altijd heel kalm. Op tv zie ik die sereniteit terug die hij bij ons had.’ Een sereniteit die van hem in een heel gemediatiseerde sport een fenomeen tegen de stroom in maakt, en die hij ook wil bewaren rond zijn naasten. Bij de clan Goffin is de boodschap helder: het privéleven van David blijft privé en de communicatie wordt gefilterd door zijn manager Karine Molinari. Punt. David drinkt niet, rookt niet en gaat alleen weg voor ceremonies of om te golfen, zijn andere hobby. Punt.

Ziedaar dus de ‘normale kerel’, met wie iedereen zich makkelijk kan identificeren en voor wie iedereen sympathie kan koesteren, zoals zijn broer Simon blijft herhalen. ‘Hij vraagt niets. Alles wat hij wil, is tennissen. Hij is dezelfde David als dat twaalfjarige jongetje dat met mij tennis speelde in de garage.’ Dezelfde die altijd alleen maar belang heeft gehecht aan het spel, door het spel en voor het spel.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content