Walter Pauli

Vinokourov en Uran, Laurel en Hardy

Over de wegwedstrijd is meer te zeggen dan de zege van Vino alleen.

Door Walter Pauli vanuit Londen
Dat Alexandre Vinokourov, de man die niemand wilde zien winnen, toch won, en zijn carrière afsluit met Olympisch goud, zorgde natuurlijk voor zowat wereldwijd ongenoegen – op Kazakstan en misschien Columbia na. Maar het neemt niet weg dat de zege van Vinokourov zo typisch is en blijft voor dit soort races. Want over die wegwedstrijd is meer te zeggen dan de zege van Vino alleen.

Het moest en zou een Brits dagje worden, ideaal trouwens al opener van de Spelen in Londen. Een Britse topploeg, een Britse gele trui, een Britse regenboogtrui, de Britten hebben leren fietsen.

Het was alleen een beetje onduidelijk of er een Brits nationaal team aan de start stond, dan wel Sky aangevuld met wegkapitein David Millar, ooit betrapt op doping, en na zijn bekentenis en outing een propagandist voor de propere sport, en natuurlijk zeer blij en tevreden dat hem deze eer nog te beurt valt. Want was het Tourwinnaar Bradley Wiggins zelf niet die tijdens de Tour een Open Brief schreef naar wielerfans overal ter wereld, toen er vraagtekens werden geplaatst bij de dominantie van Sky. Wiggins legde uit dat je in één land écht niet weg geraakt met doping, en dat dit land Groot-Brittannië is, want dat het Britse publiek het nooit zou pikken dat voormalige valsspeler opnieuw vedette zou willen worden. Dat gaat in tegen het vaderlandse gevoel van fair-play. Laten we dan zeggen dat David Millar toch maar de uitzondering is die de regel bevestigt.

En dat de hand van Sky even zwaar woog als het nationale gevoel. Bernard Eisel is Oostenrijker van nationaliteit maar Sky-renner van professie. En dus deed hij tijdens de race nogal ostentatief wat hij ook om den brode doet: hij zette de hele wedstrijd lang Mark Cavendish netjes uit de wind. Eisel ging wel niet mee sleuren aan de kop van het peloton, maar de Britten redelijk feitelijk met één man extra.

Dat hadden ze wel nodig, want ze probeerden dezelfde koers te rijden in Londen als vorig jaar in Kopenhagen, tijdens het WK. Controle van begin tot eind – en dan maakt Mark Cavendish het wel af. Twee zaken verschilden echter: op een WK zijn de nationale ploegen dubbel zo groot als op Olympische Spelen, want de mogelijkheid tot controleren ongeveer halveert. En Kopenhagen was écht vlak, Box Hill was weliswaar lang niet steil, maar toch zou daar de beslissing vallen. Want tot de laatste plaatselijke ronde rond Box Hill, liep de wedstrijd zoals de Britten het wilden. Ze controleerden, al kregen ze daarbij weinig kans van de andere sprintersploegen, de Duitsers voorop. Goed, Tony Martin hielp wel – maar die gaf al zeer snel op. Laten we zeggen dat hij zich op een kleine extra rust trakteerde voor de nakende tijdrit, een luxe die zijn grote concurrenten Bradley Wiggins (in dienst van Cavendish) en Fabian Cancellara (in dienst van zichzelf) zich niet konden veroorloven.

Was het overmoed? Was het niet beter kunnen? Tijdens de laatste beklimming van Box Hill reden de Britten tempo, maar het kan niet anders of het moet een te laag tempo geweest zijn. Want langs alle kanten ontsnapten renners – veel renners. En de bedoeling van ’tempo maken’ is toch het tempo zo opdrijven dat veel lust tot ontsnappen ontbreekt. Het tempo op Box Hill deed ongeveer het omgekeerde: het nodigde uit om te vluchten. Zodat er eigenlijk geen sprake meer was van een kopgroep en een peloton, maar van peloton één (meestal zijn dat de sterksten) en peloton twee – de groep met al die verschrikkelijk ambitieuze en zegezekere Britten, en de andere sprinters, die zich aan het wiel van Cavendish hadden vastgelijmd: André Greipel, Tom Boonen, Tyler Farrar. En allemaal vertrouwden ze wel dat die Britse hardrijders het gat zouden dichtrijden in de veertig kilometer die hen restte tot de finish aan ‘The Mall’ in Londen Centrum.

Boonen had nochtans beter moeten weten. In Parijs-Roubaix dit jaar ontsnapte hij ook van erg ver, uit een kopgroep met een grote dominantie van Sky. En wat Sky toen deed, is een kopie van wat de Britten gisteren lieten zien. Ze dachten dat één sterke renner in staat zou zijn het gat dicht te rijden, of toch merkbaar te verkleinen. En dus moest Ian Stannard opnieuw de hele achtervolging op zijn schouders nemen, veel te weinig bijgestaan door de andere Britten, en nauwelijks of niet door de andere nationaliteiten. Ditmaal kozen de Duitsers voor de Sitzkrieg in de plaats van een nieuwe Blitz op Londen.

Vooraan reden Spanjaarden en Zwitsers zich de ziel uit het lijf, en daarachter liet een hele bende zich vrolijk meeslepen. En ook daar speelden alle mogelijk rivaliteiten mee. De ene Belg (Philippe Gilbert) had na zijn aanvalswerk geen zin om veel te knechten voor die andere, nochtans snellere Belg (Jürgen Roelandts). Ploegtactiek bij de Nederlanders was ook niet echt zichtbaar, en nadat Cancellara ‘himself’ een bocht miste en viel, was veel van de organisatie bij de vluchters weg. Ineens waren bijvoorbeeld de Spanjaarden even onzichtbaar als de Zwitsers. Dus toen op bij het binnenrijden van Londen Uran ineens een héél lepe demarrage plaatste, was iedereen verrast. Alleen de oude rot Vinokourov, die een oog heeft voor soort situaties, ging aan. En ineens bleek dat de achtervolging niet georganiseerd kon worden. Waarom niet?

Een logische verklaring is dat veel supporters (en journalisten) zich verkijken op de truien. Tijdens de Spelen dragen de renners het tricot van hun land. Alle andere dagen dat van hun commerciële werkgever. En dàt ploegenspel speelde in Londen natuurlijk ook mee. Te veel renners konden of wilden niet achter die twee aan. Vinokourov is de feitelijke baas bij Astana, een Kazachs team. Wel, er zaten nog drie Astana’s in die kopgroep: de Tjech Roman Kreuzinger, de Rus Andrei Grivko, de Sloveen Janez Brajkovic. Allemaal sterke renners, allemaal andere nationale truien, allemaal dezelfde geldschieter: Astana. En dus allemaal renners die vooraan present waren, maar die niet van plan bleken één trap te geven in de jacht op hun echte kopman.

En op de koop toe is Uran ook lid van het Britse Sky-team (dat op datzelfde ogenblik nog altijd de schijn van een achtervolging probeerde hoog te houden). Uran had zelfs een Columbiaanse ploegmaat mee, Sergio Luis Henao, en die rijdt ook voor Sky. Er was zelfs nog een derde Sky-man: de Noor Lars Nordhaug. Dat zijn samengeteld al zeker zes renners die niet mee doen of tergend passief op de rem staan in de achtervolging op die twee. ‘Een aarzeling in de groep’, heet dat dan. Dat patroon zat er ook bij andere landen. Moest Luis Leon Sanchez (Spanje, Rabobank) rekening houden met Robert Gesink (Rabobank, Nederland), of niet? Moest Philippe Gilbert een handje toesteken bij Jürgen Roelandts, of lag zijn loyauteit niet minstens zo veel bij zijn Amerikaanse BMC-ploegmaat Taylor Phinney?

Iedereen die veel kwaad wil vertellen over Alexandre Vinokourov heeft gelijk. Zolang men maar voor ogen houdt dat hij ook een paar kwaliteiten heeft. Hij voelt bijvoorbeeld als geen ander aan wanneer de kaarten ideaal liggen om te springen. En met Uran had hij de ideale gezel. Een sterke renner, die Uran, en won al wat ritten – dit jaar nog droogde hij een omvangrijke kopgroep af in een rit in de Ronde van Catalonië. Maar hij heeft één constante: als hij in een eendagswedstrijd met een klein groepje naar de finish gaat, wint hij nooit. Vorig jaar, spurt om de tweede plaats in de Ronde van Emilië: Uran laat zich kloppen door Bauke Mollema. Ook voor jaar, Clasica San Sebastian. Na winnaar Gilbert maken acht renners zich op voor de strijd om plaats twee tot negen. Uran is negen. Nog vorig jaar, Luik-Bastenaken-Luik. Gilbert droogt Andy en Fränck Schleck af, ver achter hen wordt gesprint om de vierde plaats. Kreuzinger haalt het van, jawel, Uran. Of in de Ronde van Zwitserland 2010. Derde rit. Er zijn ontsnappingen, twee man sprinten voor de zegen. Eén: Fränck Schleck. Twee: we hoeven het al niet meer te vertellen, zeker?

Rigoberto Uran is een uiterst behoorlijke professional, maar niet bepaald ‘een afwerker’. Een man die de Olympische gedachte al een paar jaar uitdraagt, ook als het geen Spelen zijn: meedoen is belangrijker dan winnen. En dat is natuurlijk spek voor de bek van de altijd eergierige Vinokourov.

En zo zag de hele wereld Uran op het foute moment de foute kant opkijken. En gezien het foute verleden van Vinokourov ‘wist’ iedereen: dit zit fout. Uran en Vinokourov, ze leken de Laurel en Hardy van het peloton: je ziet de mop van ver aankomen, maar door de briljant timing moet je toch hartelijk lachen.

Dat kan – natuurlijk. Met Vino weet je nooit of hij geen bedrog pleegde, net zoals je met Uran eigenlijk altijd weet dat hij niet wint. En hoe dan ook moet je tegenwoordig eerst de dopingcontrole afwachten, vervolgens minstens tien jaar voorbehoud aantekenen, wegens nog verdere analyses in de labo’s, en dan wachten tot er één of andere journalist of onderzoeksrechter geen bewijzen van omkoperij bovenspit. Tegen dat de Olympische Spelen ooit naar Brussel (of Mechelen) komen, zullen we ongeveer zekerheid hebben over de juiste uitslag van de ‘wegwedstrijd wielrennen heren’ op de Spelen van Londen 2012.

En zo eindigde deze ‘openingsklassieker’ van de Spelen zoals dat in het wielrennen wel eens wil gebeuren. Londen 2012 leek Ronse 1963 wel. Het verzamelde publiek verwacht één favoriet, en dan is er een halve antiheld die wint. In het geval van Vinokourov, zelfs een hele schlemiel. Een aartsbedrieger die aan het hele peloton een lesje geeft in de verheven Olympische Gedachte: was meedoen niet het belangrijkste, jongens?

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content