Het volledige interview met Per Mertesacker, die met voetbalpensioen gaat: ‘Mijn lichaam is gewoon op’

© Belga Image

In mei gaat Per Mertesacker met voetbalpensioen, maar eerst laat de Duitse wereldkampioen en Arsenalkapitein diep in zijn hart kijken. Heel diep. Lees hier het volledige interview dat hij aan het Duitse weekblad Der Spiegel gaf.

De braakneiging overvalt hem vier, vijf seconden voor de aftrap, elke keer weer. Wanneer hij zijn positie op het veld ingenomen heeft en de supporters schreeuwen. Wanneer hij weet dat hij opnieuw negentig minuten alles moet geven.

De spanning kan hij dan nauwelijks dragen, zegt hij: ‘Mijn maag keert om, het is alsof ik moet overgeven. Ik moet mijn keel dan zo fel toeknijpen dat de tranen in mijn ogen komen.’ Daarbij wendt hij altijd het hoofd af, zodat niemand zich afvraagt wat er mis is met die Per Mertesacker, die rustige, soevereine centrale verdediger.

De wereldkampioen van 2014 en aanvoerder van Arsenal zit in een Thais restaurant in het noorden van Londen. Hij heeft een tafel geserveerd voor twee personen. The big fucking German, zo wordt hij hier in Engeland genoemd. Die bijnaam is wel passend, Mertsesacker is onmiskenbaar fucking big. Slechts één poging doet hij om zijn benen onder de tafel te vouwen. Hij is 1m99, slank, draagt witte sneakers, een jeans en een grijs T-shirt. Hij bestelt plat water en kip met cashewnoten. De training is net achter de rug.

In mei zet Per Mertesacker na vijftien profjaren een punt achter zijn carrière. Hij is moe, zegt hij, opgebrand. Hij is kapot, zeggen zijn artsen. Maar eerst wil hij nog iets nalaten ‘aan de generaties na hem’, zegt hij, een kijk in de brutaliteit van het voetbal. Hij wil misvattingen uit de weg ruimen, duidelijk maken wat het betekent om deze job uit te oefenen, die velen als een droomjob beschouwen: onder desastreuze druk staan, gebukt gaan onder een onophoudelijk dictaat van trainingen en wedstrijden, en daarbij altijd gereduceerd worden tot het resultaat.

Altijd een voetballer zijn, nooit eens een mens.

Naar de wc

Eén voorwaarde stelt hij wel: ‘Het mag geen klaagzang worden, want natuurlijk ben ik me bewust van mijn privileges.’ Velen dromen immers van zijn beroemdheid, van de stand van zijn bankrekening en alles wat daarbij hoort: villa’s, luxeauto’s vakanties op de Seychellen, Malediven, Mauritius…

Hij wil er alleen iets bij betrekken wat hij zelf te lang weggemoffeld heeft: dat die grote voetbalbusiness niet alleen van het lichaam zeer veel eist.

‘Het is de eerste keer dat ik over die braakneigingen spreek’, zegt Mertesacker. Het begint al de nacht ervoor. Clemens Fritz, met wie hij bij Werder een kamer deelde, wees hem daarop. ‘Hij probeerde steeds voor mij in te slapen, want mijn rechterbeen begon altijd zo te trillen dat hij er gek van werd.’ En dan de ochtend van een wedstrijd, zoals er in zijn leven wel 500 geweest zijn. ‘Eenmaal uit bed moes ik meteen naar de wc, van het ontbijt weer naar de wc, na het middageten opnieuw, in het stadion nog eens.’ Alles loopt er gewoon door.

Zelfs zijn vrouw, zijn familie of zijn vrienden heeft hij er niet over verteld. ‘Ik wilde het niet dramatiseren. Het had ook geen effect op mijn prestaties.’ Hij pauzeert even, denkt na. ‘Anderzijds moest ik er als kind al mee omgaan.’

Aprilgrap

Zijn vader Stefan was jeugdtrainer bij een lokale club in Nedersaksen. Per was groot, speelde vaak een jeugdcategorie hoger. ‘Altijd in de verdediging, altijd simpel maar efficiënt. Zoals nu nog, eigenlijk.’

Op zijn elfde ging hij naar Hannover 96, maar aan profvoetballer worden dacht hij niet. ‘Voetbal was mijn hobby, meer niet.’ Aan de muren van zijn kamer hangen posters van 96, van Bob Marley en Anna Koernikova.

Zijn vader zag wel meer in hem, maar die ambitie krijgt een knauw wanneer Per op zijn vijftiende groeipijnen krijgt. Hij groeide te snel, zijn botten moesten zich aanpassen. ‘Ik had zo’n pijn in mijn linkerknie dat ik een jaar niet kon trainen.’ En dus werpt zijn vader hem vaak voor de voeten: ‘Je redt het niet.’

Je redt het niet… ‘In zekere zin werkte die uitspraak bevrijdend’, zegt Mertesacker nu. Opeens was de druk weg die altijd op hem rustte.

Wanneer hij na een onderbreking van een jaar terugkeert naar de B-jeugd van 96, was er plots die viermansdefensie met twee centrale verdedigers. ‘Speel daar eens’, had zijn trainer gezegd. ‘Je bent rustig aan de bal en je wint kopduels.’

Voor die trainer werd hij al snel de ’toren’ van de verdediging. Na de jeugd kreeg hij een contract bij de amateurs en op een dag riep Mirko Slomka, de assistent van 96, hem bij zich. Dat hij beter een gsm zou kopen, in geval ze hem wilden oproepen voor de profs. ‘Dat was de eerste keer dat ik dacht: ho, dat wordt hier gevaarlijk’, zegt Mertesacker.

In 2003 tekende hij zijn eerste profcontract, met een duur van twee jaar en een maandsalaris van 1000 euro. Op 1 november van dat jaar debuteerde hij tegen FC Köln, op dat moment als jongste in Duitsland geboren Bundesligaspeler ooit.

Een wedstrijd of twintig later rinkelde zijn gsm: Jürgen Klinsmann. ‘Hij wilde vers bloed in de nationale ploeg en daarom nodigde hij me eens uit’, weet Mertesacker nog. Hij lacht, schudt met het hoofd. ‘Ik dacht alleen maar: wat een aprilgrap!’

Horrorgedachte

Meteen krijgt zijn gelaatsuitdrukking iets ernstigs. Net nog vertelde hij als een entertainer, nu praat hij trager, zoekt hij naar de juiste woorden.

‘Er volgde het ene hoogtepunt na het andere. Dat was toen voor mij al een moeilijke spagaat. Ik deed eindexamen op school, trainde elke dag, speelde in het weekend. Ik zei vaak tegen mezelf: niet nadenken, voortdoen, gewoon voortdoen.’ Hij pauzeert weer even. ‘Natuurlijk besef je ergens dat dit een enorme belasting is, van lichaam en geest, die je moet proberen weg te moffelen. Dat het niet meer om plezier gaat, maar dat je moet presteren. Altijd en overal. Zelfs wanneer je geblesseerd bent.’

Zijn eerste ernstige blessure liep hij op in 2005, bij een interland, aan de achillespees. Rustig laten helen was geen optie, 96 vocht om het behoud en hijzelf om een plaats in de Mannschaft. Zo speelde hij een jaar verder, tot zijn bot vervormd was. ‘Helse pijn. Maar in dit beroep moet iedereen bereid zijn om zijn gezondheid op te offeren. Onder het motto: daar word je hard van.’

Het loonde: Klinsmann riep hem op. ‘Erbij zijn op het WK in eigen land, dat zorgde voor een roes.’

Mertesacker schuift zijn bord aan de kant en haalt een rood notitieboekje boven. Hij heeft er aantekeningen in gemaakt voor dit interview. ‘Natuurlijk was ik ook ontgoocheld toen we de halve finale verloren van Italië, maar in de eerste plaats was ik opgelucht. Ik dacht alleen maar: het is voorbij, het is eindelijk voorbij.’

Niet één wedstrijd meer had hij kunnen verdragen, zegt hij, maar niet wegens zijn hiel. ‘De druk vrat me op. De horrorgedachte om een fout te maken waar je een goal mee weggeeft.’ Hij zwijgt even. ‘Die angst is er ook in andere matchen. Telkens naar het scorebord kijken en de minuten aftellen. Maar op het WK was het onmenselijk.’ Mertesacker speelt met zijn servet, rolt ze op en weer uiteen. ‘Maar wat had ik kunnen zeggen? Dat ik blij was dat we eruit lagen?’

Mallemolen

Voetbal is de sport nummer één in Duitsland, de spelers zijn bijna openbaar bezit. Zelfs wanneer hij na een wedstrijd helemaal leeg was, luidde het: ‘De mensen hebben recht op jou, Per.’ Hij weet niet hoe vaak hij dat heeft moeten horen. Ook wanneer hij weg wou, met niemand wilde praten.

Journalisten heeft hij vaak als aasgieren ervaren, zegt hij. Als Bremen ’s zaterdags verloren had, stonden er ’s zondags drie cameraploegen. Op het WK van 2014 vroeg een tv-reporter hem na de achtste finale tegen Algerije waarom de match zo moeizaam verlopen was. Mertesacker, normaal altijd vriendelijk en bereidwillig, blafte hem toe: ‘Wat willen jullie? We hebben tot het einde gevochten. Nu ga ik drie dagen in een ton ijs liggen.’ Duitsland had met 2-1 gewonnen.

Mertesacker kreeg veel bijval na dat interview. Hij behoort tot de meest geliefde Duitse voetballers, met bijna drie miljoen fans op Facebook. De mensen mogen hem. Geen tatoeages, geen blingbling, geen fotomodellen op Ibiza. Misschien daarom net.

Hij bladert opnieuw in zijn notitieboekje. Na het WK 2006 moest zijn hielbeen weer in zijn oorspronkelijk vorm geschaafd worden. Hij koos voor een kliniek nabij de Beierse bossen. ‘Ik wilde ver weg van de club, van het stadion.’ Weer pauzeert hij even, om zijn woorden met zorg te kiezen. ‘Iedereen denkt dat het een drama is als je geblesseerd bent, maar dat is het niet. Het is de enige manier om er even tussenuit te kunnen, om die mallemolen even achter je te laten.’

De mallemolen. Telkens dezelfde sponsoropdrachten, trainingen en wedstrijden. Week na week. De dagelijkse metingen: hoeveel loopt hij, hoe snel, hoe hoog springt hij? ‘En het interesseert eigenlijk geen hond of je tien goede wedstrijden gespeeld hebt, alleen die van nu telt.’

De verhouding tot het voetbal is er een van liefde en haat. ‘Als de fans je toejuichen, is dat onbeschrijflijk. Fluiten ze je uit… pfoe, dan zink ik in de grond van schaamte.’

Lichaam in staking

Tijdens zijn carrière als prof is zijn lichaam minstens één keer per jaar in staking gegaan, zegt hij. Na het seizoen 2007/08 stond hij al na drie weken weer op het veld, hij had nog het EK gespeeld. ‘Ik ben op de eerste training heel normaal het terrein op gelopen, toen ik opeens een klik voelde aan mijn knie. Ik ben gevallen en kon mijn knie niet meer bewegen. Gescheurde meniscus. Zomaar. Pang.’ Hij klakt met de tong.

Hij heeft zich lang afgevraagd waarom dat gebeurd was. ‘Het antwoord is simpel: ik was op, helemaal op. Mijn lichaam was niet gereed voor een nieuwe inspanning.’

Hij speelt met de bladwijzers in zijn notitieboekje. ‘Wanneer ik niet meer kon, raakte ik geblesseerd. Ik denk dat veel terugkerende blessures psychisch worden uitgelokt. Het lichaam dat de ziel wat rust verschaft.’

Zeven weken was hij out met zijn meniscus. In dezelfde kliniek als waar hij voorheen verbleef, leert hij zijn vrouw Ulrike Stange kennen. Aan die relatie heeft hij al veel gehad, zegt Mertesacker. Ulrike is ex-international in het handbal, ze kent de druk en de verwachtingen. Het wakker liggen ’s nachts. Na wedstrijden geraakt hij niet voor vijf uur in slaap. ‘Dan sta je de dag nadien helemaal groggy op het trainingsveld.’

Na zijn transfer van Hannover 96 naar Bremen in 2006 treft hij voor het eerst een psycholoog aan in de kleedkamer. Hij werd zo aan hem voorgesteld: als er wat is dan kun je met hem praten.

Op dat aanbod is hij nooit ingegaan. ‘Wanneer hij ons aansprak, reageerden we allemaal hetzelfde: ik heb niks, het gaat goed, blijf weg van mij, ik wil niet met je praten… Je wilt tenslotte niet dat je ploegmaats denken dat er wat scheelt. Dat topsport misschien niks voor jou is.’

Op het veld zijn ze een ploeg, daarnaast individuen. ‘In de kleedkamer heb je misschien met twee, drie anderen contact en dat is het. Niemand laat zijn broek zakken en zegt hoe hij zich écht voelt.’ Maar op wedstrijddagen zitten ze allemaal op de wc…

Pas bij Arsenal ging hij met een psycholoog praten. Hij werd hem aangeprezen als ‘prestatiecoach’, die zijn taken als centrale verdediger zou verduidelijken. Het gaf hem meer zelfvertrouwen, zegt Mertesacker.

Wat de stress met hem doet, hoe hij zich in bepaalde situaties voelt, dát heeft de psycholoog nooit gevraagd.

Robert Enke

Hoezeer zwaktes en ziektes in het voetbal verborgen gehouden worden, bleek in 2009 bij de zelfmoord van Robert Enke. Wanneer hij spreekt over de dood van zijn vriend, die toen keeper was bij 96, springen er tranen in zijn ogen. ‘Zelfs ik wist niet hoe slecht het met hem ging. Dat zegt al iets, neen?’

Foto’s van Enkes uitvaartplechtigheid toont Mertesacker overmand door emotie. ‘Het scheelde niet veel of ik had met alles gekapt. Zeker omdat een week later alles weer was zoals tevoren.’ De uitspraken over meer menselijkheid in het voetbal bleken ijdele woorden.

Waarom hij dan toch voortgedaan heeft? De hunker naar overwinningen, die met niks te vergelijken is. De goede feedback van zijn trainer. De liefde voor het spel. Deel uitmaken van een team. Een idool zijn voor mensen, vooral kinderen. Nieuwe uitdagingen die ook voor nieuwe motivatie zorgden. En tenslotte het aanbod van Arsenal, de club waar hij altijd al voor wou spelen.

En ook het vele geld, geeft hij toe. ‘Ik zal persoonlijk niet zeggen dat ik overbetaald was of ben. Ik weet wat ik ervoor moet doen, wat de belasting met mij gedaan heeft.’ Wat hij ervoor opgegeven heeft ook: zijn jeugd, zijn privéleven, zijn vrijheid. ‘Maar nogmaals: dat is alleen maar een vaststelling. Ik heb dat zelf gedaan, niemand heeft mij daartoe gedwongen.’

Zijn beste momenten beleeft hij wanneer hij, één keer per jaar, met wat vrienden de natuur in trekt. En natuurlijk ook wanneer hij thuis is, bij vrouw en kinderen. ‘Hen interesseert het niet hoe ik gespeeld heb. Zij zijn gewoon blij wanneer ik ’s avonds thuiskom.’

Zijn twee zonen, Paul (6) en Oscar (3), zijn een van de redenen waarom Mertesacker een punt zet achter zijn carrière. ‘Ze komen op een leeftijd waarop ze begrijpen dat hun vader bij Arsenal speelt en dat de mensen mij kennen. Ik wil niet dat ze altijd maar ‘de zoon van’ zijn, of dat ze het op school te horen krijgen wanneer ik in het weekend slecht gespeeld heb.’

Ook de artsen raden hem aan om te stoppen. Zijn rechterknie is kapot, schade aan het kraakbeen. ‘Mijn lichaam is gewoon op’, zucht hij.

Wat evenwel de doorslag geeft, is dat hij het ook beu is, er gewoon geen goesting meer in heeft. ‘Iedereen zegt dat ik van dat laatste jaar nog eens goed moet genieten, zoveel mogelijk spelen, alles intens beleven.’ Hij schudt het hoofd. ‘Ik zit liever op de bank. Het liefst nog in de tribune.’

In mei speelt Per Mertesacker zijn afscheidswedstrijd. ‘En dan zal ik, als dertiger al, voor het eerst in mijn leven vrij zijn.’

Der Spiegel

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content