Belgische clubs tellen Europees niet meer mee (en waarom dat perfect logisch is)

© Belga Image
Matthias Stockmans
Matthias Stockmans Redacteur van Sport/Voetbalmagazine en Knack Focus.

Zulte Waregem overklast door Nice, Anderlecht kansloos tegen Bayern München. Club Brugge, Oostende en Gent al in de voorrondes uitgeschakeld. Neen, de Belgische clubs maken dit seizoen geen te beste beurt in Europa. Sport/Voetbalmagazine plaatst een en ander in perspectief.

Enig historisch en breder perspectief zorgt voor nuance in onze ontgoocheling over de recente prestaties van onze Belgische vertegenwoordigers in Europa. Ten eerste: niet enkel België wordt weggespeeld door de Europese top. Feyenoord ondervond het ook tegen Manchester City, Vitesse speelde een helft aardig mee tegen Lazio, tot ze daar hun A-elftal in stelling brachten. De conclusie was telkens: dit is een ander niveau.

Datzelfde discours horen we vaak bij onze Belgische trainers en analisten: op het kampioenenbal spelen ze een ander voetbal. Maar evengoed verkondigen diezelfde Belgische trainers dat kleine ploegen niet meer bestaan in het Europese voetbal, vooral wanneer zij uitgeschakeld worden in een of andere voorronde.

Dat lijkt een inconsequente gedachtegang, maar is het niet. Het klopt immers dat de ondergrens opgeschoven is: de ‘kleine’ voetballanden zijn gemoderniseerd, hebben steeds meer middelen en brengen tactisch geavanceerd voetbal. Denk maar aan Qarabaq, APOEL Nicosia of Basaksehir.

Het probleem voor de middenmoot van Europa – waaronder België en Nederland dus – is dat de ondergrens opgetrokken werd, maar de bovengrens evenzeer. De topclubs werden nóg sterker en kapitaalkrachtiger. Samengevat: de kloof met de kleintjes werd kleiner, met de groten werd die groter.

Vooral in de voorbije vijf jaar valt de toename aan monsterscores op in de Champions League. Met een veel grotere regelmaat pakken clubs als Barcelona, Bayern München, Real Madrid et les autres uit met een 5-0-, 6-0 of zelfs 8-0.

We zijn gaan grasduinen in alle edities van de Champions League sinds de oprichting in 1992: vroeger waren dit soort uitslagen veel uitzonderlijker.

De Big Five loopt uit

Een andere belangrijke vaststelling: vanaf de kwartfinales spelen enkel de grote landen nog mee. Dat zijn Duitsland, Spanje, Italië, Frankrijk en Engeland. Heel af en toe slaagt een club uit een klein land er nog in zich daar te mengen (veelal uit Portugal of Griekenland), maar dan is het over en uit.

Dat is een tendens die ontstond vanaf eind jaren negentig. Meer bepaald vanaf het moment dat de UEFA besliste dat de toplanden meerdere clubs mochten afvaardigen op het kampioenenbal en het aantal deelnemers werd uitgebreid naar 32. De bedoeling was duidelijk: de eindstrijd moest zo veel mogelijk door de echte topclubs betwist worden. Commercieel veel aantrekkelijker natuurlijk dan pakweg de affiches in de halve finales van de CL in het seizoen 1995/1996: Juventus – Nantes en Ajax – Panathinaikos. Toen werd er nog gespeeld in slechts twee poules en enkel de landskampioenen. Clubs als Göteborg, Ajax, Benfica en Porto speelden in die eerste jaren van de CL nog een rol van betekenis.

De bedoeling van de UEFA (en de sponsoren) was om dat soort anomalieën zoveel mogelijk uit te sluiten. Daar zijn ze in geslaagd. Een keer nog kon een ploeg die tendens doorbreken, dat was het FC Porto van José Mourinho in 2004. Portugal is niet toevallig het land dat het dichtst aanschurkt bij de Europese Big Five.

En wat met de Belgische clubs? De geschiedenis van de Champions League leert dat ons land daar al 25 jaar niets te zoeken heeft. Enkel Anderlecht in 2000 en AA Gent twee seizoenen geleden konden door de poulefase geraken, maar daarna stopte het verhaal ook. Het zijn de uitzonderingen die de regel bevestigen, want veel vaker kregen onze Belgische teams een serieus pak slaag. In de campagne 2004/2005 eindigde Anderlecht de groepsfase met nul punten, 4 goals voor en 17 tegen. In het seizoen 2011/2012 viel diezelfde bedenkelijke eer te beurt aan KRC Genk: 0 punten, 2 goals voor en 16 tegen. En Club Brugge vorig jaar: 0 punten, 2 goals voor en 14 tegen.

Dat zijn allemaal zeer duidelijke cijfers. Voor Nederland oogt die balans trouwens niet veel beter in de afgelopen vijftien jaar. Samen met de Scandinavische en Oost-Europese landen mogen we al blij zijn als we er in de groepsfase bij lopen. De Champions League is exact geworden wat de organisatoren en sponsoren voor ogen hadden: absoluut topniveau, maar ook zeer voorspelbaar.

Paradox met de nationale ploeg

De Europa League is nu de nieuwe speeltuin voor die ‘kleintjes’. Zo bewezen de Belgische clubs en Ajax vorig seizoen nog. Dat er af en toe nog een pandoering volgt, is enkel wanneer clubs zoals Nice en Sevilla, subtoppers uit de grote landen, daar hun kans schoon zien om Europees wat te betekenen en hun ruime kern maximaal te benutten.

Waarom we dan toch ontgoocheld zijn na een week als deze, terwijl die historisch en breder gezien perfect logisch is? Misschien heeft het te maken met de hoogconjunctuur van onze nationale ploeg, met Belgische topspelers die uitblinken bij Europese topclubs, en die een vijfde plaats bekleedt op de wereldranglijst.

De Belgische voetbalfan wordt dezer dagen verwend en heeft zijn lat hoger gelegd, dat viel ook te merken wanner de Rode Duivels eens niet over hun tegenstander wervelden en er in het stadion meteen gemor klonk. Het is echter totaal oneerlijk die lijn door te trekken naar ons clubvoetbal, dat steeds verder achterop hinkt tegenover de topcompetities. Daar zal niets aan veranderen, tenzij de UEFA dat wil.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content