David Rozehnal: ‘Ik wil niet dat mijn carrière nu al stopt’

© NICK DECOMBEL
Chris Tetaert Vaste medewerker Sport/Voetbalmagazine

Zesendertig jaar, maar nog niet uitgeblust. Dat is de boodschap die David Rozehnal wil meegeven. ‘Als ik nieuwe jongens zie toekomen, dan krijg ik extra energie om ze uit het team te houden.’

De sfeer op De Schorre is ontspannen. Terwijl Franck Berrier voor de camera’s van Telenet zijn traptechniek showt, zoeken de spelers één voor één hun weg naar de parking. Ze stoppen even om te kijken hoe hun Franse draaischijf de ballen door gaten in een groot doek probeert te jagen. Er wordt al eens (voorzichtig) gelachen wanneer er eentje bóven het doel belandt. ‘Een moeilijke oefening’, zegt Sébastien Siani ernstig.

Twee middagen per week moeten ze verplicht op de club eten, vandaag mogen ze vroeger naar huis. Luc Devroe schuift wel aan tafel en heeft plezier in een column van Hugo Camps, twee stoeltjes verder zwoegt Yves Vanderhaeghe zich door een gigantisch bord spaghetti bolognaise die uiteindelijk een grote vlek op zijn hemd zal achterlaten.

David Rozehnal houdt het wél netjes. Hij ruimt zijn bord af, neemt nog een gezond toetje – Griekse yoghurt met aardbeien – en blikt samen met Sport/Voetbalmagazine terug op 22 maanden KV Oostende. ‘Ik voel me goed’, lacht de Tsjechische centrale verdediger. ‘Goede voetballers, mooie karakters in de technische en medische staf. Ik heb altijd een voorkeur gehad voor personen die ook iets menselijks in zich hebben.’

Zoals Marc Coucke, die na de vriendschappelijke wedstrijd tegen Rijsel zijn schlager ‘Het is weer Couckenbak’ zong. Dacht je toen niet: waar ben ik hier terechtgekomen?

DAVID ROZEHNAL: ‘Dat herinner ik me nog heel goed. Het was de eerste keer dat ik de voorzitter van een voetbalclub hoorde zingen. (lacht) De eigenaars van mijn andere clubs waren… anders. Sommigen voelden zich the big boss en tóónden dat ook, anderen – zoals Michel Seydoux van Rijsel – waren echt aangename mensen. Er is niet één goede manier om een club te leiden.

‘Ik was vooraf ingelicht dat Marc Coucke een speciale voorzitter was, maar daar houd ik wel van. Hij leeft mee als een supporter en amuseert zich. Geen show, maar eerlijk en authentiek. Na de wedstrijd komt hij altijd op het veld. Ook als we verliezen, wat voor hem niet gemakkelijk moet zijn, want hij doet álles voor de club.

‘De infrastructuur en de omstandigheden zijn minder dan bij de meeste van mijn vorige clubs, maar op het veld behoren we tot de beste ploegen van de competitie. Ik speel elke week en we doen mee voor de prijzen, dat is wat ik op het einde van mijn carrière wilde. Ik wilde niet ergens op een bankje eindigen.’

Dat had je niet verwacht toen je hier in juni 2015, na enkele moeilijke seizoenen in Rijsel, tekende?

ROZEHNAL: ‘Ik vond het in Rijsel niet zo moeilijk, hoor. Ik had het er nog altijd naar mijn zin. Wanneer ik na elk seizoen de balans opmaakte, zag ik dat ik in die vijf jaar telkens meer dan twintig wedstrijden per seizoen had gespeeld. Maar ik wilde, zoals iedereen, elke week in de basis staan. Daarom wilde ik terugkeren naar België, naar de competitie waar het voor mij begon. Iets lager dan het niveau van de Ligue 1, maar een stuk beter dan de Tsjechische of Slovaakse competitie.

‘Toen ik Paul Courant (spelersmakelaar die hem in 2003 van Tsjechië naar België haalde en nog altijd een goede vriend, nvdr) zei dat ik een club in de buurt van Rijsel zocht, vertelde hij me over de strategie van KV Oostende. De club was nog klein, maar had de ambitie om een van de beste van België te worden. Dat sprak me aan en achteraf bekeken kon ik geen betere beslissing nemen, ook omdat we in Marcq-en-Baroeul konden blijven wonen. We hadden geen zin om het leven van onze kinderen, die er schoollopen, helemaal om te gooien.

‘Ik vroeg een contract voor twee seizoenen, al kon ik wel begrijpen dat ze een speler van 35 jaar maar één seizoen (plus optie voor een tweede jaar, nvdr) wilden geven, ook al speelde hij bij de betere clubs van Europa. In het voetbal is er geen plaats voor liefdadigheid. Het eerste seizoen was goed, dit jaar deden we nog beter. Het blijft spijtig dat we de beker niet wonnen, maar we hebben die avond én in Charleroi getoond dat de andere ploegen van play-off 1 rekening met ons moeten houden.’

VOETBALDROMEN

Jij trapte in de bekerfinale zelf geen strafschop, in de Coppa Italia in 2009 met Lazio tegen Sampdoria wél. Hoe komt dat?

ROZEHNAL: ‘Ik weet zelfs niet meer waarom ik toen een strafschop genomen heb. Een vreemde beslissing, waarvan ik pas achteraf besefte: had ik gemist, dan hadden de supporters mij gelyncht op straat. (lacht) Nu was ik wel voorbereid. Ik heb in de aanloop naar de finale tijdens de trainingen ook penalty’s getrapt, maar er waren genoeg andere jongens die in de loop van het seizoen een strafschop hadden genomen. En: ik kon ook missen.’

Voor jonge spelers die alleen op een appartementje wonen, is het moeilijker om de balans tussen werk en ontspanning te vinden.

Kan een speler van 36 jaar een verloren bekerfinale gemakkelijker relativeren?

ROZEHNAL: ‘Ik heb titels en bekers gewonnen, maar dat wil nog niet zeggen dat ik er niets om gaf. De laatste training in dat grote en lege stadion riep een gevoel op dat ik voor de wedstrijden in de Champions League ook had. Toen we verloren – onterecht, vind ik – dacht ik niet aan mezelf, maar aan de andere spelers van de ploeg. Van mijn vijf bekerfinales heb ik er vier gewonnen, terwijl het voor de andere jongens de eerste en misschien wel de laatste keer was dat ze in de finale stonden. Ik had het de volgende dagen vooral dáár moeilijk mee.

‘Ik neem een slechte match nog altijd mee naar huis en lig wakker tot twee of drie uur ’s morgens. Twijfelen en nadenken over oorzaken, maar je mag het ook niet te lang meeslepen. Twee dagen, niet meer. Vanaf dan moet je met de volgende wedstrijd bezig zijn. En: thuis kom ik in een andere wereld, waar de glimlach van je vrouw (Petra, nvdr) en twee kinderen (Luka en Beata, nvdr) wonderen kan doen.’

Hoe verklaar je dat je in Oostende zelden of nooit geblesseerd bent?

ROZEHNAL: ‘In het begin van het seizoen was ik lichtjes geblesseerd, maar ik was klaar voor de start van de competitie. Als ik wat vermoeid ben, dan kan ik een training overslaan. Luisteren naar je lichaam, gezond eten, ’s avonds rusten: professioneel zijn. Als je dat niet doet… Een gezin vraagt veel energie, maar ik krijg ook mentale energie terug. Dat is mijn tweede team.

‘Voor jonge spelers die alleen op een appartementje wonen, is het moeilijker om de balans tussen werk en ontspanning te vinden. Ik heb veel talenten zien verdwijnen. Aanvallers of middenvelders die beter waren dan ik en sneller prof werden, maar die ook genoten van het nachtleven en soms dronken op training kwamen. Ik speel nog altijd, terwijl sommige van die gasten al lang gestopt zijn of ergens voor een paar honderd euro per maand voetballen.

‘Zonder vrienden of familie is het niet vanzelfsprekend om een evenwicht te vinden. Dat heb ik in mijn eerste seizoen in Brugge, toen Petra nog studeerde en pas om de maand naar België kwam, ook ondervonden. Op de club was ik een prof, maar ik stond toch geregeld in de frituur. (lacht) Het seizoen erna bleef ze in Brugge en at ik veel gezonder. Dat is wellicht een van de redenen dat ik nog altijd speel, ook al gaan wij ’s avonds ook weleens iets eten.’

Titel en beker met Club Brugge, de Coppa Italia met Lazio en in 2011 de dubbel met Rijsel: vind je vijf prijzen genoeg?

ROZEHNAL: ‘Natuurlijk. Niet slecht, denk ik, maar je wil altijd meer. Sommige spelers winnen meer dan 20 titels, anderen helemaal niets. Elke trofee was mooi, uiteindelijk speel je om iets te winnen. Toen ik jong was, wilde ik alles: EK, WK, Champions League… Je móét dromen hebben en ze proberen na te streven, maar tegelijk ook beseffen dat je ze wellicht niet allemaal zal realiseren.’

Prijzen winnen is niet het belangrijkste in een voetbalcarrière?

ROZEHNAL: ‘Voor mij niet, neen. Voetbal is mijn manier om geld te verdienen en voor de toekomst van mijn familie te zorgen – wie iets anders zegt, liegt of is op zijn minst gek -, maar ik wil ook genieten en een goed gevoel hebben. Dat kan, bijvoorbeeld, door mee te helpen aan de ontwikkeling van andere spelers. Zoals bij Nany Landry Dimata, die hier als een nobody uit de beloften van Standard toekwam en nu bij manier van spreken tien miljoen waard is. Zulke jongens kunnen helpen, daar haal ik enorm veel voldoening uit.’

Staat ‘de jeugd van tegenwoordig’ open voor raad van oudere spelers?

ROZEHNAL: ‘Sommigen, zoals Nany, wel. Door te luisteren naar anderen en hard te werken heeft hij die progressie gemaakt. Maar, het is anders dan vroeger. Toen ik aan het begin van mijn carrière stond, was er meer contact tussen de spelers. Als je meteen na de training op Facebook of Instagram zit, dan praat je veel minder met elkaar. Hier valt dat nog mee, maar ik heb het ook al meegemaakt dat spelers via de sociale media populair proberen te zijn bij de fans en op die manier hun carrière willen maken.’

Ik speel elke week en we doen mee voor de prijzen, dat is wat ik op het einde van mijn carrière wilde.

GOEDE/SLECHTE BESLISSINGEN

Je voetbalde onder andere in Rome en Parijs. In welke mate heb je in het verleden je keuzes voor een club laten afhangen van de levenskwaliteit?

ROZEHNAL: ‘Dat vonden Petra en ik heel belangrijk. Als je alleen bent, dan houd je daar minder rekening mee. Met een gezin ligt dat anders. Op sommige plaatsen, zoals in Newcastle, hebben we ons nooit thuis gevoeld. Petra wilde trouwens niet naar Newcastle vertrekken, maar we waren nog jong en voetballen in de Premier League was een droom. Nu geef ik toe dat het een vergissing was. We hadden nochtans een goed team – Michael Owen, Mark Viduka, Obafemi Martins… – en een betere sfeer in de stadions vind je nergens, maar Newcastle was een kleine stad waar niets te beleven viel. En: het regende er bijna altijd. (lacht) Alleen heb je soms de luxe niet om te kiezen en moet je de belangstelling van de clubs volgen.’

Was dat je enige slechte beslissing?

ROZEHNAL: ‘Het was niet zó slecht, want in die zes maanden speelde ik 25 matchen, maar ik was toch blij dat we in de winterstop een oplossing – Lazio Roma – vonden. Ik noem Newcastle eerder ‘de minst goede beslissing’. De keuze voor Club Brugge en PSG was perfect, in Rome wonnen we de beker en was het leven ook naast het voetbal oké, Hamburg was perfect tot de coach me niet meer wilde. En toen kon ik naar Rijsel, waar we met Eden Hazard, Gervinho, Yohan Cabaye en Mathieu Debuchy meteen de dubbel wonnen.’

Is het de bedoeling dat je ook volgend seizoen nog in Oostende speelt?

ROZEHNAL: ‘Geen idee. Normaal zouden we na de bekerfinale spreken, maar ik heb van de club niets meer gehoord.’

Je klinkt ontgoocheld.

ROZEHNAL: ‘Een beetje wel, maar wat kan ik eraan doen? De club kan de optie voor een extra seizoen lichten, ik heb daarin weinig te zeggen. Ik wacht.’

Voor alle duidelijkheid: je wil blijven?

ROZEHNAL: ‘Héél graag. Zou dat niet voor iedereen de beste oplossing zijn, na twee goede seizoenen zonder blessures? Ik weet niet wat ik nog méér kan doen. Ze kennen me hier en weten wat ik de club nog kan bijbrengen, waarom zouden we dan niet met elkaar verder doen? Vooral omdat ik me nog goed voel. Als ik nieuwe jongens zie toekomen, dan krijg ik extra energie om ze uit het team te houden. Hier kunnen blijven, zou ideaal zijn. Voor mij en, denk ik, voor de club. Maar als het niet kan, dan moet ik een andere club zoeken. Ik wil niet dat mijn carrière nu al stopt. En: nog een extra seizoen zou me de tijd geven om rustig na te denken over het leven na het voetbal.’

Ik leef voor mijn sport, maar het werk van een trainer is veel zwaarder en moeilijker.

Wat zal dat brengen?

ROZEHNAL: ‘Geen idee. Misschien ergens in de staf van een club werken, al zie ik mezelf geen coach worden, of bij een van de grote sportmerken aan de slag gaan. Ik weet het echt nog niet.’

Waarom wil je geen trainer worden?

ROZEHNAL: ‘Ik ken mezelf. Ik leef voor mijn sport, maar het werk van een trainer is veel zwaarder en moeilijker. Vandaag ben ik van 8.30 uur tot 12.30 uur met het voetbal bezig, maar als trainer ben je van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat in de weer. Tegenstanders scouten, proberen in te schatten welke spelers je nodig hebt om het team beter te laten worden… A hell of a job, daarom heb ik zo veel respect voor trainers. Zij hebben de moeilijkste taak in het voetbal en gaan er, altijd en overal, als eerste uit. Je kunt nooit elf spelers tegelijk ontslaan, terwijl ze meestal wel voor 80 procent de schuld hebben.’

Heb je altijd respect gehad voor je trainers, ook voor diegenen die je op de bank zetten?

ROZEHNAL: ‘Sommige waren stupid, gek, leuk of hadden twee gezichten, maar ik heb ze wel allemaal gerespecteerd. Ook Armin Veh, die een week voor het einde van de transferperiode zei dat hij me in Hamburg niet meer nodig had. He’s the boss. En: dankzij hem ben ik naar Rijsel vertrokken.’

Waar plaats je Yves Vanderhaeghe in het rijtje van trainers met wie je al samenwerkte?

ROZEHNAL: ‘Dit is pas zijn derde seizoen als T1, waardoor ik hem nog een jonge coach noem. Heel veel ervaring als speler, maar nog niet als trainer en toch behalen we met goed voetbal mooie resultaten. En, hij zorgt samen met zijn technische staf nog altijd voor veel variatie tijdens de trainingen. Ik heb al trainers meegemaakt die elke dag of elke week dezelfde oefenvormen gaven, terwijl je spelers altijd met iets nieuws moet proberen te prikkelen. Hier is het afwisselend fun en hard werken. Hij zal wellicht ook bepaalde dromen hebben – coach worden van Anderlecht of de nationale ploeg, bijvoorbeeld -, het is aan hem om die te realiseren. Net zoals ook spelers dat willen doen: elke keer willen bewijzen dat je het volgende niveau aankan.’

Ben je het altijd met hem eens?

ROZEHNAL: ‘Neen.’ (lacht)

En dat zeg je hem?

ROZEHNAL: ‘Ja, van iemand met mijn leeftijd en ervaring aanvaardt hij dat. Maar – opnieuw – altijd met respect. Nooit voor de voltallige groep, anders ondermijn je het gezag van de coach. Soms zoeken we, op zijn vraag, naar oplossingen voor de stilstaande fases. Daarin is onze technische staf heel open. Een trainer moet zelf de beslissingen nemen, maar hij moet ook een goede psycholoog zijn en kunnen luisteren naar de feedback van de spelers, waardoor ze hem ook op het veld zullen volgen. Ik kan me tijdens de training ook wel eens kwaad maken, zoals daarnet nog tegen Adi (Adnan Custovic, de assistent, nvdr), maar dat was omdat hij als scheidsrechter een verkeerde beslissing had genomen. Hij weet dat ik hem graag zie.’ (lacht)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content