Hervorming competitie: bye-bye play-offs?

© BELGAIMAGE
Peter t'Kint
Peter t'Kint Redacteur bij Sport/Voetbalmagazine

Op een vergadering met alle clubvoorzitters uit 1A en 1B, vandaag/woensdag in Tubeke, is er slechts één agendapunt: de hervorming van het kampioenschap. Een analyse in vijf vragen.

1. Beleven we de laatste sprint naar de play-offs?

Neen! Zelfs al wordt vandaag door de 24 voorzitters van de Belgische profclubs beslist dat het play-offsysteem op de schop gaat, dan wacht nog een hele administratieve weg. Dan moet de algemene vergadering van de Pro League dat akkoord in maart nog goedkeuren. En daarvoor is een meerderheid van tachtig procent nodig. Niet iedereen heeft daarbij evenveel stemmen. Club Brugge, Anderlecht, Standard, AA Gent, RC Genk én Zulte Waregem hebben er nu elk drie, de andere clubs in 1A twee en de ploegen uit 1B één.

Vervolgens moet het dossier in juni ter goedkeuring naar de algemene vergadering van de voetbalbond en is de volgende competitie een overgangscompetitie naar het nieuwe systeem, dus nog mét play-offs. Pas daarna kan de nieuwe formule in werking treden. Tien jaar geleden ging het ook zo. In maart 2008 beslisten de profclubs om met play-offs te werken, op het einde van het seizoen 2009/10 werden die een eerste keer gespeeld.

2. Hoe liggen de kansen op het afschaffen van de play-offs?

Steeds beter (gesteld dat u een tegenstander bent). Het grote probleempunt van bij de start was PO2, veredelde oefenwedstrijden zonder veel publieke belangstelling, ondanks de kans op een Europees ticket.

Onvrede in PO1 was er vlug na de invoering over het halveren van de punten, topclubs vonden hun inspanningen in de reguliere competitie onvoldoende naar waarde geschat. Club Brugge en Anderlecht pleitten dan ook snel voor het behoud van punten. In het seizoen 2010/11 leverde die halvering Standard zelfs ei zo na de titel op. De Rouches eindigden op 16 punten van Anderlecht en op 15 van RC Genk, maar een bijna perfect parcours in PO1 (26 op 30, nog altijd een record) leidde tot een gedeelde eerste plaats met Genk, de uiteindelijke kampioen.

Anderlecht spreekt zich nu (nog niet) openlijk uit tégen play-offs, Club Brugge wel. Daar is het standpunt: play-offs zelfs mét behoud van punten? Weg ermee! Om concurrentieel te zijn met Europa mag het zwaartepunt niet aan het einde van de competitie vallen, vindt Bart Verhaeghe. ‘Dat is bij play-offs wél zo.’ Verhaeghe zegt zwart op wit te kunnen bewijzen dat ‘ons voetbal in de play-offs allesbehalve top is. Slechter voetbal op de belangrijkste momenten: willen we daar naartoe? Onze clubs moeten minder wedstrijden spelen, waardoor de belasting zal dalen. Dat biedt ook ruimte om de beker te opwaarderen.’

Steeds meer clubs zijn geneigd Verhaeghe te volgen in zijn anti-playoffstrijd. Alleen AA Gent én RC Genk toonden zich de voorbije maanden voor het behoud ervan. Bij Gent houden ze ook van data en met een voorzitter die uit de consulting wereld komt, is het dan ook logisch dat Ivan De Witte graag een extern bureau de play-offs onder de loep wil laten nemen. Komt daar uit dat ze het best afgeschaft worden, liet De Witte zich in besloten kring al ontvallen, dan wil hij dat aanvaarden. Maar wel op basis van féíten en dáta, niet op basis van coalities en lobbywerk in de coulissen.

3. Wat zeggen onze data?

Fysieke data van spelers, over eventuele extra vermoeidheid door tien topwedstrijden in april en mei, hebben wij niet. Andere data wél. Wat zijn de opvallendste vaststellingen?

In PO1 wordt er méér gescoord.

Als het gemiddeld aantal doelpunten per match een indicatie is voor ‘spektakel’, dan scoort play-off 1 op dat vlak beter dan de reguliere competitie. In de acht voorbije PO1-campagnes werd gemiddeld 2,99 keer gescoord, 0,20 meer dan het gemiddelde in de reguliere competitie (2,79). En ook 0,14 meer dan het gemiddelde van de zes PO1-ploegen tijdens die dertig reguliere speeldagen (2,85).

Zes keer lag het doelpuntengemiddelde in PO1 hoger dan in de reguliere competitie, met als uitschieter 2012/13 (3,67 per match vs. 2,93, + 0,74). Tijdens de twee seizoenen dat er in PO1 per match minder gescoord werd, was dat verschil ook uiterst miniem: -0,01 vorig seizoen (2,73 vs. 2,74) en -0,02 in 2010/11 (2,63 vs. 2,65).

Het totaal aantal matchen heeft weinig impact op het eindresultaat.

Toen Club Brugge in het seizoen 2014/15 als eerste eindigde in de reguliere competitie, maar de titel aan AA Gent moest laten, weet het dat aan een opstapeling van wedstrijden. Finale Belgische beker, kwartfinale Europa League in april tegen Sjachtar, play-offs: in totaal 63 matchen – van het goede te veel. Vorig seizoen speelde RC Genk 65 wedstrijden, over alle competities verdeeld. Of dat de hoofdreden is waarom de Limburgers toen play-off 1 misten, door een achtste plaats in de reguliere competitie, en dit seizoen fysiek onregelmatig presteerden, is moeilijk te bewijzen, al kan het meegespeeld hebben.

Daartegenover staat dat van de zes PO1-ploegen vorig seizoen het team met het meeste aantal matchen op zijn conto, Anderlecht (58 stuks), en ondanks een late kwartfinale van de EL op 20 april tegen Manchester United, wél kampioen speelde. Zoals dat ook het seizoen ervoor (2015/16) het geval was met Club Brugge (57 matchen) en in 2009/10 met Anderlecht (56).

In die drie seizoenen, en ook in 2012/13, speelde de kampioen zelfs respectievelijk 9 (Anderlecht 2016/17), 5 (Club 2015/16), 13 (Anderlecht 2012/13) en 7 (Anderlecht 2009/10) duels méér dan het nummer twee in de eindrangschikking (na PO1). Het verschil tussen het aantal matchen van die vier kampioenen en het gemiddeld aantal duels van de vijf andere PO1-ploegen is zelfs nóg groter: plus 10 (2016/17), 10 (2015/16), 9 (2012/13) en 11 (2009/10).

In drie seizoenen kon de kampioen profiteren van minder aantal speelminuten: AA Gent in 2014/15, dat met 47 duels liefst 17 partijen minder speelde dan het nummer twee, Club Brugge (63), en 5,8 minder dan het gemiddelde van de vijf andere PO1-teams. In mindere mate geldt dat ook voor Anderlecht in 2013/14 (2,4 duels minder) en Racing Genk in 2010/11 (4,2 matchen minder dan het gemiddelde van de vijf andere PO1-ploegen).

Pieken naar PO1 = kampioen spelen.

Alle clubs beseffen het al langer: pas in PO1 worden de prijzen echt verdeeld. En dat blijkt ook: van de acht kampioenen sinds 2009/10 waren er zés die ook in PO1 de meeste punten verzamelden, waaronder de laatste vier jaar. Alleen Club Brugge (2012/13) en Standard (2010/11) topten de rangschikking in de nacompetitie, maar werden geen kampioen. De titel ging toen naar Anderlecht en Racing Genk, met dank aan de 7 puntenkloof (op Club en Standard) waarmee ze, na halvering, aan de play-offs begonnen.

Opvallend: het pieken begint al vroeger, sinds Nieuwjaar. Vooral een trend de jongste drie jaar, want de laatste drie kampioenen (Anderlecht, Club, AA Gent) sprokkelden niet alleen in PO1 de meeste punten, maar ook in de negen reguliere competitiematchen na de winterstop. Anderlecht (in 2016/17) en Club Brugge (in 2015/16) zelfs ook in de héle terugronde, nadat ze, zoals ook AA Gent in 2014/15, noch herfstkampioen waren geworden, noch aan de leiding hadden gestaan met Nieuwjaar.

Punten in PO1 steeds belangrijker.

De waarde van PO1 in de eindstand van het seizoen is de laatste vier seizoenen fel toegenomen: in de eerste vier PO-jaargangen bedroeg het aantal punten behaald door de kampioen in PO1 (gemiddeld 19 op 30) 36 % van het totále puntenaantal (75 = 45 uit de reguliere competitie + 30 PO1). In de jongste vier seizoenen steeg dat PO1-percentage naar 41 % (gemiddeld 21,25 op 30).

De toegenomen waarde van PO1 de jongste vier seizoenen blijkt ook uit deze vaststelling: van 2009 tot 2013 lag het gemiddelde puntenpercentage van de kampioen, behaald in PO1, respectievelijk 10,7 %, 11,1 % en 12,2 % láger dan in de heenronde, tot nieuwjaar en in de hele reguliere competitie. De laatste drie seizoenen presteerde de kampioen (Anderlecht, Club, AA Gent) in PO1 gemiddeld 9,7 %, 7,7 % en 4,4 % echter béter dan in de heenronde, tot 1 januari en in de reguliere competitie. En dat terwijl de tegenstand in de PO1 groter is, zonder duels tegen de ‘kleintjes’.

Kampioen spelen heeft een negatief effect op de volgende heenronde.

Van de acht kampioenen sinds de invoering van de play-offs, veroverden er slechts twee ook de herfsttitel in het daaropvolgende seizoen. Tweemaal Anderlecht: kampioen in mei 2012/herfsttitel in 2012 en kampioen in mei 2014/herfsttitel in 2014.

Club stond na de titel in 2016 pas vierde in de heenronde van het seizoen erop, AA Gent werd na de titel in 2015 tweede in de daaropvolgende heenronde en RC Genk eindigde na de titel in 2011 zevende in de heenronde van het seizoen erop.

Hetzelfde gold ook drie keer voor Anderlecht: kampioen in mei 2017/derde in heenronde 2017, kampioen in mei 2013/vierde in heenronde 2013, kampioen in mei 2010/tweede in heenronde 2010. Mogelijke reden: de focus op de (lucratieve) Champions Leaguegroepsfase in die eerste maanden van het seizoen.

Stijgende toeschouwersaantallen, maar niet bij de topclubs.

Meer topmatchen betekenen ook meer toeschouwers. Zulte Waregem lokte in zijn laatste vier PO1-campagnes 8,14 % meer fans naar het Regenboogstadion in vergelijking met het toeschouwersgemiddelde in de reguliere competitie. Datzelfde was ook het geval voor Charleroi. Vorig seizoen in de reguliere competitie gemiddeld 9.559 toeschouwers, in PO1 was dat 10.274. Drie jaar geleden was het verschil nog groter (toen plaatste ook Standard zich, voor de Carolo’s belangrijk). Toen was het gemiddelde in de reguliere competitie 8.200 en in de play-offs 12.123.

Voor de topclubs is de stijging minder spectaculair. Bij Club kwam de laatste drie jaar gemiddeld per PO1-wedstrijd 1.600 man meer naar het stadion (ongeveer 28.000 capaciteit) dan in de reguliere competitie, in Gent scheelt dat vanwege de beperkte capaciteit (19.999) goed 100 man. Bij Anderlecht was alleen vorig seizoen in PO1 de stijging groot: van gemiddeld 18.333 in de reguliere competitie naar 20.473 in de play-offs. Andere jaren scheelde het nauwelijks.

4. Wat zijn de alternatieven?

Deze voormiddag komen alle alternatieven op tafel. In 2016 werd het profvoetbal van het amateurvoetbal gescheiden en kwamen we tot 24 profclubs, verdeeld in 1A (16) en 1B (8). Sinds vorig seizoen nemen de drie beste 1B-ploegen over de twee periodes samen (uitgezonderd de kampioen) deel aan PO2. De vier slechtsten uit 1B spelen play-downs.

Stel dat men de play-offs afschaft, wat dan met 1B, dat nu zijn reguliere competitie afsluit in februari? Drie van die acht vallen dan vanaf eind februari zonder inkomsten, terwijl ze wel spelers moeten doorbetalen. Geen wonder dat het standpunt in 1B nu is: behoud van play-offs. Één ploeg loopt niet in dat rijtje: Beerschot-Wilrijk, voorstander van een reguliere competitie.

In het geval van afschaffen van play-offs lijkt een herschikking van het aantal ploegen in 1A dan noodzakelijk. Ivan De Witte en de afscheidnemende Roger Vanden Stock dromen al jaren van een reductie tot veertien ploegen in de eerste klasse. Zo krijgen ze ruimte voor de beker, die nu in de koude wintermaanden januari en februari midweeks in de kalender moet worden gepropt. De finale vindt al een paar jaar plaats voor de play-offs, volgend seizoen is dat op 1 mei, in het mídden ervan.

Andere voorstellen zijn: 12 (1A)-12 (1B), een vlakke competitie met 18 (of 20) profclubs – want er wordt betwijfeld of er voor 24 in België voldoende economische ruimte is -, of een competitie met 24 ploegen: drie groepen van acht, die na veertien speeldagen worden opgesplitst in tweemaal twaalf (de vier besten van elke reeks komen in de A-reeks terecht en spelen voor de titel en Europees, de rest voetbalt in de B-reeks tegen de degradatie.) Een soort PO1 met twaalf i.p.v. zes. Om ook voor de buik spanning in het klassement te houden, wil men het tv-geld veel sterker gekoppeld zien aan de eindstand dan nu.

Is de Be-Ne-League een alternatief? Niet meteen. De Waalse ploegen, Charleroi op kop, lopen niet warm, de Nederlandse blazen warm en koud. Alles moet worden bestudeerd, klinkt het. Zeker niet voor 2024 hoor je, hun tv-contract loopt nog tot dan.

Youri Tielemans en Leander Dendoncker vierden vorig seizoen de titel.
Youri Tielemans en Leander Dendoncker vierden vorig seizoen de titel.© BELGAIMAGE

Wat doet de UEFA?

Er wordt ook gekeken naar de UEFA en wat er zal gebeuren met de Europese competities, Champions en Europa League. Dat format ligt nu vast tot de lente van 2021. Voor de periode 2021-2024 wordt overlegd in het Competitions Committee. Dit jaar kampioen worden is zeer belangrijk, het prijzengeld voor de (rechtstreekse) plaats in de poulefase van de CL gaat fors omhoog: de ongeveer 13 miljoen euro startgeld nu wordt er 30. Dat een paar keer meegraaien en de kloof met de rest van België wordt groot.

Ook dat is een zorg die meespeelt in de discussie rond play-offs. Sinds de invoering, in 2009, had België vier verschillende kampioenen: Club Brugge, AA Gent, RC Genk en Anderlecht (5). Andere landen benijden ons dat en wijzen voor de saaiheid van hun eigen competitie met een beschuldigende vinger naar de CL-miljoenen. In Griekenland is Olympiacos al sinds 2010 onafgebroken kampioen. In Zwitserland is dat Basel. Kroatië heeft sinds 2006 slechts één kampioen: Dinamo Zagreb (tot vorig seizoen Rijeka die serie brak). Al even lang is Bate Borisov dat in Wit-Rusland. In Denemarken is het moeilijk om FC Kopenhagen van een titel te houden. Sinds 2012 is Juventus elk jaar Italiaans kampioen, sinds 2013 is dat Bayern München in Duitsland. Tegenstanders van een terugkeer naar een reguliere competitie zijn dat dus ook omdat ze beducht zijn voor Europese centen en de invloed op onze competitie.

Lees ook de opinie van hoofdredacteur Jacques Sys

‘Het valt te hopen dat het gezond verstand zegeviert’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content