Youri Tielemans: ‘Ik kom uit het nuchterste gezin dat er bestaat. Dat is mijn grote geluk’

© LIES WILLAERT
Jef Van Baelen
Jef Van Baelen Journalist voor Knack

Met uitwedstrijden tegen FSV Mainz en Club Brugge staat Youri Tielemans voor een belangrijke week in een belangrijk jaar. Hij is niet meer the new kid on the block, de scouts lijken hem stilaan vergeten, en een derde keer níét kampioen spelen is bij Anderlecht haast ondenkbaar. Maar: ‘Ik laat me door niets van de wijs brengen.’

De tijd vliegt. Drie jaar is het al geleden dat Youri Tielemans debuteerde bij Anderlecht. We zijn ondertussen meer dan honderd matchen verder. De guitige, breed lachende speelvogel van toen is de guitige, breed lachende, iets serieuzere aanjager van de ploeg geworden. Hij bepaalt meer dan ooit het speltempo. Ontbreekt Tielemans, dan voelen ze dat in het Constant Vanden Stockstadion. Ook bondscoach Roberto Martínez heeft de negentienjarige middenvelder al in zijn hart gesloten.

Was er in zijn debuutseizoen louter verbazing en lof, dan zwol de voorbije twee jaar de kritiek aan. Tielemans’ fluwelen baltoets bleef, maar het mocht stilaan ‘iets meer’ zijn. Deze zomer lijkt daarin verandering gekomen. Vroeger schitterde Tielemans pas als het team draaide. Nu doet hijzelf het team draaien. ‘Ik voetbal met vertrouwen’, zegt hij. ‘Ik heb een soort kalmte over mij gekregen. Ik zie het spel beter en neem vaker de juiste beslissing. Ik vind zelf ook dat ik een stap heb gezet. Al is het altijd gevaarlijk om zoiets te zeggen: voor je het weet, raak je die goede flow weer kwijt.’

Kalm hebt u nochtans altijd al geleken.

YOURI TIELEMANS: Misschien, maar nu pas is dat echt een wapen. Ik laat me door niets van de wijs brengen. Na meer dan honderd matchen mág je er ook niet meer als een beginneling bij lopen. Er is deze zomer ook veel veranderd bij Anderlecht. Zowat de halve ploeg is nieuw, en het klikt tussen mij en de nieuwkomers. Het zijn bijna allemaal kalme, bedaarde jongens die ervoor willen gaan. Werkers ook, mannen met discipline. Het verbaast me hoe vlot we elkaar kunnen vinden. Met Nicolae Stanciu voetbal ik alsof ik hem al mijn hele leven ken.

Voetballers met techniek passen zich snel aan: goede voeten vinden elkaar.

TIELEMANS: Dat is waar. Iemand die de voetbaltaal spreekt, voelt aan waar de bal moet komen, op welke voet je iemand moet aanspelen, en hoe je een aanval vlot laat verlopen. Aanvallend moeten we dit jaar voor niemand in België onderdoen. De uitdaging wordt om niet te onstuimig naar voren te trekken, want dan maken we het onze verdediging moeilijk. We moeten meer een blok leren vormen.

De balans tussen aanval en verdediging verzekeren: daarvoor moet u zorgen.

TIELEMANS: Samen met Leander Dendoncker. Wij staan ertussenin en moeten die twee linies dicht bij elkaar houden. Dat is niet altijd makkelijk. In de pers krijgen we soms kritiek omdat Anderlecht te makkelijk doelpunten slikt, maar ze vergeten dat wij hoog verdedigen: zo ben je vanzelf kwetsbaar voor counters.

Wanneer het misloopt, is iemand als de Nederlander Bram Nuytinck altijd de kop van Jut. U zal dat niet overkomen: het Anderlecht-publiek is wild van Yoeri Tielemans.

TIELEMANS: Omdat ik hier al mijn hele leven rondloop. Anderlecht is méér voor mij dan een tijdelijke werkgever tot ik naar een grotere club trek. Ik was supporter voor ik hier speler werd, en ik zal altijd een paars-wit hart hebben. Wat er ook gebeurt.

Het is onrechtvaardig dat de fans Bram eruit pikken. Die jongen verdient dat niet. Het is ook onterecht: je verdedigt als ploeg, niet als individu. Af en toe is het mijn schuld als Bram in de fout lijkt te gaan: ik wou dat ik op zo’n moment een beetje van mijn populariteit aan hem kon doorgeven. Jammer genoeg werkt het zo niet.

Als Anderlecht de club van uw dromen is, waarom hier dan niet uw hele carrière blijven, zoals Olivier Deschacht?

TIELEMANS: Als Anderlecht me vandaag een contract voor het leven aanbood, dan zou een deel van mij dat zeker aantrekkelijk vinden. Maar een ander deel wil weten: hoe hoog kan ik raken in het voetbal? Ik weet dat ik de kwaliteiten heb voor de top. Als ik nooit bij een Europese topclub zou proberen te belanden, zou ik mezelf tekortdoen.

Sinds uw zestiende staat u in allerhande lijstjes bij ‘de tien grootste voetbaltalenten van Europa’. Vaak zelfs helemaal bovenaan. Hoe voelt het om zo jong al bejubeld te worden?

TIELEMANS: Je kunt daar op twee manieren op reageren. Je kunt gaan zweven – en dus vergeten dat er nog veel te verbeteren valt. Of je kunt het negeren en gewoon je ding blijven doen. Ik heb voor optie twee gekozen. Mijn grote geluk is dat ik uit het nuchterste gezin kom dat er bestaat: zij zouden nooit toestaan dat ik een dikke nek krijg.

Hoofdscout Piet de Visser van Chelsea zei in Knack dat hij u in uw eerste seizoen van nabij volgde, maar ondertussen is zijn interesse geluwd. U maakt volgens hem te weinig vooruitgang.

TIELEMANS: De laatste twee seizoenen draaide de ploeg slecht, en zelf blonk ik evenmin uit – integendeel. ’t Is logisch dat scouts zich dan afvragen: ‘Is die Tielemans wel zo goed?’ Aan mij om te tonen wat ik kan. Ik zal in ieder geval niet aan mezelf beginnen te twijfelen.

Het is niet makkelijk om jaar na jaar vooruitgang te maken. Een carrière gaat niet altijd steil bergop, soms loopt het minder. Alleen Cristiano Ronaldo en Lionel Messi worden elk jaar beter. Alle andere voetballers blijven maar mensen. René Weiler, onze coach, heeft me dit jaar in een meer teruggetrokken positie gezet. Hij vond dat ik te veel op mijn techniek teerde, terwijl ik me ook uit situaties kan redden door altijd in beweging te blijven.

Wat ik het meeste apprecieer aan uw spel zijn die heerlijke lange ballen over zestig meter die tot op de millimeter perfect landen. Het moet een plezier zijn om zoiets te kunnen.

TIELEMANS: Wanneer ik zelf naar voetbal kijk, vind ik dat het mooiste: een verre bal die een hoge boog maakt en vlak voor de voeten van een ploegmaat valt. Zoiets is bijna magisch – het hele stadion houdt dan de adem in. Dat is een kwestie van techniek, maar meer nog van visie: je hebt een opening gezien waaraan de andere spelers, of zelfs de supporters in de tribune, niet hadden gedacht.

Ik heb al te horen gekregen dat ik zulke acties vroeger te veel opzocht, terwijl een eenvoudige pass efficiënter kan zijn. Voetbal mag mooi zijn, zeker bij Anderlecht, maar uiteindelijk telt alleen het resultaat.

Hebt u bij Anderlecht de beste techniek?

TIELEMANS: Dat zou ik nooit van mezelf zeggen. Er is zeker concurrentie: heb je al gezien hoe Sofiane Hanni een bal controleert?

Het was een strikvraag: naar verluidt organiseert David Sesa, de nieuwe hulptrainer, wedstrijdjes in vrije trappen waarbij hij iedereen belachelijk maakt.

TIELEMANS:(lacht) Zoiets kon natuurlijk niet geheim blijven.Bij Anderlecht nemen vier spelers de vrije trappen: Hanni, Stanciu, Alexandru Chipciu en ikzelf. Tijdens die wedstrijdjes schieten we elk vijfmaal op doel. Dan moet je erbij zeggen op welke hoek je mikt, en of de bal strak gaat of met een krul. Daarna is David Sesa aan de beurt, en hij klopt keer op keer het record. Indrukwekkend, maar hij schijnt zelf ook een goede voetballer te zijn geweest (Sesa was 36 keer Zwitsers international, nvdr.). Het helpt je in ieder geval om met beide voeten op de grond te blijven.

Juan Lozano, dé referentie voor elke Anderlecht-middenvelder, zegt: ‘Een talent is iemand die voor zijn ploeg matchen wint. En niet één keer, maar geregeld. Als het kan elke week.’

TIELEMANS: Daarmee slaat hij de nagel op de kop. Regelmaat is mijn belangrijkste werkpunt. Het kan niet dat je de ene wedstrijd goed speelt en het de volgende totaal laat afweten.

Geldt dat niet voor de hele ploeg? De eeuwige kritiek op Anderlecht is dat er geen constante in zit, alsof de spelers hun wedstrijd ‘uitkiezen’.

TIELEMANS: Vorig jaar leek het zeker zo: soms speelden we goed, vooral Europees, maar tegen de zogenoemde ‘kleinere’ teams liep het veel minder. Moeilijk te zeggen waaraan dat ligt. Je hoorde dat Anderlecht een mentaliteitsprobleem had. De resultaten leken dat te bevestigen, maar ik heb het zelf nooit zo aangevoeld. Het lijkt misschien alsof wij daar allemaal nogal losjes overheen stappen, maar in alle ernst: Anderlecht-spelers zijn kritischer voor zichzelf dan de buitenwereld beseft. Vorig jaar zijn er in de kleedkamer geregeld harde woorden gevallen, maar we hielden dat binnenskamers. Je doet er jezelf geen plezier mee wanneer je de vuile was buiten hangt.

De jeugdteams van Anderlecht zijn technisch zo superieur dat ze de tegenstand overvleugelen: zo leren spelers niet vechten.

TIELEMANS: Inderdaad. Terwijl vechtlust tegenwoordig eerst komt: pas daarna kun je aan verzorgd voetbal denken. Wie geen duels wint, heeft de bal niet, en kan sowieso niet tonen hoeveel techniek hij heeft. Dat was de grootste aanpassing toen ik in de eerste ploeg kwam: ik heb moeten leren dat minder dan honderd procent inzet te weinig is. Tegen wie wij ook spelen, voor onze tegenstanders is de match tegen Anderlecht de match van het jaar.

U bent een ‘zonnekind’, wist u dat? Zo noemen ze bij Anderlecht het toptalent van een leeftijdsgroep. In de geboortejaren ’95, ’96, ’97 waren dat achtereenvolgens Adnan Januzaj, Charly Musonda en u.

TIELEMANS: Vroeger werd ik weleens vergeleken met die twee: zó bijzonder was het niet wat ik deed, want ‘zij konden op die leeftijd al meer’. (lacht) Januzaj en Musonda zijn jong naar een buitenlandse topclub gegaan. Voor mij is dat nooit een optie geweest: ik moest en zou eerst afstuderen van de middelbare school. Ik was nog maar pas bij de eerste ploeg, toen mijn ma er de toenmalige hoofdcoach John van den Brom op aansprak: ‘School komt altijd op de eerste plaats. Dat Youri een diploma haalt, is veel belangrijker dan een profcontract.’ Aan die afspraak werd niet getornd. Ik heb zelfs nooit gehoord of buitenlandse topclubs interesse voor mij hadden: mijn ouders wimpelden alles af.

Mijn diploma handel heb ik ondertussen op zak. Daar ben ik best trots op, hoewel de kans klein is dat ik het ooit zal gebruiken. Ik zie het als een levensverzekering. Misschien breek ik volgende week mijn been – je weet nooit hoe een voetbalcarrière loopt. Als ik later de zakenwereld inga, komt dat diploma hoe dan ook van pas.

‘Ooit wordt Tielemans trainer’, zegt Mohamed Ouahbi, een van uw jeugdcoaches.

TIELEMANS: Daar heb ik nog nooit over nagedacht, maar waarom niet? Er zijn voetballers voor wie tactiek een noodzakelijk kwaad is: je kunt niet zonder, maar volgens hen zit het echte plezier in het voetballen zelf. Ik zie dat anders. Een uur doorbomen over positiespel, is voor mij bijvoorbeeld geen straf.

Voetbaltactiek is een kwestie van doseren. Belangrijk is dat iedereen weet wat hij moet doen, wanneer hij het moet doen, en hoe de teammaats daarop moeten inspelen. Zit dat allemaal juist, dan kun je snel denken en spelen. Maar je kunt het ook te ver drijven, en de tactiek zo ingewikkeld maken dat ze niet meer uit te voeren valt. Dan wordt ze bijna een rem. Zodra je op het terrein staat, nemen je gevoel en je automatismen het uiteindelijk toch over.

Een anekdote van Ouahbi: bij de jeugd stond Anderlecht eens 0-9 voor tegen Cercle Brugge. In de laatste minuut scoorde Cercle, waarna u verschrikkelijk zou hebben gefoeterd op uw medespelers.

TIELEMANS: Iedere sporter wint graag, en een goal mag je niet weggeven – zelfs al sta je 90-0 voor. (lacht) De trainer heeft me daar toen wel op aangesproken. Het was niet mijn taak om anderen terecht te wijzen, zei hij: ‘Zo zet je jezelf apart van de groep.’ Ik moest mijn emoties nog in bedwang leren houden. Bij de jeugd huilde ik als we een match verloren. Ergens wil je dat gevoel niet verliezen – het is tenslotte belangrijk of je ploeg wint of niet – maar je moet ook kunnen relativeren. Het is máár voetbal, en morgen begint een nieuwe dag.

Ik heb veel geleerd uit de wedstrijd Standard-Anderlecht van twee seizoenen geleden, die match met dat spandoek waarop een onthoofde Steven Defour stond afgebeeld. Wansmakelijk, natuurlijk. Maar ik dacht vooral: ‘Dit gebeurt er dus wanneer je te fanatiek wordt.’

Wat onderschatten buitenstaanders aan het leven van profvoetballers?

TIELEMANS: Twee dingen die samenhangen. Eén: je moet zaken opofferen die voor heel de wereld normaal zijn. Kerst vier ik graag met mijn gezin, zoals iedereen, maar twee dagen later is er alweer een match, en daarna vertrekken we op trainingskamp. Je moet het hele jaar lang streng zijn voor jezelf. Dat weegt weleens. Iedereen wil af en toe kunnen zeggen: ‘Vandaag hoeft het niet voor mij.’

Twee: alles wat je doet wordt beoordeeld. Als ik discotheek Carré bezoek, staat het ’s anderendaags in de krant. Dan weet je: speel ik dit weekend slecht, dan zullen de mensen zeggen dat het daaraan lag. Terwijl dat niet noodzakelijk zo hoeft te zijn. Voetballers leven onder een vergrootglas.

Wordt Anderlecht dit jaar kampioen?

TIELEMANS: Ik hoop het. Twee jaar zonder titel is lang voor deze club, en drie jaar is haast ondenkbaar. Wij, Gent en Brugge starten als favoriet, maar Zulte Waregem ziet er ook gevaarlijk uit, Oostende heeft een sterke ploeg, en voor het lepe Charleroi moet je erg oppassen. Het wordt een spannend seizoen. De ploeg die er het hardst voor vecht, zal het halen. Anderlecht, dus. (lacht)

DOOR JEF VAN BAELEN, FOTO’S LIES WILLAERT

‘Als ik nooit bij een Europese topclub zou proberen te belanden, zou ik mezelf tekortdoen.’

‘Bij de jeugd huilde ik als we een match verloren. Ergens wil je dat gevoel niet verliezen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content