Sonck: ‘Toen Lukaku mij kwam aflossen in de spits, wist ik wel dat het met mij gedaan was’

© Belga Image

Oud-bondscoach Aimé Anthuenis interviewde voor de gratis krant Deze Week zijn voormalige topspits Wesley Sonck. Over zijn mooiste momenten, de Rode Duivels van toen en nu en het hoofdtrainerschap. ‘Lukaku is een monster’.

Wesley Sonck speelde vals toen hij klein was. ‘Ik ben begonnen met voetballen bij Ninove, toen ik amper vijfenhalf was. In die tijd mocht je pas matchkes spelen toen je zeven was. Ik heb dikwijls onder een andere naam gespeeld bij de kleintjes. Dat weet ik nog goed. (lacht)

Zestien was hij, toen eersteklasser RWDM hem uit zijn geboortestad wegplukte. ‘Ik werd er prof in mijn laatste jaar, met wat geluk. Ik zat bij de reserven toen een aanvaller van de eerste ploeg zijn oogkas brak. Ze hadden dus iemand nodig. We zijn dat jaar gezakt maar in amper twintig matchen maakte ik elf goals. Als beginneling was dat super. Ik was gelanceerd. Bij Germinal Ekeren, omgedoopt tot Germinal Beerschot het jaar nadien, kwam ik Franky Van der Elst tegen als trainer en speelde ik met Marc Degryse samen in de aanval. Hij was toen al een flink stuk in de 30, maar wat die allemaal kon, dat was ongelooflijk.’

Aimé Anthuenis: Was hij je grote voorbeeld?

Er zijn veel belangrijke figuren geweest in mijn carrière, maar van Marc Degryse heb ik heel veel gestolen met mijn ogen. En veel naar hem geluisterd. Hij hielp me met mijn positie, om samen in de aanval te spelen. Marc was zo intelligent. Hij voelde de ruimtes aan, hij kon met één snelle pas iemand voor doel zetten en ook zelf een goal maken.

Na twee jaar trok je naar Genk. Bewaar je daar de mooiste herinneringen?

Ja, omdat het plaatje daar klopte. We speelden kampioen, ik werd topschutter en won de Gouden Schoen. In mijn tweede jaar bloeiden we helemaal open onder Sef Vergoossen, de beste clubtrainer die ik ooit heb gehad. Hij wist wie hij op welke manier moest aanpakken. Er was plezier op training, we werkten hard en hij was altijd heel duidelijk. Dat had ik bij jou bij de nationale ploeg ook, trouwens. Je wist wat je moest doen, no-nonsense, presteren en goals maken. Als het wel of niet goed was, dan hoorde je dat. Daar hou ik van.

Dankzij je prestaties in Genk maakte je een droomtransfer naar Ajax.

Waar ik de enige fout in mijn carrière maakte. Ik ben er te snel weggegaan. Ik neem dat mezelf wel eens kwalijk. Ze hadden me beloofd in een 4-4-2 te spelen maar plots werd dat 4-3-3 in de competitie, waardoor ik op de flank moest staan. Ergens begrijpelijk, rekening houdend met de kwaliteiten van Zlatan, maar ik kwam er minder tot mijn recht. Enkel in de Champions League speelden we met twee voorin, met Zlatan naast mij. Toen speelde ik mijn beste matchen. Of dat nu tegen Juventus, Milan of Real was. Ik speelde natuurlijk met een topper samen. Speciale kerel wel, maar we kwamen goed overeen.

Ondertussen maakte je je opwachting bij de nationale ploeg, een belangrijk hoofdstuk in je carrière.

Die goal op het WK in 2002 tegen Rusland, met het hoofd, dat was voor mij het allerhoogste. Alle frustratie kwam er toen uit. Ik kreeg er de kans niet om aan een wedstrijd te beginnen en dat vond ik echt jammer. Maar ik vond spelen voor de nationale ploeg een eer. We kwamen er met zijn allen graag. Vlamingen en Walen. Wij speelden met ons hart, vol passie. Ik ben er tot 2010 bij geweest en was een paar keer echt ontgoocheld. We misten nipt het EK in 2004, ook al waren we toen een hecht team. Daarna zijn enkele jongens van de huidige lichting erbij gekomen, zoals Fellaini, Vertonghen, Vermaelen en Kompany. Ik zei tegen die gasten: ‘jullie weten niet hoe goed jullie zijn’. Ze waren nog jong, maar ze speelden al bij grote clubs. Toch misten we toernooi na toernooi. Toen ik 32 was, stopte het voor mij. Ik was niet blij want ik voelde dat ik met die generatie een toernooi had kunnen halen. Na het missen van het EK in 2012 zei Kompany: ‘we moeten nu oogsten’. Maar ik had het gevoel dat dat al eerder had kunnen gebeuren.

Zit er toekomst in de nationale ploeg na de huidige lichting? Jij kan het weten als trainer van de nationale U18.

Ik denk dat we moeten beseffen dat de generatie van nu once in a lifetime is. Daar moeten we nu van genieten. De generatie van 1986 was ook heel goed. Ook daarna waren er hechte ploegen, met goeie spelers. Soms zeg ik tegen Franky Van der Elst: ‘Amai, jong, jij hebt vier WK’s gespeeld. Ik bewonder jou’. Dan zegt hij dat ik moet ‘stoppen met zeveren’. Maar ik meen dat. ‘Man, ik ben blij dat ik hier naast jou zit. Mijn respect voor jou is heel groot’, zeg ik hem dan.

Zou de Wesley Sonck van 25 jaar oud nu ook deel uitmaken van de nationale ploeg?

Neen, ik denk het niet, het zijn andere tijden. Lukaku is een monster. Hij was 16 en ik 32 toen ik mijn laatste interland speelde. Hij kwam tegen Kroatië mijn plek innemen in de spits en ik schoof een rij achteruit. ‘Wat is me dat voor een beer’, dacht ik. Ik wist toen wel dat het met mij gedaan was. (lacht) Ik moest die match plots op het middenveld spelen, tegen Modric en Rakitic. Dat was me wat. Ik kende mijn kwaliteiten, hé. Die lagen niet op het middenveld.

Je kan aardig uit de voeten als analist en je geeft training aan de jonge Duivels en de spitsen in de jeugd van Genk. Als je je hart volgt, waar zie je dan je toekomst? Ik voel dat je het als hoofdtrainer zou kunnen maken.

Ik heb er nog nooit zo over nagedacht. Eerlijk waar. Ik ben 39 jaar en wat ik nu doe bij Genk en als analist, dat doe ik al vier jaar. Dat geeft structuur. Ik vind het ook leuk om te doen. En ik leer enorm veel. Van Gert Verheyen bijvoorbeeld, die ik bij de Voetbalbond en als analist regelmatig zie. Ik vind het goed dat ik bij de jeugd ben begonnen. Je kunt snel hoofdtrainer worden en twee maanden later buiten liggen. Vraag het maar aan Glen De Boeck en Bob Peeters. Die zijn op jonge leeftijd in eerste elftallen gestart. Ze waren eerst gelanceerd, maar hebben het nu moeilijk. Ik wil dat niet meemaken.

Heb je schrik? Als je iets wil, moet je durven.

Ik heb van niets schrik. Maar wil ik nu wel trainer worden? Dat weet ik echt niet. Ik steek nu al zoveel tijd in het bekijken van beelden, en dat is dan nog ‘maar’ bij de jeugd. Stel dat ik trainer zou worden en mensen zouden verkondigen dat ik niet bezig zou zijn met mijn job. Ik weet niet hoe ik daarop zou reageren. Kijk, ik sta nu één keer per week op het veld en ik vind dat de max. Ik ben nog fit en kan ook nog meedoen. Iets uitleggen is vaak niet genoeg, het af en toe voortonen is ook belangrijk. Ik geniet daarvan.

Hetzelfde genot als bij een goal maken?

Niets voelt zo goed als een goal maken. Ik vind het raar als spelers zeggen dat ze liever een assist geven. Dat geloof ik niet. Heb je al eens een verdediger een goal zien maken? Die worden zot. (lacht) Ik geef ook graag een assist, maar ik ben beginnen sjotten om een goal te maken. Een actie maken en dan afwerken, dat voelt zo goed

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content