‘Als Antwerp na al die jaren terug thuiskomt, gaan er grootse dingen gebeuren’

© BELGAIMAGE

Antwerp kan zaterdag eindelijk terugkeren naar het hoogste niveau. De Great Old haalde de promotiefinale dankzij een knal van Geoffry Hairemans, die al zijn hele leven vlak bij de Bosuil woont. ‘Ik dacht dat ik zou struikelen op weg naar het penaltypunt.’

Geoffry Hairemans (25): ‘Toen we nog klein waren, zeiden Dimitri en ik: ‘Wij gaan nooit feesten.’ We wilden alles op het voetbal zetten en hadden onszelf wijsgemaakt dat daar geen bier bij hoorde. Ons mocht je het mooiste speelgoed geven, we keken er niet naar om. Alleen een bal interesseerde ons.

‘Voetbal leeft in onze familie. De broers van mijn moeder speelden allemaal bij Antwerp. Eén schopte het zelfs tot de tweede ploeg. Mijn moeder is ook al veertig jaar supporter. In onze kindertijd baatte zij De Cup uit, vlak bij het Sportpaleis. Het was het stamcafé van enkele supportersgroepen. Was er een match op de Bosuil, dan zag het bij ons zwart van het volk.

‘Toen we twaalf waren, begonnen mijn tweelingbroer en ik hier ook naar matchen te komen. Zelf bij Antwerp sjotten zat er eerst niet in. Om te trainen moest je toen ’s avonds nog in Brasschaat geraken, dat was niet evident; mijn moeder heeft vier kinderen. Dus trokken Dimitri en ik eerst naar Rapid Deurne. Later gingen we naar de overkant, naar Tubantia Borgerhout. Bij den Tuub bleven we twee jaar. Intussen was mijn moeder met ons verhuisd naar de Jan Welterslaan, hier vlak bij de Bosuil, en trainde Antwerp op de Ruggenveldlaan. Een maat van ons ging eens testen bij Antwerp. Dimitri en ik besloten mee te gaan. We mochten blijven.’

Wenende moeder

‘In 2009 ging het plots heel snel. Ik debuteerde bij de beloften, in de laatste match van het seizoen, en deed het goed. Ratko Svilar, toen de hoofdtrainer, haalde mij direct bij de eerste ploeg. Het weekend daarop mocht ik al meedoen met de grote jongens, tegen Tienen. Ik krijg nog altijd kiekenvel als ik daaraan terugdenk. Mijnmoeder zat te wenen in de tribune. Nog een week later tekende ik mijn eerste profcontractje.

‘Antwerp werkte toen goed samen met Manchester United. Ik mocht er twee keer op stage, bij Warren Joyce, de beloftentrainer. Die zei dat ik het goed deed, maar achteraf hoorde ik niks meer van Man U. Misschien waren die stages dan toch niet zo goed of misschien vroeg Antwerp te veel geld vroeg voor mij. Als speler weet je op zo’n moment niet wat er precies speelt.

‘Ik zat nog maar pas bij de eerste ploeg toen Antwerp mij al wilde verkopen, de club had geld nodig. Ik vond dat niet zo erg omdat het er hier chaotisch aan toeging, je moest al eens wachten op je loon. De Graafschap was bereid 300.000 euro te geven en bood mij een contract dat vijf keer beter was dan wat ik hier had. Alleen zag ik het niet zitten om in mijn eentje naar Holland te trekken. Ik was pas achttien en een familiemens. De Graafschap loste dat op door Dimitri ook een contract te geven. Hij kon er bij de beloften spelen.

‘De Graafschap haalde ons in de winter van het seizoen 2009-2010. De club stond eerste in de Nederlandse tweede klasse. Ik verloor er wedstrijdritme, ik mocht enkel de laatste matchen van dat seizoen meedoen. We werden toen wel kampioen. Ook de eerste match van het nieuwe seizoen stelde Darije Kalezic me nog op, tegen Excelsior, 3-0 en een assist van mij. Maar de week nadien wilde hij tegen PSV verdedigend spelen en zette hij mij uit de ploeg.’

Slapen en snookeren

‘Ik speelde nadien geen minuut meer. Soms zat ik niet eens nog op de bank. Dat trok me naar beneden. Toen ik met de beloften mocht meedoen, leek het alsof ik niet meer op een bal kon trappen. Mijn broer speelde beter dan ik. Ik ging op zoek naar andere dingen die mij gelukkig konden maken. Ik begon veel uit te gaan en veel hamburgers te eten. Ik redeneerde: het maakt niet meer uit, ik speel toch niet. Toen zat ik heel diep. Ik woog meer dan tachtig kilo, terwijl ik maar zeventig woog toen ik naar Nederland vertrok.

‘Net toen ik na mijn eerste werkdag in de haven naar ’t kot aan’t stappen was, om te zien of er de volgende dag werk zou zijn, kreeg ik telefoon van Patrick Decuyper’

‘Eind 2011 zat De Graafschap er op financieel vlak niet meer zo goed voor. De club ontbond ons contract. Dat was een klap voor mij, maar het beste wat mij toen kon overkomen. Als ik nog anderhalf jaar geleefd had zoals ik bezig was, had ik nadien nooit nog een club kunnen vinden.

‘Toen ik terugkwam, vroeg ik Antwerp of ik hier mocht meetrainen. Ik herpakte me, want ik zag de keuze scherp voor mij: investeren in mezelf of gaan werken. Stiekem ging ik ervan uit dat Antwerp mij zou terugnemen. Ik redeneerde dat deze club toch wel wat geld verdiend had aan mij, terwijl ik hier maar een halfjaar in de eerste ploeg gespeeld had. Maar Gunther Hofmans, die intussen de club leidde, hapte niet toe. Via mijn manager kon ik testen bij Lierse, op dat moment een eersteklasser. Daar kreeg ik wel een contract.

‘Eerst speelde ik niet veel bij Lierse, maar ik wist dat ik van ver kwam en geduld moest hebben. Uiteindelijk kwam ik in vijftien matchen in actie en verlengde de club mijn contract. Maar ik werd uitgeleend, aan Turnhout en nadien aan Heist, clubs waar het er lakser aan toeging. Die mannen van Heist trainden maar drie avonden per week, wat doe je dan hele dagen? Ik sliep en snookerde veel. Ook aan niksen raak je gewend. Maar ik liet me niet meer gaan. Ik had aan den lijve ondervonden dat een voetbalcarrière heel snel bergaf kan gaan.’

Bananen uit een boot

‘Na dat jaar bij Heist liep mijn contract in Lier af. Ik stond in het lijstje van de tien beste spelers van dat seizoen in de tweede klasse. Toch was er enkel interesse van Dessel. Ik ging ervan uit dat mijn voetbalcarrière erop zat. Ik moest gaan werken. Had ik het in Holland maar anders aangepakt, dacht ik de hele tijd. Er waren bij De Graafschap echt wel momenten waarop ik in de ploeg had kunnen komen, maar toen was ik niet fit genoeg.

‘Bij Dessel werd ik semiprof. Ik vond een job in de haven. Ik moest er bananen uit een boot halen. De shift duurde van zes tot halftwee. Nadien moest ik naar ’t kot, om te zien of er de volgende dag werk zou zijn. Net toen ik na mijn eerste werkdag naar dat kot aan het stappen was, kreeg ik telefoon van Patrick Decuyper (CEO van Antwerp, nvdr). Antwerp moest het seizoen beginnen tegen Dessel en David Gevaert, toen de trainer van Antwerp, had onze ploeg vaak gescout. Ze wilden me terughalen naar de Bosuil. Maar ik mocht nog tegen niemand iets zeggen. In de haven vroeg iedereen hoe mijn eerste werkdag geweest was. Ik antwoordde dat ik al een ander jobke op het oog had. (lacht)

‘Ik voelde het aan als dé tweede kans in mijn leven. Mijn terugkeer hier was geweldig. Omdat mijn moeder eerst De Cup uitbaatte en nadien ook nog De Nieuwe Cup, aan de post, kent zij hier onnoemelijk veel volk. Zo kent ook iedereen hier mij. De fans zien me als het kind van Deurne-Noord. Ze zingen altijd: ‘Geofke, Deurne-Noord, Deurne-Noord.”

Kleine garnaal

‘Vorig seizoen ging het hier eerst heel goed. Voor mijn positie waren ook Joeri Dequevy en Grégory Dufer gehaald, maar ik, de kleine garnaal, mocht spelen. Ik leefde op een wolk. Tot Antwerp in de winter enkele namen haalde: Cédric Fauré, Jens Naessens, Mathieu Cornet, Baptiste Schmisser. Iedereen voelde zich raar, want diegenen die in de ploeg stonden, waren goed bezig. Na Nieuwjaar werd er veel gewisseld, vonden we geen automatismen meer en raakten we onze goede flow kwijt. Ook de stress zorgde ervoor dat we de promotie toch nog misten. Zeker in die laatste match tegen Eupen was de druk groot. Zelf zat ik die wedstrijd op de bank. Een heel jaar had ik mogen meedoen en op dat ene moment mocht ik niet helpen. Dat nam ik Gevaert kwalijk.

John Bico
John Bico© Belga

‘Dit seizoen, met Frederik Vanderbiest als trainer, begon weer goed voor mij. Vanderbiest maakte me zelfs viceaanvoerder. Ploegmaats lachten me uit. Ze vonden dat ik niet het charisma had om viceaanvoerder te zijn, terwijl hier ook jongens als Maxime Biset, Steve Colpaert en Frédéric Duplus rondliepen. Ik schrok zelf ook van de beslissing van Vanderbiest, want ik ben iemand die graag zwanst; het is niet altijd makkelijk om mij serieus te nemen. Maar ik ging niet zeggen dat ik geen viceaanvoerder wilde zijn. En al stelde het niet veel voor, toch gaf die rol me vleugels.’

Experimenteren

‘Het klopt dat Vanderbiest probeerde om iedereen tevreden te houden. Maar als je resultaten boekt, kan niemand klagen en is iedereen automatisch tevreden. Dat werkt beter dan alleman te willen opstellen.

‘Natuurlijk was Bico een speciale coach, maar op zich had het misschien nog wel kunnen lukken met hem’

‘Na het vertrek van Vanderbiest vlogen Dequevy, Jannes Vansteenkiste en ik in de tribune bij de eerste match onder John Bico. Blij word je daar natuurlijk niet van, maar als je een week later terug aan de aftrap staat, vergeet je dat snel. Bico wou ons prikkelen en had maar drie of vier matchen in de eerste periode waarin hij nog kon experimenteren. Hij wou er alles aan doen om ons klaar te krijgen voor de tweede periode. Ik kon zijn beslissingen wel in dat kader zien. Natuurlijk was hij een speciale coach, maar op zich had het misschien nog wel kunnen lukken met hem. Vooral moeilijk was wat er om hem heen gebeurde: er werd veel geschreven en de fans gingen door hun dak. Zo kon die man niet werken. Op de muren hier stond: Bico buiten. Het draaide alleen nog om hem.

‘Toen Wim De Decker na het ontslag van Bico overnam, keerde de rust terug en konden we weer focussen op het voetbal. Wim zette één ploeg en bleef daarmee spelen. Spijtig genoeg viel ik in eerste instantie vaak naast die ploeg. Wim wilde met twee spitsen spelen. Dus had hij op het middenveld jongens nodig met veel recuperatie- en loopvermogen, gasten die oorlog maken. Wim boekte resultaten, ik kon weinig zeggen. Maar ik bleef hard werken. Als er toch nog kansen zouden komen, wilde ik die niet meer laten schieten zoals in Nederland.’

Stuk stront

‘Die penalty tegen Lommel, in de laatste match van de reguliere competitie, was zo’n nieuwe kans. Het stond nog 0-0 in de 90e minuut en om in die promotiefinale te geraken, moesten wij beter doen dan Lierse tegen Roeselare, waar het 1-1 stond. Dequevy, Tuur Dierckx en ik waren aangeduid om een eventuele strafschop te trappen. Tuur was al gewisseld, dus ging het nog tussen Joeri en mij. Joeri is mijn makker, we speelden samen bij Lierse. Ik zei: ‘Kom jong, vlam die bal binnen.’ Hij antwoordde: ‘Ik of gij?’ Ik hoorde aan zijn stem dat hij zich niet meer honderd procent voelde. Hij gaf ook aan dat hij moe was. Ik zei: ‘Dan trap ik hem wel.’ Ik weet dat ze bij andere clubs ruzie maken over wie zo’n strafschop mag trappen, maar hier waren er niet veel geneigd om te discussiëren. Achteraf vroeg ik enkele ploegmaats of zij ook hadden willen trappen. Allemaal zeiden ze: ‘Nooit.’

‘Eerst dacht ik dat ik uit zenuwachtigheid zou struikelen op weg naar het penaltypunt, maar tot mijn eigen verbazing was ik echt niet nerveus. Wat er door je heengaat als dat net trilt, valt niet te beschrijven. Je wordt helemaal zot. Na die penalty kreeg ik heel wat Facebookberichten van fans van Lierse, dat door onze winst de promotiefinale miste. Stuk stront, schreven ze. (lacht) Dat hoort erbij. Mijn familie was superfier. Het is zot, hoe het kan gaan in een voetbalcarrière.

‘Straks loopt mijn contract bij Antwerp af. Er is interesse vanuit andere hoeken, maar liefst zou ik met deze club naar 1A gaan. Dan zou ik nóg een droom verwezenlijken. Als Antwerp na al die jaren terug thuiskomt, gaan er grootste dingen gebeuren.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content