Verhalen van de Brugse East-Side: ‘Waarom wij ons kaal scheren? Da’s uitdagend, hé gast’

© .

In het boek ‘East-Side never dies’ verzamelde Clubsupporter en ex-hooligan Thierry Dodici, een pseudoniem van de echte auteur, verhalen over het ontstaan en de 35-jarige geschiedenis van een van ’s lands beruchtste supporterskernen. Een unieke, maar ook schokkende inkijk in een gesloten subcultuur. Sportmagazine.be biedt een passage uit het boek aan, over de eerste stadionverboden.

29 januari 1984, Club-Anderlecht 1-1

Bij de eerste generatie voetbalhooligans in Brugge was er geen dresscode. Toch droegen de meeste hools soortgelijke kledij: combatshoes, gewone of gebleekte jeans, en groene of zwarte bomberjacks. Een sjaal, geknoopt als een das, behoorde tot de vaste attributen. De East-Side telde toen, in vergelijking tot andere Belgische hooligangroepen, wel meer skinheads in haar rangen. En tijdens vechtpartijen werden nog volop wapens gebruikt.

Pas heel wat jaren later groeide spontaan een gedragscode onder de Belgische hooligans waardoor we nu alleen nog met de blote vuist vechten. Alleen bij grote uitzondering, als de overmacht te groot wordt, kan de broeksriem worden bovengehaald om de tegenstander op een afstand te houden.

Maar deze code was toen nog helemaal niet in gebruik. In kranten verschenen regelmatig foto’s van allerlei slag- en steekwapens zoals messen, boksijzers, kettingen en stokken die de politie tijdens fouilleringen in beslag nam.

Hooliganisme werd onder meer daardoor steeds meer een gespreksonderwerp in Belgische kranten en tijdschriften. Het magazine Panorama schreef in 1984 een artikel over ‘De ruigste voetbalfans van België’ en toonde daarbij enkele veelzeggende foto’s van hooligans van de Brugse EastSide en de Antwerpse X-Side.

De Brugse harde kern bouwde een zeer kwalijke reputatie op en Club Brugge moest zich meer dan eens distantiëren van het gedrag van zijn gewelddadige fans.

Het Belgische publiek werd pas voor het eerst echt goed opgeschrikt in januari 1984, bij de match Club Brugge-Anderlecht. Deze staat in het geheugen gegrift omdat toen vanuit de Brugse spionkop een dartpijl naar doelman Jacky Munaron werd gegooid. Toch was dat maar een klein deel van wat toen allemaal gebeurde.

Voor, tijdens en na de match barstte in de omgeving van het Olympiastadion een ware orgie van geweld uit. Nooit eerder werd zo zwaar gevochten in het stadion en daarbuiten. De East-Side had toen meer dan één eitje te pellen met de Brusselse hooligans. De rellen van die zondagmiddag waren dan ook niet het gevolg van één feit, maar van een sinds jaren groeiende, zware rivaliteit tussen de beide sides. Die rivaliteit was geëscaleerd tot ware haat en kwam in januari 1984 tot een hoogtepunt.

Ook Anderlecht sleepte al drie jaar een harde kern mee in zijn spoor. Die O-Side was iets later ontstaan dan de Brugse East-Side, maar toonde zich op korte tijd al een paar keer de evenknie van de Brugse opponent. Dat had de East-Side in maart 1982 al ondervonden.

En in september 1983 verliep de uitmatch op Anderlecht voor de Brugse hooligans evenmin positief. De East-Side moest na die wedstrijd, in de duisternis van het Astridpark, opnieuw zijn meerdere erkennen in de O-Side, die trouwens versterking kreeg van groepen Marokkaanse jongeren. Die hingen daar rond op de plaatselijke kermis en zagen hun kans schoon om weerwraak te nemen op de Brugse skins die de migranten de voorbije jaren maar al te graag hadden uitgedaagd. Yvo was erbij in 1984, maar deelde ook in 1983 in de klappen.

Yvo: ‘We waren de match van september 1983 nog niet vergeten. De O-Side had toen versterking gekregen van enkele groepen Marokkaanse jongeren. Ik moest zelf op de loop voor een bende, voornamelijk Marokkanen, gewapend met baseballbats. Ik trachtte te ontkomen via een omheining, maar bleef vastzitten, scheurde mijn broek en kreeg een paar ferme tikken op mijn rug en op mijn hoofd. Glorieus was het die dag zeker niet, en de O-Side was toen absoluut top.’

Een andere medestander van de East-Side, Pino, zat tijdens die legendarische match van september 1983 op de bus.

Pino: Er was die dag een treinstaking zodat we niet zoals gewoonlijk samen konden reizen. Iedereen moest zelf een oplossing zoeken: ofwel met de auto, ofwel liftend zoals Thierry, ofwel met de supportersbus uit Westrozebeke waar ik zelf op zat.

‘Toen we op het Lindeplein kwamen, waar het kermis was, kwamen een heleboel kerels met stokken op ons af. Onze buschauffeur raakte in paniek, maar slaagde er toch in om weg te komen met zijn bus.

‘Enkele straten verderop liet hij ons uitstappen. Met zo’n dertig East-Siders gingen we te voet verder naar het stadion. Daar werden we terug aangevallen door een grote groep O-Siders. Omdat we met veel te weinig waren, moesten we opnieuw de benen nemen. We vluchtten met een paar kameraden halsoverkop een kerk binnen… waar net een eredienst aan de gang was… Hilariteit alom natuurlijk.

‘Na de match was het van hetzelfde laken een broek. In het donker vonden we de stopplaats van onze bus niet meer en doolden we rond door de straten van Anderlecht. Ik besloot om alleen verder te stappen, aan de rechterkant van de rijweg.

‘Maar de O-Siders merkten me op, waarschijnlijk door mijn groene jas. Ze omsingelden me en vroegen of ik “East-Side” was. Ik had niet eens de kans om “nee” te antwoorden, want ze vlogen zonder aarzelen op me af met stokken en staven. Ik kon de aanvallen amper ontwijken en kreeg een slag van een bat vol in het gezicht. Ik liet in dat gevecht drie tanden achter en bloedde als een rund.

‘Toen ik eindelijk kon ontkomen, liep ik voor mijn leven tot aan de oprit van het Westland Shopping Center. Daar kon ik met een bus mee tot Kortrijk, en liftte vervolgens verder tot op de spoedafdeling van het ziekenhuis in Roeselare.’

Ook voor mij liep die match in 1983 niet vredig af. Ondanks de treinstaking was ik vastberaden om naar Brussel te gaan en slaagde ik erin om al liftend tot aan de afrit Anderlecht te geraken. Na de wedstrijd kon ik terugkeren met de bus van Oostakker.

Maar net voor ik kon opstappen, kwamen zo’n twintig O-Siders op ons af. Ze waren gewapend met vuilniszakken met daarin glas en stenen. Mijn kameraad Luc en ikzelf kregen er behoorlijk van langs, maar Poete, een vriend van Luc, liep zoveel kneuzingen en snijwonden op dat we met hem naar het ziekenhuis moesten. In elk geval: genoeg voer voor weerwraak in januari 1984. De Brusselaars moesten eindelijk maar eens een lesje krijgen, vond ook Yvo.

Yvo: ‘Ik was al in Brugge om 9 uur ’s morgens, en de match begon om 15 uur. Tijdens de voormiddag verzamelden we in het café van Karim en tegen 12 uur vertrokken we met een grote groep East-Siders, ik schat zo’n tweehonderdvijftig man, naar het station. We wilden op de perrons aan de voorzijde van het Brugse station geraken om zo de O-Siders, zodra ze af stapten, te lijf te gaan. We waren gewapend met stokken, messen, fietskettingen, schroevendraaiers en stenen.

‘Maar een cordon agenten kon verhinderen dat we aan de voorkant van het station binnen raakten. De East-Side trok dan maar te voet naar de achterzijde van het station, aangezien de trein uit Brussel toch op het spoor dicht bij die uitgang zou aankomen. Ook daar stond een grote ordemacht klaar, maar we pakten hen in snelheid.

‘Van zodra de trein aankwam, bestormden we met tientallen Bruggelingen het talud, de nu stilstaande trein tegemoet. De O-Siders die uitstapten, raapten zware keien op van tussen de sporen en reageerden met een stenenregen. Ook wij lieten ons niet onbetuigd en zware projectielen vlogen heen en weer.

‘Uiteindelijk slaagde de Brugse politie erin ons achteruit te drijven om de O-Side de kans te geven het station uit te komen. De twee clans werden gescheiden en door politieagenten apart naar het stadion geëscorteerd.

‘Daar aangekomen, gingen de vijandigheden gewoon voort. Zodra de Brusselse hooligans een tiental minuten na ons aankwamen in het stadion, provoceerden ze ons door tot aan de lange zijde van de staanplaatsen door te dringen. Toen waren er nog geen vakafscheidingen op Olympia en kon je via de staanplaatsen het hele veld rondwandelen. Ze wuifden uitdagend vanuit de Oosttribune. De East-Side reageerde onmiddellijk en we stormden op de vijand af.

‘We dachten een stevig robbertje te kunnen vechten, maar na de eerste klappen dropen ze al af. We dreven hen dan terug tot aan de hoek en vervolgens naar hun staanplaatsen achter het doel. De politie kwam jammer genoeg tussenbeide en stuurde ons ook terug naar onze vakken. Daardoor raakten we niet tot aan het uitvak; anders was dat wel gelukt.

‘Ook tijdens de match volgden de incidenten elkaar op met als hoogtepunt de dartpijl naar keeper Munaron, waardoor de match werd stilgelegd. Enkel doelman Birger Jensen kon de Brugse spionkop tot bedaren brengen. Ook tijdens de rust werd zwaar gevochten. We vielen alles en iedereen die een paars-witte sjaal aan had lastig. O-Siders werden er achternagezeten en ze vluchtten terug tot aan hun vak.

‘De revanchegevoelens laaiden hoog op, maar de climax van de geweldexplosie moest nog komen. Na de wedstrijd leed de O-Side een van zijn zwaarste nederlagen ooit. Een kwartier voor het einde van de match hitsten we elkaar al op en na het laatste fluitsignaal renden we allemaal als gekken de straten in, op zoek naar de vijand.

‘Groepjes O-Siders werden overal aangevallen terwijl ze te voet naar het station vluchtten en in de Doornstraat achtervolgden we Anderlechthools tot in het bos ernaast. Wie we in de struiken konden vatten, werd ongenadig in elkaar getimmerd tot ze total loss geschopt bleven liggen. Erecodes zoals die nu bestaan, kenden we toen nog helemaal niet. De Doornstraat werd herschapen in een slagveld met overal verspreid lijf-aan-lijfgevechten.

‘Een Brugse hool, die ondertussen is overleden, had in zijn autokoffer een tiental baseballbats liggen en begon die zomaar uit te delen aan voorbij rennende East-Siders. Zij liepen de ring rond Brugge op, onze tegenstanders achterna, tot op het kruispunt met de Torhoutsesteenweg. Daar waren toen nog geen tunnels, en in geen tijd werd dat kruispunt in volstrekte chaos herschapen.

‘Auto’s moesten op de rem gaan staan voor al die vechtenden, en de files groeiden zienderogen aan. Hulpeloze en verbouwereerde agenten, die het verkeer stonden te regelen, konden alleen machteloos toekijken hoe de gevechten verder gingen en de chaos steeds groter werd.

‘O-Siders werden uit hun schoenen getrapt en renden op hun sokken, schoenen in de hand, zo snel mogelijk weg. Een O-Sider werd zelfs aangereden door een auto. Overal was er totale chaos. Zelden heb ik het nog geweten dat in de straten zo openlijk met wapens kon worden gevochten. De politie was de controle volledig kwijt.

‘Na enkele minuten hadden we de Brusselaars van het kruispunt verdreven en zagen we hen de Joseph Wautersstraat in vluchten. Die straat loopt licht bergaf, waardoor wij vanop het kruispunt een schitterend uitzicht hadden op al die groepen O-Siders die verspreid over de straat wegrenden. De aanblik maakte ons euforisch en we wilden méér. We stormden uitzinnig de ontredderde vijand achterna.

‘O-Siders verborgen zich zelfs achter struiken in de tuintjes van bewoners, maar sommigen hadden de voor hen jammerlijke pech dat we hen daar ontdekten. Een ander groepje O-Siders verschanste zich in het station achter een gebarricadeerde deur tot de politie hen kwam helpen. In het station kon enkel een kordon politieagenten boven op het perron zelf verhinderen dat we ook daar nog een overgebleven groepje van de O-Side te lijf gingen. Na wat geduw en getrek werden we door de politie langs de trappen terug naar beneden gedreven.

‘Tijdens de vechtpartijen liepen uiteindelijk meer dan dertig personen zware verwondingen op en tientallen wapens werden in beslag genomen. De East-Side had zijn revanche beet: we hadden die van Brussel getoond dat we de baas waren in Brugge.’

De match was een keerpunt voor het hooliganisme in België. De kranten stonden de dagen en weken erna plots vol over voetbalgeweld. Het brede publiek maakte kennis met de sides.

Een week na de zware rellen tegen Anderlecht speelde Club op verplaatsing in Kortrijk. De East-Siders, die met een paar honderd van de trein in Kortrijk stapten, werden er opgewacht door een indrukwekkende ordemacht en… de voltallige Belgische pers.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Hooliganisme werd toen een prioriteit voor het Brugse politiekorps. De ongeregeldheden waren de directe aanleiding tot het oprichten van het Arguspeloton. Voor het eerst werd in België een politie-eenheid opgericht die zich hoofdzakelijk zou bezighouden met de veiligheid in en rond een voetbalstadion. Die eenheid kwam er onder impuls van commissaris Roger De Bree, die uitgroeide tot een autoriteit op het gebied van hooliganbestrijding. In het toenmalige weekblad Panorama van mei 1984 kwam een grote reportage waarbij East-Siders Karim en Maurice uitdagend poseerden. Journalist Keysers schreef hun verhaal neer.

Uit het weekblad Panorama: ‘De kern van de East-Side bestaat uit zestig, zeventig man. De East-Siders komen in de eerste plaats voor het voetbal. Alles wat erbij komt, is lekker meegenomen. Gewone voetbalsupporters hebben niks van ons te vrezen, zolang ze ons met rust laten. Wij hebben het alleen gemunt op snoodaards en onverlaten die een robbertje willen vechten.

‘De X-Side van Antwerp en de O-Side van Anderlecht hebben we al herhaaldelijk mores geleerd. Ik kijk verlangend uit naar de wedstrijden tegen Antwerp en Anderlecht. Dubbele topmatchen zijn dat, zowel op het terrein als ernaast.’

Tegen Antwerp hebben we onlangs nog bewezen dat we de sterksten zijn. Ze verloren hier 5-0 en nadien kregen ze nog een flink pak slaag toe. Dat waren dubbele forfaitcijfers. Een van Anderlechts O-Siders hebben we met een auto overhoop gereden. Zijn eigen schuld trouwens: liever rammel dan creperen onder de wielen van een auto.

‘Vooraf zetten die O-Siders natuurlijk een grote mond op. Maar na de match lagen ze op hun knieën te smeken om politiebescherming. Ze waren bang dat ze niet meer heelhuids uit Brugge zouden raken.

‘Ik kots van die politiebegeleiding voor dat gespuis van de tegenpartij. Als we één vinger uitsteken, worden we opgepakt. In Brussel heeft de O-Side nochtans revanche genomen; daar moesten we op de loop. Op een bepaald ogenblik stonden we met zijn vijven tegen een enorme overmacht. Het was de eerste en enige keer dat ik blij was dat de flikken tussenbeide kwamen.

‘Naar Club nemen we geen wapens meer mee. Je wordt toch grondig gefouilleerd en je kunt toch niet op je eigen supporters inhakken? Dat beter werk bewaren we meestal voor na de match of voor op verplaatsing. Dreigen is meestal genoeg: dan nemen de meesten snel de benen.

‘Troost je, er zijn nog geen doden gevallen. Op Antwerp hebben we een X-Sider een mes tussen zijn ribben geploft en een andere met de punt van een paraplu bewerkt. Zo’n smeerlap een stukgeslagen bierglas in z’n smoel duwen, dat kan ook wreed deugd doen. Een paar weken geleden hebben we een Antwerp-klootzak door de ruiten van het station gegooid. Hij ligt nu nog in het ziekenhuis.

‘Maar meestal blijft het bij blauwe ogen en een gezwollen gezicht. Waarom wij ons kaalscheren? Dat valt op, hé gast, da’s uitdagend. De Antwerpse X-Side is verliefd op skinheads, ze lusten ons rauw. De politie valt ook op kaalkoppen en viseert ons. Zelfs een jongen met kort haar, die bij het leger is, doen ze de duvel aan.

‘We vertrekken vroeg genoeg op verplaatsing om alle cafés nog met een bezoek te kunnen vereren. We zijn eens op een zaterdagnacht om een uur naar Waterschei vertrokken voor de match van zondagmiddag. Eerst hebben we Antwerpen en Leopoldsburg onveilig gemaakt. Gewoonlijk vertrekken we om een uur of elf in de voormiddag. De trein vind ik stom. Je bent nog niet aan het voetbalveld of ze draaien je al de doos in. Meestal rijden we in auto’s.’

De Brugse harde kern groeide in die periode zienderogen aan door de publiciteit in de pers. In een mum van tijd vond de Brugse harde kern aanhangers in elke regio in Vlaanderen en bovendien in Brussel, Luik, Namen en zelfs ZeeuwsVlaanderen.

Dat het de Brugse politie menens was, werd al snel duidelijk. Bij de eerstvolgende thuiswedstrijd (12 februari 1984 Club-FC Seraing) volgde een verrassende politieactie. Tijdens de match bakende een indrukwekkende ordemacht een zone achter het doel af en alle aanwezigen werden geïdentificeerd.

Heel wat East-Siders kregen een aangetekende brief met de melding dat hen de toegang tot de thuiswedstrijden van Club werd ontzegd. Ook ik kreeg die dag zo’n onaangenaam verjaardagscadeau aangesmeerd. Anderen moesten een verklaring ondertekenen waarin ze beloofden zich te zullen onthouden van voetbalgeweld.

Dat waren de eerste stadionverboden in ons land. Die werden toen nog opgelegd door de Brugse politie in opdracht van Club Brugge en niet door de Voetbalcel of IBZ, zoals nu het geval is. Al deze stadionverboden waren enkel in het Brugse stadion geldig, en dus niet op verplaatsing. Daardoor bleef het de eerstvolgende maanden wel wat rustiger in Olympia, maar op verplaatsing was alles nog mogelijk.

Ter gelegenheid van de uitmatch op Kortrijk op 1 september 1984 werden de Bruggesupporters onder begeleiding van de politie naar het station van Kortrijk gebracht. Net voor het opstappen waren er al wat schermutselingen geweest. De spoorwegpolitie besloot daarom mee te rijden.

Ik zat zelf op die trein met andere Gentenaars en enkele jongens uit Sint-Niklaas en Antwerpen. Er heerste eerst een gemoedelijk sfeertje en we dronken wat blikjes bier die we in het station hadden gekocht. Bijna iedereen zat gezellig samengetroept in een groot compartiment.

Tot twee spoorwegagenten dachten orde op zaken te moeten stellen. Officier Desmet vroeg ons op zeer arrogante wijze om niet recht te blijven staan maar op de zitbanken plaats te nemen. Er volgde een discussie en onze kameraad Bolle moest mee voor een identiteitscontrole. Hij weigerde…

Tijdens het daaropvolgende rumoer werd officier Desmet geschopt en geslagen. Zijn collega, die zijn wapenstok in de hand klaar had, maar niet durfde in te grijpen, smeekte ons te stoppen. Het was al te laat, want de bril van de geslagen agent was stuk, hij zat helemaal onder het bloed en zijn neusbeen was verbrijzeld.

Net voor we aankwamen in station Gent Sint-Pieters, ter hoogte van de Blaarmeersen, stopte de trein. Wij vermoedden dat de politie gealarmeerd was en dat de trein even stil bleef staan om de agenten de gelegenheid te geven tijdig in Gent Sint-Pieters te arriveren. De twee daders, een Gentenaar en een Antwerpenaar, voelden nattigheid en maakten zich daarom snel uit de voeten. Ze konden ontsnappen via de schuifraampjes van de trein.

Even later, toen de trein tot stilstand kwam in het station van Gent, moesten we allemaal op een rij gaan staan voor de gewonde spoorwegagent die de schuldigen moest aanwijzen. Twintig jongens werden voor verhoor meegenomen. Nog diezelfde nacht werden de daders, Werner en Pitsy, al geklist. Antwerpenaar Pitsy liet zich nadien nooit meer zien op voetbalwedstrijden van Club. Nochtans was hij, volgens Wax, bezeten van voetbalgeweld.

Verhalen van de Brugse East-Side: 'Waarom wij ons kaal scheren? Da's uitdagend, hé gast'
© WPG

East-Side never dies!

Thierry Dodici?

ISBN 9789022334768

352 blz

22,50? euro

Nu in de winkels

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content