‘Sportjournalistiek is oorlogsjournalistiek geworden: het eerste slachtoffer is de waarheid’

Sportjournalistiek is oorlogsjournalistiek geworden, schrijft François Colin. ‘Ze moeten altijd en overal het positieve maar ook het negatieve aan het publiek voorleggen. Ook als dat liever de waarheid niet kent.’

Een paar dagen terug zag ik op één of andere Franse zender een debat over de vraag of journalisten ook supporters mogen zijn. Een discussie die in ons land blijkbaar niet eens gevoerd wordt. Iedereen is dezer dagen Duivel. Zelfs op mijn geliefde Radio 1 hoor ik voortdurend iedereen – op uitzondering van Peter Vandenbempt en Tom Boudeweel – ‘wij, wij, wij’ en ‘we hopen dat’. Het is zij en wij hopen helemaal niets. We nemen waar en brengen bericht uit.

Sportjournalistiek is oorlogsjournalistiek geworden: het eerste slachtoffer is de waarheid

Van 99,9 procent van de bevolking kan ik begrijpen dat de Rode Duivels deze maand ‘wij’ zijn. Niet van de maximaal 0,1 procent van de inwoners die met een officiële perskaart op zak lopen. Die moeten ook in volle euforie rond de nationale ploeg zo eerlijk en professioneel mogelijk berichten.

Voetbal als oorlog

Dat wil zeggen: niet blind op ploeg en coach inhakken omdat er verloren wordt ( zoals tegen Italië) of zonder nuance een lofzang afsteken als er wordt gewonnen ( zoals tegen Hongarije). Helaas, sportjournalistiek is oorlogsjournalistiek geworden. ‘Het eerste slachtoffer bij een oorlog is de waarheid’, zei de Amerikaanse senator Hiram Johnson in 1917.

Wat de sportjournalist uitbrengt zijn brave faits divers vergeleken met de Amerikaanse verslaggever die de plicht heeft te melden dat zijn leger gevangenen martelt in Irak. Daar is pas moed voor nodig.

Philip Knightley gebruikte de quote als titel van zijn boek over de geschiedenis van de oorlogsverslaggeving. Hij vertelt hoe elk leger probeert de media te controleren en zelfs te gebruiken door foute informatie door te spelen. Toen ik het meer dan een decennium geleden las, dacht ik voortdurend: dit lijkt wel de voetbalwereld. ‘Voetbal is oorlog’, zei wijlen Rinus Michels in de jaren ’70 al. Sindsdien is het alleen maar erger geworden. Met gesloten trainers, spelers die mediatraining krijgen en nog alleen opgevoerd worden met een persverantwoordelijke aan hun zij.

Ik heb er alle begrip voor dat een sportjournalist diep vanbinnen liever heeft dat de ploeg van zijn land een wedstrijd wint dan verliest. Zoals ik kan aannemen dat de oorlogsreporter uit Wereldoorlog II liever had dat de nazi’s van Adolf Hitler verslagen werden.

Geloofwaardigheid

Allebei moeten ze tijdens hun werk echter zo objectief mogelijk berichten en vermijden dat ze misbruikt worden in de psychologische oorlogsvoering. Ze moeten in alle omstandigheden de waarheid brengen, ook als die minder prettig is voor de eigen kleuren. Zo melden ze de voorbije dagen dat het onbegrijpelijk is dat de Rode Duivels niet tactisch trainen, dat het van de pot gerukt is dat een speler het oefenkamp voor een nachtje verlaat om een transfer te regelen of dat het ongehoord is dat spelersmakelaar Mogi Bayat in het hermetisch afgesloten spelershotel op bezoek komt om een overgang te regelen. Brave faits divers vergeleken met de Amerikaanse verslaggever die de plicht heeft te melden dat zijn leger gevangenen martelt in Irak. Daar is pas moed voor nodig.

Sportjournalisten kunnen ook geen verschillende standaarden hanteren bij een interland van de Rode Duivels dan bij een duel tussen Anderlecht en Club Brugge. Anders gooien ze hun geloofwaardigheid te grabbel.

Kortom, reporters zijn geen supporters. Ze moeten altijd en overal het positieve maar ook het negatieve aan het publiek voorleggen. Ook als dat liever de waarheid niet kent. Wie dat niet kan, moet zijn perskaart inleveren en een plaatsje achter het doel opzoeken.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content