Het EK 2016 tactisch ontleed: wat hebben we geleerd?

© BELGAIMAGE

EURO 2016 was het toernooi van de centrumverdedigers. Of ze nu dachten als volgelingen van Pep Guardiola, of verdedigden als soldaten van Diego Simeone. De opbouw gebeurde vanuit de driehoek achterin, daar waar de nummer 9 zo goed als uit beeld verdween.

Mocht men in de verre toekomst het voetbal uit de jaren 2010 in enkele woorden moeten samenvatten, de naam van Josep Guardiola zou onvermijdelijk vallen. Zelfs al coachte hij nooit een nationaal elftal, de man die Bayern München een nieuw gezicht gaf, werpt zijn schaduw over elk internationaal kampioenschap. Het tweede doelpunt van Antoine Griezmann tegen het guardioleske Duitsland in de halve finale van het voorbije EK, was de perfecte illustratie van het voetbal zoals het door Diego Simeone en zijn Atlético Madrid is vergoddelijkt. Het was een vuistslag in het gelaat van het voetbal dat is gebaseerd op het fameuze balbezit. Het zogenaamde tikitaka, dat sinds 2009 al verscheidene keren dood is verklaard na overwinningen van José Mourinho, Didier Drogba of Simeone op ploegen van Pep. Het mag tegenstrijdig klinken, maar ook over het EURO 2016, met opnieuw een voortijdige uitschakeling van Spanje en een finale tussen twee landen die zich beter voelen zonder bal, waarde de geest van Guardiola. Want juist doordat hij altijd en overal de bal ging opeisen, creëerde hij ook de ploegen die leerden te voetballen zónder het ronde leren ding.

Vrijwel niemand wilde de bal op dit eerste EK met 24 deelnemers, waarvan de meesten probeerden met een minimum aan risico’s door te stoten naar de achtste finales. Meer dan de helft van de wedstrijden eindigde op meer dan 60% balbezit voor een van beide ploegen. Negen ploegen schoten gemiddeld minder dan tien keer per wedstrijd op doel – dubbel zoveel als tijdens het WK 2014 in Brazilië. De tot favoriet uitgeroepen landen bevonden zich vaak tegenover een muur. De wedstrijden waren minder spectaculair dan in Brazilië zonder de intense pressing die het Zuid-Amerikaanse voetbal zo kenmerkt. Veel ploegen trokken zich terug tot voor hun eigen zestien meter, en bevestigden hiermee een trend die al sinds enkele jaren zichtbaar is, als antwoord op de snelle balcirculatie van de Guardiola-adepten: de ruimte om te voetballen én te denken nabij het doel van de tegenstander klein maken. Als antwoord op de kleinere ruimtes gingen de denkende spelers bij Guardiola dus lager staan.

Creatief achterin

De centrale verdedigers werden zelden onder druk gezet op het voorbije EK. Dat geeft hen de tijd om rustig de wedstrijd te lezen. Steeds vaker zijn het deze stoere bonken die richting geven aan het spel. De teruggetrokken spelmaker, vanaf het vorige decennium subliem verpersoonlijkt door Andrea Pirlo, is vandaag nog verder naar achteren opgeschoven. Het zijn de centrumverdedigers aan wie de opbouw nu wordt toevertrouwd. De squadra azzurra van Antonio Conte, nogal karikaturaal voorgesteld als een verdedigend elftal, presenteerde zich als een ploeg die is opgebouwd rond de kwaliteiten van haar verdediging, met Leonardo Bonucci als heerlijke regisseur in een rol die doorgaans voor een middenvelder is gereserveerd. ‘Dit Italië houdt het midden tussen Barça en Atlético’, zei Xavi, en hij bedoelde het als een compliment.

La squadra verzorgt zijn opbouw met de koelbloedigheid van de Catalanen, en versnelt wanneer het zijn diepe spits zoekt op een manier die doet denken aan de Madrilenen. Zonder Marco Verratti en Claudio Marchisio zat Conte met een middenveld dat niet meer de kwaliteit had om met de rug naar het doel te spelen. Dat loste hij op door de bal aan zijn verdedigers te laten. Opnieuw een idee dat door Guardiola tot in zijn details is verfijnd. Als columnist voor de Spaanse krant El Pais raakte Pep, pas ex-speler geworden, tijdens het WK 2006 helemaal in de ban van de Mexicaanse bondscoach Ricardo La Volpe: ‘Hij is erin geslaagd zijn verdedigers er al voetballend te laten uitkomen. Hij verplicht hen om allemaal tegelijk samen met de bal mee op te schuiven.’

Toen hij nadien zelf trainer werd, vulgariseerde Guardiola de salida lavolpiana, waardoor elke ploeg die de bal opeist het vandaag toepast: centrumverdedigers die zich wijd opstellen, backs die erg hoog gaan staan, en een controlerende middenvelder die tussen de centrumverdedigers zakt om van daaruit met zijn drieën de opbouw te verzorgen. Die middenvelder, de mediocentro, heet Toni Kroos bij de Duitsers, goed voor 643 passes tijdens het toernooi, een verbetering nog van zijn al niet misse cijfer in Brazilië (605, ondanks een wedstrijd meer gespeeld). Bij Frankrijk heet hij Paul Pogba, vanaf de kwartfinale door Didier Deschamps uitgespeeld als mediocentro om hem de noodzakelijke tijd en ruime te geven in de Franse opbouw.

Defensie met drie

Maar de spelmaker vermomd als defensieve middenvelder raakte snel ontmaskerd. Tegenstanders kregen hem in het vizier. Om Daniele De Rossi het voetballen te beletten, plakte Marc WilmotsMarouane Fellaini op de Italiaan. Ook Guardiola zag al gauw plannetjes opduiken tegen zijn mediocentro. Het verklaart ongetwijfeld waarom hij bij Bayern München een prioriteit maakte van het opkrikken van de voetballende kwaliteiten van Jérôme Boateng.

Ondanks de door hem veroorzaakte strafschop tegen Italië en een blessure op het slechtst denkbare moment tegen Frankrijk, ontpopte de centrale verdediger van Bayern zich tot één van de uitblinkers van het toernooi. Na de alomtegenwoordige Kroos verstuurde Boateng de meeste passes (468) in Frankrijk. Vooral zijn diepe crosses hielden de Duitse machine draaiend wanneer de tegenstander erin slaagde Kroos lam te leggen. Met 69 geslaagde dieptepasses deed hij ruim beter dan in Brazilië (31). Maar meer nog dan het cijfer was de kwaliteit van zijn passes buitengewoon. Ze deden denken aan die van de Uruguayaanse middenvelder José Luis Zalazar, over wie zijn coach Benito Floro zei: ‘Zijn lange ballen zijn cruciaal omdat ze in de rug van de tegenstander terechtkomen, en niet in zijn voeten.’

‘Verdedigen is niet alleen de bal ontzetten op om het even welke manier’, zei ooit de Colombiaanse bondscoach Pacho Maturana. Nooit eerder waren deze woorden meer waar dan tijdens het EK in Frankrijk. In Brazilië al speelde de Nederlandse defensie van Louis van Gaal zich in de kijker door zijn dieptespel, waarmee het snel Robin van Persie en Arjen Robben probeerde te bereiken. Voor Van Gaal, zelf een inspiratiebron voor Guardiola, was het een manier om de afwezigheid van Kevin Strootman op te vangen. Zonder Strootman viel een sleutelfiguur in de opbouw weg. Van Gaal greep terug naar een veldbezetting met drie centrale verdedigers, waarmee hij van achteruit een overtal rond de bal creëerde.

Niet alleen Conte adopteerde deze idee met zijn drie Juveverdedigers, ook Chris Coleman greep er met Wales naar terug. James Chester werd een van de vijftien beste passeurs in Frankrijk (313 passes), en Ashley Williams (35) en Ben Davies (30) ontpopten zich tot belangrijke pionnen in de offensieve impulsen van het Welshe elftal.

Op slot

Vaak beschermd door een laag blok werden de verdedigers de helden van het EK. Met de bal, maar ook zonder. Als een keizer in zijn zone bluste Laurent Koscielny de brandjes die de door het forfait van Raphaël Varane onthoofde Franse verdediging bedreigden. Les Bleus groeiden in het toernooi, net als de defensieve balans van het elftal. Soms is een goede verdediger belangrijker dan een sterke doelman en aanvaller om een trofee in de lucht te kunnen steken.

Ook de Poolse verdedigers Kamil Glik en Michel Pazdan schitterden, bijgestaan door Grzegorz Krychowiak, de man die het ritme bepaalde van een elftal waarin Robert Lewandowski slechts een tweederangsrol vervulde. De robuuste Ragnar Sigurdsson stutte het defensieve IJslandse raamwerk (40 keer de bal ontzet). En moeten we er nog aan herinneren dat België ieder evenwicht leek te verliezen wanneer het zijn heil zocht in een lage defensie zonder collectieve afspraken en zonder Thomas Vermaelen? Of dat Spanje ten onder ging tegelijk met de prestaties van een Sergio Ramos van wie we stilaan het beste hebben gezien?

Er was een tijd dat het nummer 10 de wedstrijd bepaalde. Vandaag zijn het de centrale verdedigers. Bij Spanje is het Gerard Piqué, bij de MannschaftMats Hummels. Hummels is in staat om met een pass tussen de lijnen een bres te slaan in het blok van de tegenstander. Hij verdedigt ver van zijn doel en kan dat dankzij een Boateng, die de benen van een sprinter en de voeten van een middenvelder in zich verenigt. Wales vergrendelt zijn strafschopgebied met het charisma en de kopbalsterkte van Ashley Williams, gekoppeld aan de offensieve ideeën die vertrekken van de elegante linkerpoot van Ben Davies. Frankrijk steunde op Koscielny: pragmatisch, voor alles denkend aan verdedigen, zonder risico op laag balverlies. Creativiteit, dat was voor de anderen.

Pragmatici vs romantici

Het bewijs was zichtbaar tot in het absurde. Duitsland ging eruit in de halve finale toen het bovenop de geschorste Hummels ook Boateng met een blessure zag uitvallen. Frankrijk had verscheidene wedstrijden nodig om zich heruit te vinden, en probeerde zelfs een 4-2-3-1 om de onbeschikbaarheid van Varane en Lassana Diarra op te vangen. Maar vooral was er Portugal, waar Pepe een verdediging op zichzelf vormde tegen de Kroaten, daarna ook tegen de Polen. In hun halve finale tegen Wales zagen de Portugezen zich genoodzaakt om lager te gaan staan, wat hen zonder het agressieve vooruit verdedigen van de geblesseerde Pepe kwetsbaar maakte.

Om te begrijpen hoe een ploeg speelt, moet je niet alleen naar de namen van de middenvelders kijken. Voetballen met Boateng-Hummels is niet hetzelfde als met Pazdan-Glik, zoals ook een defensie gebouwd rond Diego Godín iets anders is als wanneer een achterlijn door Piqué wordt gedirigeerd. Het debat over balbezit gaat over sleutelfiguren achterin. De pragmatici zullen erop wijzen dat de guardioleske defensie van de Mannschaft het moest afleggen van een soldaat van Simeone. De romantici zullen volhouden dat de Duitse nationale ploeg altijd bij de laatste vier was aangezien ze het balbezit als principe omarmde. Rest er ons de eeuwig weerkerende vraag: heeft de winnaar altijd gelijk?

(Guillaume Gautier)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content