Hoe Afrikaanse voetballers schitteren, maar het Afrikaans voetbal stokt

Kinderen spelen voetbal naast een kamp voor ontheemde Somaliërs in Mogadishu, 19 augustus 2013. © AMISON
Goele Geeraert medewerker Trends

De voorbije maand woedde er ware voetbalmanie in Afrika. 16 nationale elftallen namen het tegen elkaar op tijdens de Africa Cup of Nations. Tijd voor een blik voorbij de grasmat in Gabon, naar de wortels van het voetbal in Afrika en de precaire situatie vandaag.

Eric Bailly, Dieumerci Mbokani, Paul-José Mpoku, Mbark Boussoufa, … In januari trok een rits Afrikaanse voetbalinternationals richting Gabon om er de kleuren van hun land te verdedigen tijdens de Africa Cup of Nations (Afcon).

De Afcon vindt als enige groot toernooi midden in het clubseizoen plaats. Alleen die timing maakt de Afrikaanse beker al speciaal. Maar volgens Peter Alegi, professor Afrikaanse geschiedenis (Michigan State University) en auteur van African Soccerscapes maakt er nog iets het toernooi uniek. Het eerste Afrikaanse kampioenschap vond namelijk in 1957 plaats, aan het begin van de grote dekolonisatie. ‘Afcon is zo een van de oudste tradities van het Afrikaanse continent.’

Afrikaanse eenheid

‘Afrika maakte kennis met het voetbal in de late 19e eeuw via de Westerse kolonialen, maar al snel werd door iedereen een balletje getrapt – mannen, vrouwen, rijken, armen. Omdat het spel zo laagdrempelig was: je had er niet meer voor nodig dan een goal en een bal.’

Voetbal was een populaire vorm van ontspanning, maar met de dekolonisatie kreeg het meer politieke waarde. ‘Het werd een instrument om eenheid te brengen.’

Er is vandaag bijna geen geld meer voor de initiatieven die het voetbal in Afrika groot maakten.

Peter Alegi, professor Afrikaanse geschiedenis

Ghana is het land bij uitstek om de begindagen van Afrikaans voetbal mee in kaart te brengen. Nkwame Nkrumah werd in 1957 president van Ghana, de eerste ex-kolonie in Sub-Sahara Afrika.

Nkrumah was een fervent promotor van het pan-Afrikaans idee: het Afrikaanse continent moest zijn eenheid en grootsheid tonen op het wereldtoneel. Het Ghanese elftal, de ‘Black Stars’, zouden dat ideaal helpen waarmaken. Hun naam verwees niet voor niets naar de Black Star Line, de rederij die aan het begin van de 20e eeuw Afro-Amerikanen van de VS terug naar hun thuisland bracht.

Nkrumah investeerde zwaar in het voetbal en in het nationale elftal. Dat schopte het tijdens de Olympische Spelen van 1964 tot in de kwartfinale. Nooit eerder was een zwart-Afrikaanse ploeg zo ver in een toernooi geraakt. Zo plaatste Ghana het Afrikaanse continent in een klap op de wereldkaart.

90 minuten patriottisme

Nkrumah was niet de enige die het voetbal als beleidsinstrument gebruikte. Kenneth Kaounda, van 1964 tot 1991 president van Zambia, was zelf scheidsrechter en ex-voetballer.

Ook hij besteedde een flinke hap uit het budget aan de Zambiaanse voetbalassociatie, sport op school, binnenlandse clubs en het nationale elftal.

‘Kaounda zag het voetbal als een vorm van gedeelde cultuur om etnische en andere verschillen te overbruggen. Het was een middel om zijn idee van Afrikaans humanisme ingang te laten vinden, om zijn macht en autoriteit te bestendigen en bij te dragen aan zijn internationaal prestige’, schrijft Dr. Decius Chipande van de Universiteit van Zambia in zijn doctoraat over de politieke en sociale geschiedenis van voetbal in Zambia.

Kaounda stelde zelfs een team samen van kabinetsleden die regelmatig een balletje trapten tegen andere teams van politici of diplomaten.

‘Niet enkel het politieke establishment, maar ook veel Afrikaanse burgers zagen het voetbal als – een van de weinige – zaken die hen samenbracht’, weet Peter Alegi. ‘Afrika is ongelofelijk divers en complex. Het kent bijvoorbeeld meer dan tweeduizend talen. Bovendien zijn de Afrikaanse staten niet meer dan een uitvinding van de Europeanen. Die trokken tijdens de Conferentie van Berlijn grenzen door woestijnen en langs rivieren. Zo verdeelden ze volkeren en grondgebieden op een kunstmatige manier. Maar op het moment dat het nationale elftal speelde, werden afkomst of stam vergeten. Tijdens die 90 minutes of patriotism zegevierde de vaderlandsliefde.’

Muscle drain

Hoe volgen Belgen met Afrikaanse wortels het Afrikaanse voetbal? We trekken naar Kuumba, het Vlaams-Afrikaans huis, in Matonge, een wijk in de Brusselse gemeente Elsene gekend om bewoners met Afrikaanse wortels. De Democratische Republiek Congo speelt tegen Togo.

Tijdens de pauze hang ik even aan de toog met Didier, een prille veertiger met Congolese roots. ‘Als we de finale halen, win ik één miljoen Congolese francs (ongeveer 720 euro, nvdr)‘, verklapt hij. Ik glimlach: gokken op goals is niks voor mij, maar blijkbaar kan ook de Afcon niet zonder.

Congolese supporters steunen hun Léopards vanuit de wijk Matonge in Brussel.
Congolese supporters steunen hun Léopards vanuit de wijk Matonge in Brussel.© Goele Geeraert

Alle ideeën over eenheid ten spijt, is het Afrikaanse voetbal vandaag vooral – en niet enkel voor gokkers als Didier – een zaak van geld. De grote omslag vond volgens Peter Alegi tijdens het WK van 1990 in Italië plaats: de Koude Oorlog was net gedaan en de Kameroeners stootten door tot in de kwartfinale. ‘Ze bewezen dat het Afrikaanse voetbal topniveau kon halen. Daarop trokken veel Europese scouts en clubs naar Afrika om er spelers te halen. Ze startten er ook voetbalacademies. Het voetbal kreeg plots een compleet andere betekenis.’

Neokolonialisme?

‘On a aussi des stars en Afrique’, vertelde een jonge Congolese mijnwerker me twee jaar geleden toen ik het land bezocht. Toen ik vroeg aan welke sterren hij zoal dacht, vielen er namen als Dieumerci Mbokani en Didier Drogba. Afrikaanse voetballers die het bij Europese topclubs hebben gemaakt.

Het patriottisme in het Afrikaanse voetbal is er nog steeds, maar het focust zich nu meer op het individu, de sterspeler.

Peter Alegi, professor Afrikaanse geschiedenis

Peter Alegi verklaart: ‘Het patriottisme in het Afrikaanse voetbal is er nog steeds, maar het focust zich nu meer op het individu, de sterspeler. Vandaag draait het Afrikaanse voetbal in de eerste plaats om individuele economische mogelijkheden: clubeigenaars, coaches, en spelers schakelen zich in in een globale commodity chain.’

De Nederlandse voetbalantropoloog Arnold Pannenborg heeft het over de zogenaamde muscle drain: duizenden Afrikaanse voetballers die het continent verlaten om elders – in Amerika, Europa, het Midden-Oosten, Azië – hun droom te gaan waarmaken.

Sommigen noemen het fenomeen neokoloniaal, maar volgens Pannenborg is het een verhaal met twee kanten: ‘Je zou inderdaad kunnen zeggen dat de Europese clubs – maar ook clubs elders in de wereld – Afrikaans talent wegkapen zoals ook grondstoffen van het continent worden weggehaald. Maar Afrikaanse spelers en hun families willen zelf maar wat graag bij rijke, Europese clubs spelen.’

De speler en zijn entourage plukken er dan wel de vruchten van, het Afrikaans voetbal zelf blijft met lege handen achter. ‘Het binnenlands voetbal krijgt minder aandacht en de kwaliteit van het spel daalt – want de meeste spelers zitten in het buitenland’, weet Peter Alegi. Maar wat hem het meeste zorgen baart, is dat er bijna geen geld meer naar grassroots initiatieven gaat, naar niet-commerciële projecten die het voetbal in Afrika in het verleden groot maakten.

Grassroots in armoede

De lokale clubs en vooral de scholen waar jongeren het tegen elkaar opnamen, hadden geen louter sportieve maar ook een sociale waarde. Ze droegen bij aan het idee van ‘sports for all’, voetbal als een democratische vorm van ontspanning.

De afkalving van organisaties met die focus is al een tijd aan de gang. Peter Alegi: ‘In de jaren tachtig en negentig konden Afrikaanse overheden bij het IMF en de Wereldbank geld lenen via de structurele aanpassingsprogramma’s. Maar daaraan waren een aantal neoliberale voorwaarden verbonden, waardoor op onderwijs en gezondheidszorg bespaard moest worden. Terwijl de school vroeger de plek was waar aan sport werd gedaan, was dat niet langer het geval. De staat investeerde enkel nog in grote evenementen en in het nationale elftal.’

Vandaag stroomt er via multinationals, tv-stations en FIFA behoorlijk wat geld het Afrikaanse voetbal binnen. Ter illustratie, de laatste marketing- en mediadeal van de Afrikaanse Voetbalconfederatie (CAF) met de Franse mediagigant Sportfive draaide om maar liefst één miljard Amerikaanse dollar.

‘Veel van die fondsen zijn gelukkig geoormerkt voor de ontwikkeling van grassroots projecten’, stelt Arnold Pannenborg vast. ‘Maar een blik op de armzalige voetbalfaciliteiten in Afrika, bewijst dat het geld in realiteit naar elders gaat.’

Ook Peter Alegi gelooft dat het beter kan. ‘Idealiter gaat het geld naar infrastructuur, naar de opleiding van coaches, naar basisuitrusting, naar sport op school. Niet enkel in de steden, maar ook in de dorpen. Zo krijg je op zijn minst een onderscheid tussen twee soorten voetbal: één die inzet op sport voor iedereen en één die zich richt op de ontwikkeling van professionals.

Afgelopen maand vierde de Africa Cup of Nations haar 60e verjaardag. In die periode evolueerde de betekenis van voetbal op het continent onder invloed van de dekolonisatie, de politiek, en de globalisering.

Terwijl het ooit een sport voor iedereen was die eenheid bracht, lijkt voetbal nu vooral een elitair gebeuren gedomineerd door topspelers actief in het buitenland.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content