Het verhaal van Oostendetrainer Adnan Custovic: ‘Nooit ben ik langer dan drie dagen platzak geweest’

© BELGAIMAGE
Christian Vandenabeele
Christian Vandenabeele Freelancejournalist

‘Wanneer mijn spelers in de kleedkamer het kaartspel Uno spelen, doet mij dat aan de oorlog denken’, zegt Adnan Custovic (39), de nieuwe hoofdcoach van KV Oostende. ‘In de onverlichte schuilkelders deden wij dat toen ook.’ Het levensverhaal van de Bosnische moslimvluchteling ‘Adi’.

ADNAN CUSTOVIC: ‘Ik ben opgegroeid in een modaal moslimgezin in Mostar, een stad in Bosnië en Herzegovina die toen nog deel uitmaakte van het vroegere Joegoslavië. Mijn ouders gaven les, mijn vader geschiedenis en aardrijkskunde en mijn moeder Servo-Kroatisch.’

‘Ook mijn jongere broer kon heel goed voetballen, maar hij was een grotere deugniet dan ik en is nooit doorgebroken. Zelf ben ik pas laat bij een club terechtgekomen. Ik was al een jaar of dertien toen ik tijdens een interwijkentoernooi opgemerkt werd door Velez Mostar en uitgenodigd werd om bij hen te gaan trainen. Daar is het begonnen.

‘Maar een jaar later brak de oorlog uit en zijn we na een maand gevlucht omdat er een bom was ingeslagen in het appartementsgebouw waar we woonden. Mijn moeder zei toen: ‘We moeten hier weg, want het wordt te gevaarlijk.’

”s Anderendaags zijn we vertrokken. Het was een tijd dat er in onze buurt elke dag ontploffingen waren, sirenes afgingen en we in de kelders moesten gaan schuilen. Wanneer mijn spelers nu in de kleedkamer het kaartspel Uno spelen, doet mij dat eraan denken. In de onverlichte schuilkelders deden wij dat toen ook. Wat moesten we anders doen?’

‘In die immense luchthaven Charles de Gaulle daagde niemand op. Zie je mij daar staan? Pas drie kwartier later verscheen die makelaar, met het excuus dat het druk was in het verkeer.’

‘Met een van de laatste buskonvooien van de Verenigde Naties zijn we toen naar Slovenië gegaan. Alleen vrouwen en kinderen mochten mee. Mijn vader is nog anderhalf jaar gebleven en werd in die tijd gevangen genomen door Kroatische militairen. Hij zat zes maanden in een concentratiekamp, slecht gevoed, werd daarna bevrijd met hulp van Europa en is toen ook naar Slovenië getrokken. Daar konden we nog even als een familie samen leven. Tot mijn ouders met mijn broer in 1996 terugkeerden naar Mostar en ik achterbleef om mijn studies af te maken.’

Wondere wereld

‘Als vluchtelingen verbleven we in Slovenië in een kamp. De man van de directrice daar was trainer van een voetbalploeg van een heel laag niveau en vroeg wie er bij hem wou komen spelen. Het veld lag in een bos en er was elektriciteit noch water. Dat moet de tiende klasse of zo zijn geweest. We kregen bustickets om er te gaan trainen en daarna een fiets. Ik weet zelfs niet meer hoe die club heette.’

‘Via eerst nog een ander team ben ik uiteindelijk bij de profclub Triglav Kranj terechtgekomen. Daar werden we met de U18 landskampioen. Ik was negentien toen ik er als bij de eerste ploeg een kans kreeg en bij mijn debuut meteen het enige doelpunt van de wedstrijd maakte.’

‘Het daaropvolgende seizoen maakte ik er in de heenronde vijf en kreeg ik opeens een uitnodiging voor een test bij Le Havre. Ik studeerde op dat moment aan de universiteit van Ljubljana voor burgerlijk ingenieur, woonde in een studentenkamer die de club voor mij betaalde en mocht in het restaurant van de club gaan eten, maar veel verdiende ik niet. De secretaris schoot mij wat geld voor om naar Parijs te vliegen met een ticket dat een makelaar mij bezorgde.’

‘Ik was zo gedegouteerd van het profvoetbal dat ik besliste om eerst mijn trainersdiploma’s te halen en als hobby bij derdeklasser Doornik te gaan spelen.’

‘Maar in die immense luchthaven Charles de Gaulle daagde niemand op. Zie je mij daar staan? Pas drie kwartier later verscheen die makelaar, met het excuus dat het druk was in het verkeer, en met een dikke Mercedes werd ik naar een groot hotel gebracht waar mensen de bagage voor je droegen en de deuren voor je openden. Een totaal andere wereld dan ik gewoon was! Het was 28 december. Ik sprak geen woord Frans en ik weet nog dat ik op oudejaarsavond vanuit mijn hotelkamer mijn ouders belde om hen een gelukkig nieuwjaar te wensen en meteen na het inhaken ging slapen.’

‘Een week later kon ik bij Le Havre een contract tekenen als vijfde buitenlander, terwijl er maar vier opgesteld mochten worden. Maar enkele dagen later vertrok er een van de buitenlanders en kreeg ik totaal onverwachts een profcontract voor vier jaar. Op veertien dagen tijd zag mijn leven er plots helemaal anders uit.’

‘Alles veranderde. Nog een week later speelde ik tegen Straatsburg al mijn eerste match als titularis in de Franse eerste klasse en ook tegen Lyon en Lens mocht ik meedoen. Maar op het einde raakte ik geblesseerd en het seizoen daarna begonnen de problemen.’

‘Ook mijn jongere broer kon heel goed voetballen, maar hij was een grotere deugniet dan ik en is nooit doorgebroken.’

‘Er kwam een andere trainer die oudere spelers meebracht en met wie het niet klikte. Ik speelde met het B-team tot ik in de laatste twee competitiewedstrijden toch nog mocht meedoen met de eerste elftal, toen het al zeker was dat we zouden degraderen. Tegen het Monaco van FabienBarthez, ThierryHenry, David Trezeguet en Willy Sagnol maakte ik mijn eerste doelpunt in de Ligue 1. Het zou ook mijn laatste zijn. Door blessures en het weinige vertrouwen in mij kreeg ik bij Le Havre in drie en een half jaar eigenlijk nooit een echte kans om te slagen.

‘Daarna ben ik naar Laval gegaan, ook een tweedeklasser. Het eerste jaar was goed, al was ik niet altijd titularis, maar ik scoorde toch negen keer. Toen de man die er mij bij Le Havre naast zette er coach werd, kwam ik ook daar niet veel meer aan spelen toe en zat ik na het seizoen zonder club en trainde ik via het spelerssyndicaat met de werkloze profvoetballers mee. Tot de trainer van mijn eerste zes maanden bij Le Havre mij naar Amiens haalde. Nadat mijn contract daar afliep, zat ik opnieuw zonder ploeg en ging ik weer trainen met de profs zonder werk.’

Beter in België

‘En toen kwam België. Ik mocht testen met Moeskroen tegen Troyes. We wonnen met 3-1 en ik maakte er twee. Ook Sint-Truiden toonde belangstelling, maar dankzij toenmalig Excelsiorcoach Geert Broeckaert kon ik ’s anderendaags op Le Canonnier tekenen. Dat werd een succes. Het eerste jaar maakte ik er negen en het tweede achttien. In drie en een half seizoen scoorde ik 45 keer en werd ik Bosnisch international.’

‘Het was de periode in mijn carrière waarin ik rondom mij echt vertrouwen in mij voelde en het best in mijn vel zat. Daarom bouwde ik in Moeskroen mijn leven op en woon ik er nu nog altijd. Samen met mijn vrouw, die ik in Le Havre leerde kennen, en onze drie kinderen.

‘Als ik terugdenk aan de oorlog, moet ik concluderen: de oorlog maakte mij sterker.’

‘Wegens geldproblemen besliste de club mij halverwege het seizoen 2009/10 voor 250.000 euro aan Gent te verkopen zonder dat ik inspraak kreeg. Onder Michel Preud’homme kende ik daar uiteindelijk ook wel een mooie tijd, ondanks de grote concurrentie in de aanval, met een tweede plaats en bekerwinst.’

‘Maar na hem kwam Francky Dury en voelde ik dat het beter was om te vertrekken. Ik dacht dat Beerschot een goeie optie was, maar ik vergiste mij. Blijkbaar was het niet het juiste moment. Elke dag van Moeskroen naar Antwerpen en terug rijden, bleek ook niet zo vanzelfsprekend. Onder Jacky Mathijssen eindigde ik er in de B-kern, waar ik ’s avonds met de beloften moest trainen. Met mijn 33 jaar was ik te oud om van mij nog geld te kunnen maken, kreeg ik te horen.’

‘Ik keerde dan maar terug naar Moeskroen, dat mij huurde voor zes maanden en waar ik meehielp aan de promotie naar tweede. Maar toen kreeg ik van Rijsel, dat er baas was geworden, te horen dat ze niet meer op me rekenden.’

‘Ik was zo gedegouteerd van het profvoetbal dat ik besliste om eerst mijn trainersdiploma’s te halen en als hobby bij derdeklasser Doornik te gaan spelen en daar tegelijk de U8 te trainen. Op het einde van het seizoen namen we er met drie spelers de leiding van het eerste elftal over. Waarna de voorzitter mij een contract als T1 voorstelde dat slechts 300 euro meer bedroeg dan wat ik als coach van de U8 verdiende. Dat accepteerde ik niet.

‘Ook zonder het voetbal zou ik iemand zijn geworden. Zeker weten!’

‘Drie dagen later kreeg ik een aanbieding om in Kortrijk T2 van Yves Vanderhaeghe te worden. Dat was mijn eerste stap als trainer in het profmilieu.’

‘Het jaar erop nam Yves zijn volledige staf mee naar Oostende. Met toestemming van hem volgden conditietrainer Gino Caen en ik vorig seizoen de Pro Licence-opleiding. Nadat we samen drie keer play-off 1 haalden en een bekerfinale speelden, kwam er nu een moeilijke periode, werd Yves ontslagen en kreeg ik het voorstel om hem op te volgen. Ik belde hem meteen om te zeggen dat ik het jammer vond voor hem en dat ik tot de laatste dag achter hem stond, maar dat dit dingen zijn die gebeuren in het voetbal en dat dit voor mij een opportuniteit was die ik niet kon weigeren.’

Geloof in God

‘Als ik terugdenk aan de oorlog, moet ik concluderen: de oorlog maakte mij sterker. Alles wat toen gebeurde, zorgde ervoor dat ik sneller rijp en volwassen werd. Ik was zestien à zeventien jaar toen ik in Slovenië alleen achterbleef en moest nadenken over hoe ik zou kunnen overleven. Een andere oplossing zag ik niet: in Bosnië was er niks meer. Alles was er kapotgemaakt en moest weer opgebouwd worden.’

‘Ik wou absoluut voortstuderen, want ik wou echt iemand worden. Ook zonder het voetbal zou ik iemand zijn geworden. Zeker weten! Ik maakte er mijn humaniora af in het Sloveens, een andere taal dan het Servo-Kroatisch waarmee ik opgroeide, en schreef mij daarna in aan de universiteit van Ljubljana.’

‘Van de moeilijke periodes die ik daarna nog meemaakte, onthoud ik dat ik geconcentreerd kon blijven zolang de coach in mij geloofde.’

‘Eigenlijk was dat voor mij ook een mooie periode. Ik studeerde, ik voetbalde, ik maakte er vrienden en behaalde er mijn rijbewijs. Met twee andere studenten betrok ik een kamertje van 12 bij 4 meter met voor elk een bed en een stoel en een gemeenschappelijke tafel. In het weekend vertrokken zij naar huis, werd alles gesloten en moest ik naar een andere plaats verhuizen.’

‘Het voetbal zag ik toen nog als opportuniteit om mijn studies te helpen financieren. Met de studiebeurs die ik kreeg en het beetje geld dat ik met voetballen verdiende, slaagde ik er soms zelfs nog in om 200 euro opzij te zetten om op te sturen naar mijn familie in Mostar. Tot ik opeens, als uit het niets, die aanbieding van Le Havre kreeg. Ik dacht: wat doe ik? Ik moest die kans absoluut grijpen, vond ik. Enkele weken later speelde ik voor 30.000 mensen, reed ik rond met een Mégane, woonde ik in een appartement en kreeg ik een waardig maandloon.

‘Van de moeilijke periodes die ik daarna nog meemaakte, onthoud ik dat ik geconcentreerd kon blijven zolang de coach in mij geloofde. Uit ontgoocheling omdat ik niet meer mocht meedoen, ben ik beginnen uitgaan en deed ik wat stommiteiten zoals in casino’s gaan spelen. Je doet het omdat je ongelukkig bent en misschien ook onder invloed van anderen. Je mist je familie en je vrienden en zoekt om dat gemis met iets anders te compenseren. Maar het kon erger geweest zijn. Er zijn ook jonge spelers die in zulke momenten beginnen te drinken of drugs gaan gebruiken.

‘Ik geloof in het lot. Het helpt je om de realiteit te aanvaarden, ook als het resultaat niet is wat je wou en waar je alles voor deed.’

‘Mijn vrouw, die ik in die tijd leerde kennen, hielp mij er mee doorheen. Ze bezorgde mij toen als persoon een zekere stabiliteit. Maar zeker ook mijn geloof is voor mij belangrijk geweest. Mijn indruk is dat God altijd aanwezig was’

‘ Er zijn in Slovenië periodes geweest dat ik niet één euro had, maar telkens kwam er dan wel van ergens op tijd wat geld. Nooit ben ik langer dan drie dagen platzak geweest. Eigenlijk kwam ik nooit iets tekort. In de moeilijke momenten in het voetbal ben ik ook altijd blijven voortwerken, omdat ik geloofde dat het op een dag zou veranderen.’

‘Ik geloof in het lot. Het helpt je om de realiteit te aanvaarden, ook als het resultaat niet is wat je wou en waar je alles voor deed. Als je zoals ik je vader van 62 jaar aan kanker verliest, helpt het je om dat te accepteren. Tenslotte zijn er ook kinderen die aan deze ziekte overlijden. Het helpt je om niet de rest van je leven te blijven vastzitten in verdriet en spijt om wat er gebeurd is, maar om door te gaan met je leven. Het helpt mij ook om mijn werk voluit en zonder stress te blijven doen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content