De filosoof in Frank Boeckx: ‘Ik steek mezelf niet weg’

© BELGAIMAGE

Is hij nu keeper of kok? Of toch meer filosoof of muziekliefhebber? Hij is het allemaal. En dat samen maakt hem tot de mens die hij is: Frank Boeckx. ‘Ik ben geen artiest, maar ik zou het wel graag zijn.’

De schemer valt in en de eerste sneeuwvlokken van het jaar hebben Gent onder een witte deken gelegd als Frank Boeckx (31) Brasserie Midi binnenstapt. Hij schudt de eigenaar een hand en neemt plaats achterin de zaak.

Zo doet hij dat vaker. Op doordeweekse dagen als het werkende leven nog in volle bedrijvigheid is en de keeper van Anderlecht nog juist voor de drukte losbarst de stad kan bereiken. ‘Mijn vriendin woont op loopafstand van hier. Dan zet ik mijn auto bij haar, lees hier een krantje en via de winkel loop ik terug. Als mijn vriendin gaat joggen, begin ik aan het eten. Dan is het klaar als ze terugkomt.’

Zelf woont Boeckx in Gijzenzele waar hij een huis kocht in de periode dat hij bij AA Gent speelde. Sinds hij zijn vriendin Julie vorig jaar heeft leren kennen, is hij bij haar. Of zij bij hem, als hond Jules niet door broer Boeckx, die in zijn huis woont, wordt verzorgd. De Heidewachtel is zes jaar oud. ‘Hij heeft de grootte van een labrador, maar het uiterlijk van een jachthond. Al heeft hij bij mij ook wel de dikte van een labrador. Dat is een grote, lieve schoothond geworden. Ik zie hem doodgraag. Als hij nu mijn vriendin ook zo graag zou zien… Hij blijft op haar grommen. Misschien omdat ik vaak bij Julie ben – en dus niet bij hem – en ik naar haar ruik als ik thuis kom. Misschien dat Julie zodanig stinkt…’

Een vinger kwijtraken is niet zo handig. Ik let daar ook op met koken. Ik kan perfect snijden, maar toch snijd ik op vijf centimeter van mijn handen.

Frank Boeckx

Marcelleke

Hij lacht zijn uitbundige lach. Zoals hij vaker deed en nog zal doen. Boeckx is het type bij wie de lach altijd dichterbij is dan de sombere blik. De doelman staat bekend als een levensgenieter en hij zal er niet omheen draaien: dat is hij. In de brasserie of het naastgelegen café, dat dezelfde eigenaar kent, is hij geregeld te vinden. Maar: op de momenten dat de voetbalagenda het toelaat. ‘Voor mezelf, niet voor de beeldvorming. Ik heb altijd gedacht: je m’en fous. Ik steek mezelf niet weg. De mensen spreken toch. Dus ik kan perfect met mijn kameraden op café gaan. Dan ben ik waarschijnlijk in sommige WhatsAppgroepen te vinden. Ik heb er schijt aan; ik ben daar geen rare dingen aan het doen, hè. Ik weet waarmee ik bezig ben, wat ik voor het voetbal doe en ervoor laat; dan moet een ander toch mijn rekening niet maken? Een paar keer zo’n foto en je bent al een alcoholicus die altijd op café zit. En als ik naar buiten ga met een meisje dat gewoon een vriendin kan zijn, dan ben ik een bedrieger. Dat verhaal hoe ik op gesprek zou zijn gegaan bij Anderlecht…’Hij trekt zijn wenkbrauwen op. ‘Dat ik daar op teenslippers en in een marcelleke zou zijn gaan praten met de coach. Dat is zo’n vijfentwintig keer in de pers gekomen. Klakkeloos overgenomen. Het was niet eens waar. Het was 35 graden en ze verwachten binnen een spórtclub niet dat je daar in kostuum of met een blazer aan komt. Het was ook geen voorstelling. Het was een verkennend gesprek. En ja, ik zat daar in een korte broek, maar met een gewoon T-shirt en schoenen aan. Zoals iedereen daar op de club rondliep. Maar dan is de teneur: hij komt precies van het strand, die is nog op vakantie zeker? En dan worden het daarna al gauw teenslippers.’

Hij haalt zijn schouders op. ‘Ach, ik ben een gespreksonderwerp. Simpel. Maar ik weiger daaraan belang te hechten. Ik weet dat ik mij niet moet schamen voor de dingen die ik doe.’

Souschef

Sowieso is Boeckx niet het type dat zich in een hoek laat duwen. Hij heeft altijd een eigen identiteit gehad en die laten zien. Zij keuzes zijn nooit alledaags. Zijn uitlatingen passen niet bij die van een grijze massa.

Als jonge gast van achttien jaar koos hij voor de koksopleiding. Gewoon, omdat hij iets naast het voetbal om handen wilde hebben toen hij zijn voltijdse opleiding Lichamelijke Opvoeding niet meer kon combineren met het profbestaan. ‘Ik kon niet meteen uitgebreid koken, maar ik was niet zo hulpeloos als sommige van mijn kotgenoten. Ik zat niet op kot, maar mijn vrienden wel. Die mochten Dr. Oetker dankbaar zijn. Ik kende de basis, kon een ei bakken en pasta maken. Maar ik woonde alleen en was geïnteresseerd in koken. Dat bourgondische zat er bij ons thuis heel erg in. Mijn ma en pa zijn goede koks. Overdag trainde ik en twee keer in de week ging ik ’s avonds naar school.

‘Ik ben souschef van opleiding. Maar ik denk niet dat ik na mijn carrière in de keuken ga staan. Ik zie mezelf wel als keeperstrainer, of teammanager. Als ik nu iets naast het voetbal zou willen doen, zou het iets met mijn handen zijn. Ik denk eraan om een gitaar te kopen. En als ik zie hoe handig sommige mensen zijn… Dat zou ik ook wel willen leren. Een kameraad van mij is schrijnwerker. Maar schrijnwerken, is misschien niet zo slim tijdens mijn keeperscarrière. Een vinger kwijtraken is niet zo handig. Ik let daar ook op met koken. Ik kan perfect snijden, maar toch snijd ik op vijf centimeter van mijn handen.’

Acht

Hij kijkt ernaar. Zijn nagels zijn kort, op het oog zelfs tot op een pijnlijke lengte afgebeten. ‘Mijn ex-vriendin zei dat ik ’s nachts zelfs nagels beet.’ Op de binnenkant van zijn linker ringvinger staat een acht getatoeëerd, haast onopvallend tussen zijn middelvinger. Als hem ernaar gevraagd wordt, kijkt Boeckx op met een blik die hij nog niet liet zien. De lach is dan toch ineens weg. ‘Die staat daar voor een ex-vriendin. Zij had een relatie met een jongen die problemen had, en zij wilde soms haar ei kwijt bij mij. Ik maakte een moeilijke periode door in het voetbal, ik zat bij Antwerp en snakte naar het einde van het seizoen. Ik zou stoppen met voetbal en gaan reizen. We waren er in een moeilijke tijd voor elkaar. En de 8 was in berichten ons afsluitingsteken, van infinity.

Frank Boeckx: 'Er is niets mooiers dan met een pintje in de hand uren op café te zitten en te filosoferen.'
Frank Boeckx: ‘Er is niets mooiers dan met een pintje in de hand uren op café te zitten en te filosoferen.’© BELGAIMAGE

‘Uiteindelijk heeft haar vriend zelfmoord gepleegd. Vorig jaar speelden wij kampioen op de dag dat haar vriend een jaar daarvoor overleden was. Ik beleefde datgene wat mij intens gelukkig maakte, waar ik al die tijd voor had gewerkt, en zij zat thuis in zak en as. Ik voelde zowel de blijdschap als de pijn. Ik wilde dat ik er voor haar had kunnen zijn, maar soms kun je er niet zijn voor mensen. We hadden al een tijd geen contact meer. Voor haar is er nu een rouwproces, een verwerking. Zij is de wereldreis gaan doen die ik ooit wilde maken. En ik heb mijn vriendin leren kennen. Ik ben gelukkig. Maar ze zit in mijn hart. Daar gaat ze nooit meer uit. Als ze het moeilijk heeft mag ze mij bellen, ik zou er direct voor haar staan.

‘Dit verhaal is ook meteen op de eerste date met mijn madame op tafel gekomen. Hier in deze zaak kwam het ter sprake; dat die tatoeage daar staat voor een vriendin van wie je houdt. Uit het oog is niet altijd uit het hart. Dat is het beste: dat je open bent met elkaar. Dit is een ernstige kant van mij die ik zelden toon, maar die is er zeer zeker wel. Er is niet alleen maar het plezier maken en lachen.’

Boeckx verloor zelf zijn oom door zelfmoord. ‘Een depressie… Ja, dat kan ik begrijpen. Dan kan het zomaar zijn dat je zegt: ‘Ik wil hier weg’. Veel vraagtekens blijven achter. Waarom zitten wij dan te zagen over voetbal, hè? Nee, ik geloof niet in meer dan het fysieke leven. Ik geloof in mensen. En ik ben een denker. Oh, ik ben een filosoof… Ik kan uren filosoferen over dat koekje hier’, en hij werpt het kleinood dat naast de kop koffie ligt op tafel. ‘Dat is het schoonste wat er is.’

Filosoof

Daar is de lach weer. ‘Ik denk over alles na. En ik denk dat je daar voordeel van hebt. Een denker heeft alles al een keer overdacht, heeft alles al een keer gezien. Een denker heeft alles in zijn hoofd al een keer afgespeeld. En daardoor is een denker altijd sterker als het hem dan een keer overkomt. Maar een denker is nergens zonder een ander.

‘Dit koekje hier… Je bekijkt het van deze hoek, maar probeert het ook van die andere hoek te bekijken. En dát is empathie. Daarom is het interessant om met zijn tweeën over het koekje te praten. Ik kan hier filosoferen over dat koekje zoveel als ik wil, maar ik blijf een eenzaat als ik alleen zit. Als je met andere mensen over dat koekje babbelt, kom je tot nieuwe inzichten. Ik zie dat koekje grijs, jij ziet dat koekje blauw en weer een ander ziet het roze. En hoe komt het dan dat jij het blauw of roze ziet? Jij kan hetzelfde zien en het toch anders beschrijven. Of hetzelfde beschrijven maar het anders zien. Daarom is taal ook zo mooi. Taal is iets… Jij kan iets beschrijven dat ik anders zie. En door jouw woorden kan ik het toch hetzelfde gaan zien. Taal en filosoferen gaan altijd samen. Taal is zo breed. Als je het voelt, zou je het ook moeten kunnen omschrijven. Toch? Maar liefde… Verwoord dat een keer? Moeilijk, hè?

‘Fantaseren over de kleinste dingen, dat is het mooiste. In de kleedkamer gebeurt dat niet. Daar zitten alleen maar realisten die bezig zijn met hetzelfde. Dat zijn ook allemaal kortetermijncontacten, hè. Ik filosofeer liever met de mensen met wie ik de rest van mijn leven ben. Dat is de waarde van tijd, hè? Wat is je tijd waard? De tijd die je maakt, moet wel waardevol zijn. Dat is ook een gevoel. Meerwaarde. Daar handel je weer naar. Nee, echt… Er is niets mooiers dan met een pintje in de hand uren op café te zitten en te filosoferen. Dat zijn de artiesten, die zo kunnen leven. Ik ben geen artiest, maar ik zou het wel graag zijn. Muzikant of zo. Dat lijkt me het schoonste.

Mijn huis stond te koop en de rugzak was aangekocht om te pakken en te vertrekken.

Frank Boeckx

‘Ik ben van plan om een gitaar te kopen. Maar ik kan nog geen noot lezen, niks. Ik zoek een nieuwe uitdaging als ik thuis zit. Maar ik heb echt geen talent. Dat weet ik nu al. Maar dat maakt niet uit. Het is de uitdaging die telt.’

Gebleit

Muziek: het is zijn grootste hobby. ‘Ik luister veel 70’s, 80’s, Pink Floyd, Tom Waits, Neil Young. Wacht…’ Boeckx pakt zijn telefoon. Hij sleept met zijn duim over het scherm en laat een foto van zijn nieuwste aanwinst zien. Een platenspeler. ‘Heb ik vandaag ontvangen. Die oude van mij was aangesloten op de boxen. Nu kan ik draadloos luisteren, met een surround systeem. Ho! Mijn living wordt dan gewoon pure muziek.

‘Elpees… Dat is zo… Alles… Tastbaar… Ik ben superfan van Spotify, dat is een godsgeschenk. Je leert veel muziek kennen. Maar als ik echt goede muziek wil luisteren, koop ik vinyl. En dan het liefst van die platen die zo twintig jaar in een kartonnen doos hebben gestaan bij mensen thuis en daarna op rommelmarkten belanden. En dat je die dan daar vindt. Dat is pure hobby. Ik doe het eigenlijk te weinig; naar rommelmarkten gaan. Je wandelt daar langs al die standjes, samen met een kameraad, de ogen gaan over al die spullen met hun verhalen. En dan ineens, daar! Bananendozen… Ja! Daar! Gewoon een bananendoos die nog dicht is, hè, dat is de hel. Daar kan goud in zitten. En je zegt tegen elkaar: ‘Allez, doe open!’ En als er dan platen in zitten… Dat voel je in je buik. Kippenvel. Puur geluk.

Frank Boeckx: 'Mijn wereldreis naar Zuid-Amerika is er niet gekomen, maar ik heb er veel voor in de plaats gekregen: keeper bij Anderlecht en een vriendin.'
Frank Boeckx: ‘Mijn wereldreis naar Zuid-Amerika is er niet gekomen, maar ik heb er veel voor in de plaats gekregen: keeper bij Anderlecht en een vriendin.’© BELGAIMAGE

‘Mijn mooiste verhaal is de plaat die ik van de Pixies heb gevonden. Van een mens die die kwijt moest op een rommelmarkt. Ik zag ‘m daar liggen. ‘Oh! De Pixies! Topplaat!’

‘Wat moet je er voor hebben?’

‘Een halve euro.’

‘Een halve euro?!’ De dommerik! Je weet niet hoeveel dat voor mij waard is!

‘Dat zijn de mooiste platen. Dat mensen niet in de gaten hebben dat ze goud wegsmijten. Ik weiger om gewoon naar de winkel te gaan en daar nieuwe platen te kopen. De B-kwaliteit wil ik zo kopen. Maar de A-kwaliteit… Daar wil ik moeite voor doen. Daar moet een verhaal achter zitten. Zo is dat met mijn Fleetwood Mac, mijn Pink Floyd, mijn Pixies… Dat zijn verhalen die ik niet meer vergeet. Platen zijn verhalen.

‘Mijn levensnummer is van Pink Floyd, Wish You Were Here. Alles wat over de liefde gaat, komt binnen. Dat wordt tegenwoordig minder gemaakt. The XX, Coldplay en Damien Rice! Oh! Ik heb Damien Rice gezien op Werchter. Dat was in de periode dat ik niet zo supergoed in mijn vel zat. Mijn neef nam me mee. Ik kende Damien Rice wel, maar dan meer van de bekendere nummers. Ik heb daar naar die mens staan kijken en luisteren. En ik heb gebleit! Mijn neef heeft mij vastgepakt en gezegd: ‘Hé, godverdoeme, ik zei toch dat dit goed was?’ Sofucking heavy. Superdonker. Die gaat van depressie naar depressie. Dat kan zo een Kurt Cobain worden als die een beetje drugs doet. De club van 27, hè? Ik heb daar vaak aan gedacht. James Dean, Amy Winehouse, Kurt Cobain. Ik was ook 27 toen ik in mijn moeilijke fase zat.’

Vlucht

Hij heeft het over de periode dat hij zijn voetbalcarrière wilde opzeggen. 27 jaar oud en een dramaseizoen bij Antwerp achter de rug. ‘Mijn huis stond te koop en de rugzak was aangekocht om te pakken en te vertrekken. Ik wilde gaan tot ik mijzelf had hervonden. Dan zou ik terugkomen en provinciaal gaan voetballen bij vrienden, waar je ook betaald wordt, en een job vinden. Ik heb een kop die kan denken, ik heb twee handen. Daar vertrouwde ik op. Als ik mijn vriend Jelle Cherlet (oud-speler Sint-Truiden, nvdr) bij Mariakerke zie… Wat een plezier die heeft, in derde provinciale. En daarnaast is hij politieagent geworden. Die heeft een fantastisch leven. Ik benijdde die mens.’

Zijn bestemming zou Zuid-Amerika worden. Voor een jaar. ‘Ik zou een autootje kopen en wel zien. Wat werken misschien. Zoiets. Ik heb die wens nog altijd wel, ergens is het een gemiste kans. Maar daar is iets heel moois voor in de plaats gekomen. Ik ben keeper bij Anderlecht en heb nu een vriendin. Ik denk niet dat mijn madame het ziet zitten om even rond te trekken voor een jaar. Ze heeft lang gestudeerd om te komen waar ze is. Voor haar begint het net en voor mij was het eigenlijk al gedaan terwijl ik nog niet klaar was. Dat is nu anders. Ik heb dat wel opgeborgen nu. Eigenlijk was die reis een vlucht, dat zie ik wel. Ik heb er in mijn leven veel meer voor teruggekregen aan geluk dan dat ik daar ooit had kunnen vinden. Dus ik kan ermee leven dat die wereldreis bij een wens blijft.’

Mayke Wijnen

‘ De voetbalwereld is een grote cinema’

‘Ik mag mijn handjes alle dagen kussen dat mijn ouders de verplaatsing deden naar het voetbal’, zegt Frank Boeckx. ‘Mijn moeder gaf les in de haartooi en had een eigen salon. Mijn vader had een familiezaak met heren- en jachtkledij. Hij ging samen met een oom naar de markten, als marktkramer. Maar ze zorgden er áltijd voor dat er iemand kon meerijden. Zonder hen was ik niet waar ik nu ben, dat realiseer ik me heel goed.’

Boeckx was veertien jaar toen zijn vader en moeder uit elkaar gingen. ‘Dat vond ik moeilijk. Zeker. Mijn ouders hadden geen contact meer met elkaar. Dan was het: ‘Zeg aan u ma dit…’ en ‘Zeg aan u pa dat…’. Mijn broer en ik speelden voor boodschapper terwijl we eigenlijk te jong waren om ons te bemoeien met volwassen zaken. Dat heeft zo’n tien jaar geduurd. Tot ik in het ziekenhuis belandde met een hersenschudding. Stonden ze daar plots aan mijn bed en konden ze weer door dezelfde deur. Zowel mijn broer als ik kan niet zeggen dat de scheiding echt gevolgen heeft gehad voor ons. Ze waren er altijd en hebben altijd voor ons gezorgd.’

Op zijn achttiende ging Boeckx met het eerste loonbriefje van zijn club Sint-Truiden naar de bank en kocht een appartement in Leuven. ‘Vanaf dan word je volwassen. Het op mijzelf wonen vond ik super en bij Sint-Truiden kwam ik terecht in een wereld… De voetbalwereld is één grote cinema. Neem de bekerwedstrijd tegen Standard, dat Ricardo Sá Pinto daar gaat liggen… Als mijn trainer dat moest doen en ik zou die ’s anderdaags een hand moeten geven… Dan zou ik toch denken: wat een clown zijde gij.

‘Als je achttien bent, is dat lastiger. Dan kom je in een kleedkamer waar je dingen ziet gebeuren die je niet voor werkelijk neemt. Iemand die tegen een ander zijn been staat te pissen in de douche… Dat zijn toch momenten waarvan ik dacht: even mijn ogen open houden als ik mijn haren inwrijf. Haha… Maar ik was iemand met een grote mond, ik liet mij niet doen. Ik kwam in de kleedkamer met Danny Boffin. Nu, Danny Boffin was voor mij de enige in Sint-Truiden die tegen mijn been had mogen pissen. De rest moest dat niet proberen. Ook al was ik achttien jaar.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content