Over Jonas De Roeck: ‘Ooit wordt hij trainer van Antwerp’

© BELGAIMAGE
Matthias Stockmans
Matthias Stockmans Redacteur van Sport/Voetbalmagazine en Knack Focus.

Zaterdag gaat Sint-Truiden op bezoek naar Antwerp FC. Voor STVV-trainer en Antwerpenaar Jonas De Roeck een speciale verplaatsing: de Bosuil is de plek waar zijn spelerscarrière begon en eindigde. Een reconstructie van zijn Antwerpse jaren.

Roeckie Koekie!’ is de enthousiaste reactie bij Regi Van Acker, gepolst naar die begindagen van de profcarrière van Jonas De Roeck. Het was Van Acker die in de zomer van 1998 de achttienjarige, beloftevolle – maar een beetje ‘slungelachtige’, dixit Van Acker – verdediger als volwaardig lid opnam in de A-kern van Antwerp FC. De Roeck stroomde door uit de jeugdreeksen. Een eerste aansluitingskaart tekende hij er op twaalfjarige leeftijd, nadat het gezin De Roeck enkele jaren de wereld had rondgezworven en besloot terug te keren naar de heimat in Antwerpen. Papa werkte als scheikundig ingenieur en crisismanager in achtereenvolgens Spanje, de VS en Engeland. Het zijn die buitenlandse ervaringen die Jonas al vroeg boetseerden tot de man die hij nu nog steeds is: een stadsjongen die zich overal weet aan te passen, open van geest, sociaal en zelfverzekerd.

Op het einde van het seizoen 1997/98, waarin Antwerp naar tweede klasse degradeerde, mocht hij onder Ratko Svilar al zijn debuut vieren op het veld van Lokeren, maar het is pas in het seizoen erna dat De Roeck voluit zijn kans krijgt van Regi Van Acker. Aanvankelijk als rechtsachter. ‘Op die positie zaten we met een probleem’, herinnert de trainer zich. ‘Het was een chaotische periode, een overgangsfase. Er liepen te veel buitenlanders rond en ik wilde naar een meer Belgische kern evolueren. Met ervaren mannen als Geert Emmerechts, Stefan Leleu, Patrick Goots en Marc Van Britsom, aangevuld met jongeren als Jonas en Barry Budts, viel dat uiteindelijk in zijn plooi.’

Antwerp klom, ondanks de financiële beperkingen, uit een dal en speelde in 2000 los kampioen met 80 punten. Het was dezelfde periode waarin er met Manchester United een samenwerkingsakkoord ondertekend werd. ‘Soms een lastige evenwichtsoefening’, erkent Van Acker. ‘Het was een prestigeproject, er bestond dus wel enige druk van hogerhand om gebruik te maken van die samenwerking. Danny Higginbotham was de eerste, omdat we dringend een linksback nodig hadden.’

Niet lang daarna volgden met onder andere Ronnie Wallwork en John O’Shea nog twee verdedigers. Het werd voor de eigen Antwerpse jongeren De Roeck en Budts knokken voor een plekje, maar De Roeck wist zich staande te houden in dat kampioenenelftal. Meestal als rechtsback, soms als verdedigende middenvelder. Van Acker: ‘Maar zijn beste positie was centraal achterin. Toen we promoveerden naar eerste, lieten we Emmerechts vertrekken en gingen we resoluut voor De Roeck naast Leleu achterin.’

Hier ben ik

Een krachtpatser of voetbalwonder was de jonge Antwerpenaar niet, maar hij was intelligent genoeg om zijn aan gebreken te werken. Om zijn explosiviteit op te vijzelen deed hij twee keer per week privétraining met Ronald Desruelles, Belgisch recordhouder op de 100 meter sprint en destijds ook trainer van topatleet Patrick Stevens. Telkens één sessie op de atletiekpiste en één in de fitnesszaal. Stefan Leleu werd de mentor van De Roeck in die eerste fase van zijn carrière als profvoetballer. ‘Jonas was geen roeper, maar hij straalde wel iets uit’, haalt Leleu zich nog helder voor de geest. ‘Zo van ‘hier ben ik’. Karel D’Haene, die er toen ook als jonge gast bijkwam, was bijvoorbeeld veel timider. Daarin zag je het verschil tussen een jongen van den buiten en iemand die in een stad opgroeide. Toch was Jonas zeker geen arrogante, luidruchtige Antwerpenaar, zoals het stereotiepe beeld voorschrijft. Hij wist wel zeer goed wat hij kon en vooral wat hij niet kon. Hij luisterde aandachtig wanneer je uitleg gaf over het verschil tussen zonedekking of mandekking en hij pikte dat snel op. Je had eigenlijk heel weinig werk met hem. Het klikte dan ook tussen ons. Tot op vandaag zijn we contact blijven houden. Elk jaar stuurt hij me nog een kaartje voor Nieuwjaar, met een foto van zijn hele familie. Chic.’

De uitstekende chemie in de ploeg bleek een belangrijke sleutel tot succes, zeker in die memorabele campagne 1999/2000. Jonas De Roeck liet zich daarin niet onbetuigd. Als student kinesitherapie (nadat hij eerst een jaar biomedische had geprobeerd) kende hij de jongerencafés in Antwerpen, maar niet enkel die. ‘Het was duidelijk dat de stad weinig geheimen voor hem had en dat hij veel volk kende’, vertelt Leleu. ‘Zo had zijn schoonbroer een café vlak bij het stadion: De Welkom. Daar trokken we geregeld met een hele bende naartoe na de wedstrijd. Leuke avonden. Diezelfde schoonbroer van hem baatte ook een vleesrestaurant uit in de buurt rond het slachthuis, daar konden we dan genieten van een goede biefstuk en een wijntje. Jonas kende zijn wereld. Doordat hij als kind in verschillende culturen opgroeide, was hij heel volwassen voor zijn leeftijd. Erg openminded. Heel zijn familie was zo. Zijn ouders organiseerden geregeld een barbecue bij hen thuis, in een grote tuin.’ Ook de trainer werd daarop uitgenodigd. Van Acker: ‘Het typeerde de familie De Roeck. In die zin leken ze eigenlijk zo’n Amerikaans modelgezin: heel gastvrij en sociaal. Leuke mensen. Antwerpsupporters ook, ze misten haast nooit een wedstrijd.’

Jonas De Roeck stond er als jonge kerel al om bekend beredeneerd met zijn carrière bezig te zijn, maar dat betekende niet dat hij vergat van het leven te genieten, zo geeft Van Acker nog mee. ‘Ik betrapte hem eens na een avondje stappen. Dat was toen we in 1999 de eindronde speelden in tweede klasse. Ik had aan voorzitter Eddy Wauters gevraagd om op afzondering te kunnen na elke match. Een kwestie van te vermijden dat mijn spelers al te vaak het Antwerpse nachtleven zouden induiken in die belangrijke weken. We logeerden in sportkliniek Nottebohm en na de eerste match, die we verloren, had ik opgedragen om alle deuren op slot te doen. De volgende ochtend zag ik Jonas net toekomen in het gezelschap van Sandro da Silva en Olivier Brassart. Uiteraard ben je dan als trainer even lastig, maar ik zag het door de vingers, omdat ik wist dat Jonas serieus met zijn vak bezig was. Het beste bewijs was dat hij op korte tijd enorme vooruitgang boekte, fysiek maar ook voetbaltechnisch. Niet voor niets nam ik hem in 2001 mee naar Lierse. Dat was voor Jonas een stap hogerop en Antwerp verdiende er mooi 10 miljoen Belgische frank aan. In die tijd een fiks bedrag voor een jonge gast.’

Terugkeer naar de Bosuil

Lierse SK was op dat moment sportief een stap hogerop, maar net als bij The Great Old kwam Jonas De Roeck er in een financieel getroebleerde club terecht. Na vier seizoenen als basisspeler, en net voor de zaak-Ye losbarstte, verliet hij in 2005 het zinkende schip. Via Germinal Beerschot en AA Gent (waar hij onder Trond Sollied en Michel Preud’homme trainde) belandde de verdediger bij de Duitse tweedeklasser FC Augsburg, waarmee hij in 2011 even van de Bundesliga proefde. In 2012 keerde De Roeck terug naar België. Eerst OH Leuven, om uiteindelijk weer in ’t stad te eindigen.

In de zomer van 2013 arriveerde hij samen met een andere ancien op de Bosuil: Wim De Decker. Zij maakten deel uit van het ambitieuze project van de Londense investeerder Saif Rubie, die met Jimmy Floyd Hasselbaink een grote naam als trainer meebracht uit Engeland. Ondanks de investeringen bengelde Antwerp halfweg het seizoen in de brede middenmoot van het klassement. De sfeer was helemaal niet meer zoals in zijn eerste periode bij zijn geliefde club, stelde De Roeck vast. Belgen waren er nog amper in de kern. Hijzelf, De Decker en Joren Dom waren zowat de enige titularissen van eigen bodem. Weg waren de tijden dat er na de match met de ploeg in café De Welkom afgesloten werd met pot, pint en supporters. Ook omdat De Roeck, ondertussen vader van drie dochters, daar niet meer de behoefte toe had. In zijn hoofd was hij dan al bezig met de reconversie naar het trainerschap. Zo voelde ook Joren Dom het aan: ‘Jonas was nadrukkelijk aanwezig in de coaching. Ik speelde op de rechtsback en hij gaf me voortdurend aanwijzingen over het positiespel of de manier van doordekken. Hij was niet bang om op het veld in de clinch te gaan met ploegmaats. Maar dat werd aanvaard, hij had natuurlijk wel wat ervaring in de aanbieding, onder andere in Duitsland. Ook tegenover Hasselbaink durfde hij zijn mening te ventileren, vooral bij de wedstrijdnabesprekingen was hij het geregeld oneens.’

Dat beterde er niet op toen Hasselbaink en Rubie na amper één jaar alweer verdwenen op de Bosuil en CEO Gunther Hofmans T2 Richard Stricker doorschoof naar de positie van hoofdtrainer. Inzake spelopvatting verschilde Jonas De Roeck danig met de Nederlander, maar toch besliste Hofmans om hen aan elkaar te koppelen. De Roeck, die steeds vaker met een tegensputterend lichaam kreeg af te rekenen, werd vanaf de zomer van 2014 speler-trainer. In de voorbereiding deed hij amper wedstrijden mee en concentreerde hij zich al bijna uitsluitend op coaching. Stricker betrok hem ook bij besprekingen en trainingsvoorbereidingen, maar echt boteren deed het niet tussen die twee. ‘Dat straalde toch wel een beetje op de groep af en was niet bevorderlijk voor de resultaten’, beaamt Dom. ‘Het gebeurde weleens dat wanneer hij op het veld stond, hij de taken anders invulde dan Stricker had opgedragen, meer naar zijn eigen interpretatie, zeg maar’, grijnst Dom. ‘Uiteindelijk speelde Jonas nog best veel dat tweede seizoen, bijvoorbeeld toen De Decker uitviel met een kruisbandletsel en hij depanneerde als verdedigende middenvelder.’

Antwerp beleefde een rotjaar en eindigde de campagne op een teleurstellende tiende plaats. Met Patrick Decuyper kwam er weer maar eens een nieuwe sterke man aan het roer. Hij nam een oude bekende vanuit Zulte Waregem mee als T1: David Gevaert. Een ontgoocheling voor De Roeck, die stiekem droomde om na het ontslag van Stricker een trede te kunnen klimmen. De beslissing viel: hij zou de schoenen aan de haak hangen en voluit voor het trainerschap kiezen bij Lyra. Joren Dom: ‘Op ervaring haalde hij nog wel het niveau om in tweede klasse mee te kunnen, maar je kon niet negeren dat zijn snelheid wat afgebot was. Zeker tegen vinnige spitsen kreeg hij het lastiger en dat frustreerde hem wellicht. Trainen deed hij nog altijd met volle goesting, maar je zag dat hij in gedachten al bezig was met die trainerscarrière.’

Zo zette De Roeck zijn laatste stappen als profvoetballer op dezelfde grond waar het allemaal begon. Je kunt de jongen uit de stad halen, maar ’t stad haal je niet uit de jongen. ‘Ik heb altijd geleerd dat je om jezelf te ontwikkelen moet openstaan voor alle werelden en het beste van alles eruit moet halen, maar je roots kun je niet verloochenen’, liet hij tien jaar geleden al optekenen in een interview met dit blad.

Ooit wordt hij trainer op Antwerp, daar zijn ook ontdekker Regi Van Acker en mentor Leleu van overtuigd. Leleu: ‘Wees maar zeker dat hij met STVV tweehonderd procent gemotiveerd naar Antwerp komt. Hij wil zich tonen.’ Van Acker: ‘Dat rood-wit krijg je nooit meer uit je bloed.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content