‘Niemand komt graag naar Roeselare’

© BELGAIMAGE
Christian Vandenabeele
Christian Vandenabeele Freelancejournalist

KSV Roeselare treft in de finalewedstrijden van 1B uiteindelijk Royal Antwerp FC. De West-Vlamingen promoveerden twaalf jaar geleden al eens naar de hoogste klasse. Een gesprek met de toenmalige aanvoerders, ex-doelman Jurgen Sierens en ex-verdedigende middenvelder Frederik Vanderbiest.

Het is de dag van de Europa Leagueloting dat we met Frederik Vanderbiest (39) en Jurgen Sierens (40) afspreken in de frituur van laatstgenoemde; en onze gedachten gaan onvermijdelijk naar die keer dat KSV Roeselare zelf Europees speelde. Dat was in 2006. In zijn eerste seizoen in de eerste klasse ooit was het nochtans pas als twaalfde geëindigd, maar via het Fair Playklassement bekwam het toen zowaar een ticket voor de eerste voorronde van de UEFA Cup.

FREDERIK VANDERBIEST: ‘België was in het Fair Playklassement van de UEFA binnen de top tien geëindigd. In eigen land stond Anderlecht ook in die rangschikking bovenaan, maar als kampioen waren zij al verzekerd van Europees voetbal. En blijkbaar waren wij toen de op een na fairste ploeg. Hoe dat mogelijk is geweest, begrijp ik nog altijd niet.’

JURGEN SIERENS: ‘Op basis van het aantal gele en rode kaarten zeker?’

VANDERBIEST: ‘Ik bedoel: Dennis van Wijk trainer, jij in de goal, ik, Jeffrey Verhoeven, Björn Smits, … Volgens mij waren wij niet echt de fairste ploeg.’

Bal of been

Het eerste en tot nu toe nog altijd enige Europese avontuur van KSV Roeselare duurde vier wedstrijden. In de eerste voorronde werd eerst in Macedonië met 1-2 van Vardar Skopje gewonnen en daarna thuis met 5-1. De volgende ronde klopte het op eigen veld Athnikos Achnas met 2-1, maar in Cyprus werd een 5-0-nederlaag geleden. Om meer dan één reden werd het een onvergetelijke campagne.

VANDERBIEST: ‘Opeens stond er toen een mental coach voor ons. Hij was door de club gehaald om ervoor te zorgen dat we voor de wedstrijd zouden relaxen. Zo moesten we in Skopje op de dag van de match bij 38 graden Celsius een stadsspel doen. Iedereen moest meedoen, maar ik zei: ‘Ik denk het niet…’ Uiteindelijk deden bijna alleen de invallers mee. En in Achnas moesten we om te ontspannen een zwarte bril opzetten met lichtjes in. Ik denk dat er toen enkelen met die bril gespeeld hebben. (lacht) Daarna zijn ze ermee gestopt. Er zat achter alles wat die man deed wel een idee, maar euh… wij zaten daar niet echt op te wachten.

‘Die match in Cyprus was trouwens gefikst. Dat viel mij al op nog voor we het veld opkwamen: die Servische scheidsrechter was heel close met de Servische spelers van Achnas, die stonden constant tegen elkaar te lachen. En achteraf vierden ze precies samen. De UEFA stelde een onderzoek in en sportief manager Luc Devroe en ik als aanvoerder werden opgeroepen om te getuigen.’

SIERENS: ‘Het voetbal leefde toen in Roeselare. Voor die twee Europese uitwedstrijden werd op het Polenplein, in het stadscentrum, zelfs een groot scherm gezet en daar waren toch telkens twee- à drieduizend man, hoor.’

VANDERBIEST: ‘We waren in die tijd ook wel een ploeg met veel spelers uit de streek.’

SIERENS: ‘Elk brachten we onze familie, onze vrienden en onze eigen aanhang mee. En na de match gingen we een pintje drinken. Dan was het: samen uit, samen thuis.’

VANDERBIEST: ‘Dat was onze teambuilding. Het jaar van de promotie zijn we met Van Wijk eens voor drie dagen naar Amsterdam geweest en daar spreekt iedereen nu nog over. Dat groepsgevoel was onze sterkte.’

SIERENS: ‘Grote namen, vedetten en grootverdieners zaten er niet tussen. Wij gingen voor elkaar door het vuur. In wedstrijdjes op training streden we tot op het randje voor de winst en soms ontstond er daardoor ruzie, maar onder de douche werd er alweer gelachen en was het vergeten.’

VANDERBIEST: ‘Het waren allemaal jongens die een tweede kans kregen om in eerste te kunnen spelen, sommigen zelfs een derde.’

SIERENS: ‘Het eerste jaar in eerste werkten wij zelfs nog, en wij waren niet de enigen. We waren een ploeg van bouwvakkers, schilders en studenten zeg maar.’

VANDERBIEST: ‘Het moment dat mij het meest bijblijft, is de 1-1 op Geel. Na een 12 op 12 moesten we daar in de vijfde wedstrijd een punt halen om te promoveren. Er waren, geloof ik, zo’n 2500 man mee, wat ongezien was voor Roeselare. Vijf minuten voor het einde maakten we gelijk! Ik kan nog alle doelpunten van die eindronde beschrijven. We waren een typische tweedeklasser.’

SIERENS: ‘Ik denk dat we negen of tien keer met 1-0 wonnen: een goaltje maken en dan alles dicht.’

VANDERBIEST: ‘Met twee spitsen en een ruit op het middenveld, een systeem van voor de oorlog zeg maar.’

SIERENS: ‘En met veel centers vanaf de flanken.’

Zeker als je Antwerp van binnenin meemaakt en de mensen daar leert kennen, raak je eraan verknocht

VANDERBIEST: ‘Wel zeventig procent van onze goals viel op een stilstaande fase. In de eindronde maakten we zelfs maar één veldgoal. Van Wijk trainde twee keer per week op standaardsituaties. Wij waren daar erg op gefocust.’

Maar het grote promotiefeest in de Roeselaarse Expo liep compleet uit de hand. Zelfs de aanvoerder en de viceaanvoerder raakten toen slaags, vrienden die in die tijd overdag voor Sleepy samen bedden gingen plaatsen nota bene.

VANDERBIEST: ‘Maar wij waren de aanleiding niet! Een vriend van Jurgen maakte ruzie met een allochtoon van onze ploeg en ik vond het niet kunnen dat hij partij trok voor zijn vriend. Zo is het begonnen. Maar daarna zaten we nog tot zeven uur ’s ochtends samen in de Bistro Botanique, het cafeetje van Johan Plancke destijds, om het uit te praten.’

SIERENS: ‘We zijn bij wijze van spreken arm en arm op de training aangekomen. We waren en zijn nog altijd vrienden, maar ook elk met ons eigen karakter én we zijn beiden winnaars. Ook op training wilden we winnen en dan was er weleens een schelleke vlees bij.’

VANDERBIEST: ‘Nu zou je dat niet meer moeten doen, er zo invliegen, maar wij maakten het nooit anders mee.’

SIERENS: ‘Misschien mist de jeugd dat nu wel een beetje.’

VANDERBIEST: ‘Onze eerste twee seizoenen in eerste werden op die manier top.’

SIERENS: ‘Thuis wonnen we veel. Niemand kwam graag naar Roeselare, zelfs de topclubs niet.’

VANDERBIEST: ‘Het derde seizoen ben ik in januari vertrokken en toen begon het al een beetje te slabakken. Hier zijn daarna transfers gebeurd waarvan je denkt: dat kan toch niet?! Het waren bizarre toestanden, zeker in dat vijfde en laatste jaar in eerste.’

SIERENS: ‘Daar sta je machteloos tegenover.’

VANDERBIEST: ‘Luc Devroe was vertrokken naar Club Brugge en is eigenlijk nooit vervangen geweest.’

SIERENS: ‘En als er mensen zijn die uit financieel eigenbelang handelen, weet je: dat loopt slecht af.’

Alles of niets

Intussen baat Jurgen Sierens in de Roeselaarse deelgemeente Rumbeke frituur Prinsenhof uit. Frederik Vanderbiest, Brusselaar die in de buurt van Roeselare is blijven wonen, werd na zijn spelerscarrière trainer. Dit seizoen was hij tot 11 oktober hoofdcoach van Royal Antwerp FC, de komende tegenstander van KSV Roeselare in de finale van 1B. Hij won in die periode toen trouwens van zijn ex-club met 1-0.

VANDERBIEST: ‘Roeselare is ook nu weer een typische tweedeklasser: goed uitgebalanceerd, compact en fysiek sterk.’

SIERENS: ‘De mensen zijn er weer tevreden, hoor ik. In het begin was er wat argwaan tegenover de trainer, de Fransman Arnauld Mercier, maar nu niet meer. De ploeg hangt goed aan elkaar en er wordt goed en gegroepeerd gevoetbald. Maar de winterstop deed hen geen goed.’

VANDERBIEST: ‘Dat tikkeltje geluk van voorheen ontbrak en enkele spelers die het voor Nieuwjaar uitstekend deden, kwamen in een dalende vormcurve terecht. Hopelijk halen ze in de finalewedstrijden weer hun beste niveau. Al denk ik dat er weinig te doen zal zijn aan Antwerp. Ik verwacht dat ze het dit keer wel zullen afmaken. In de competitie wonnen ze trouwens drie van de vier keer van Roeselare.

Ook op training wilden we winnen en dan was er weleens een schelleke vlees bij

‘In mijn periode bij Antwerp was het nog met vallen en opstaan. Eigenlijk speelde ik mijn beste wedstrijden in de voorbereiding tegen eersteklassers. Zonder grote namen was dat toen nog. Daarna zijn er te veel grote namen gekomen. Misschien probeerde ik toen iets te veel iedereen tevreden te stellen, voor het eerst in mijn trainerscarrière, en dat is uiteindelijk mijn doodsteek geweest. Wat Wim De Decker te doen stond, kon je wel voorspellen, maar je moet het ook nog durven door te voeren. Hij koos voor spelers die er altijd honderd procent voor gaan. Dat deed hij heel goed. Sterk van hem.

‘Op een gegeven moment was er sprake van dat Wim T2 zou worden. Maar hij had met nogal wat mannen van de groep samen gespeeld, en er zaten in de staf nog mensen van vorig seizoen…, en hij had zelf niet veel meer mogen meedoen… Daarom vreesde ik dat het wat zou wringen. Maar achteraf bekeken denk ik: misschien had ik er hem wel bij moeten nemen, want hij kent de spelers door en door. En: wie er niet mee had kunnen leven, had dan maar moeten opstappen.’

SIERENS:’Ik denk toch dat er een beetje te snel is beslist om Fred aan de kant te schuiven (na negen speeldagen, nvdr). Hij kreeg onvoldoende tijd. Na hem kwam John Bico en dat was een klucht. Wim stelde orde op zaken en toen zijn ze wakker geschoten.

‘Eigenlijk hou ik wel van Antwerp, toch de oudste club van het land. Ik speelde er altijd graag, ik hield van de beleving op de Bosuil en ben in 1993 zelfs mee geweest naar hun Europese finale tegen Parma in Wembley.’

VANDERBIEST: ‘En zeker als je die club van binnenin meemaakt en de mensen daar leert kennen, raak je eraan verknocht. Net als RWDM zal ik Antwerp mijn leven lang blijven volgen. Maar de druk is er zodanig groot, het gevoel van ‘nu moet het gebeuren’, dat het geduld soms ontbreekt.’

SIERENS: ‘Antwerp is favoriet. Voor Roeselare is het minder van moeten, lijkt me. Het wordt alleszins twee keer ambiance. Dat het eerst uit is, is een voordeel. En ik denk ook dat nog altijd niemand graag naar Roeselare komt.’

VANDERBIEST: ‘Het stadionnetje is er old school, daar houden ze bij Antwerp nochtans van. (lacht) Het is alles of niets en volk zal er dit keer zeker zijn. Destijds was Schiervelde in de eindronde ook twee keer uitverkocht. Antwerp was er toen trouwens ook al bij, samen met Geel en Waasland. Maar nu zullen ze het niet meer laten liggen, denk ik. En doen ze dat toch weer, dan kan ik volgend seizoen op tien minuten van bij mij thuis weer eersteklassevoetbal gaan bekijken.’

SIERENS: ‘Het volk zal pas echt terugkeren zodra Roeselare weer in eerste zit.’

VANDERBIEST: ‘Dan kun je er rekenen op vijf- à zesduizend man gemiddeld. Maar wie het ook wordt: hij zal zich serieus mogen versterken, want het verschil met eerste is nog altijd heel duidelijk. In principe moeten er in elke linie twee spelers bij komen.’

SIERENS: ‘Zeker Roeselare moet op alle vlakken nog veel stappen zetten. Ik verwacht wel dat dan ook de grote bedrijven weer geïnteresseerd zullen zijn in de club. Daar twijfel ik eigenlijk niet aan, gezien de grote mediabelangstelling.’

VANDERBIEST: ‘Roeselare is leefbaar in eerste. Maar je moet er geraken natuurlijk.’

Stel je voor: naast KV Kortrijk, SV Zulte Waregem, KV Oostende en Club Brugge een vijfde West-Vlaamse club in de hoogste klasse. Vijf van de zestien, dat betekent dat bijna een derde van de eersteklassers uit een van de tien provincies zou komen.

VANDERBIEST: ‘Ik moet als Brusselaar zeggen: West-Vlamingen zijn realistische mensen die erg op werken zijn gefocust.’

SIERENS: ‘En we kunnen met iedereen samenwerken, ook met Antwerpenaars en met Brusselaars. Voor mij maakt dat geen verschil.’

VANDERBIEST: ‘Maar dat kan natuurlijk ook aan ons liggen.’ (lacht)

De finalewedstrijden tussen de winnaar van de eerste periodetitel (KSV Roeselare) en die van de tweede (Royal Antwerp FC) worden gespeeld op zondag 5 maart om 14.30 uur op de Bosuil en op zaterdag 11 maart om 20 uur op Schiervelde.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content