‘VOETBAL IN CHINA IS EEN LUCHTBEL’

© BELGAIMAGE - KEES VAN DE VEEN

In 2002 trok Arie Haan naar China. Het was voor hem een stap in het onbekende, maar toch bleef hij er tien jaar. Vandaag is China op voetbalvlak hot, maar de Nederlander heeft zo zijn bedenkingen over wat het wordt.

Het waait en het stormt in Winschoten, zo’n 370 kilometer van Brussel, in de uiterste noordoosthoek van Nederland, op een half uur rijden van Groningen. Uitwaaien is wat ook Arie Haan hier doet, sinds hij zich met zijn Chinese partner opnieuw gevestigd heeft in zijn geboortestreek.

Wedstrijden in Nederland bezoekt hij zelden, ook in voetbalprogramma’s duikt hij amper op, in tegenstelling tot zijn streekgenoot Jan Mulder die een paar kilometer verderop woont. Haan voelt zich in eigen land niet echt deel uitmaken van het voetbalestablishment, hij is niet een van de mensen uit dat kringetje dat overal opduikt. ‘Misschien komt het omdat ik maar een paar jaar in Nederland heb gevoetbald. Het grootste deel van mijn carrière als speler én als trainer bracht ik door in het buitenland’, bedenkt hij.

Het gesprek met Arie Haan verloopt in twee schijven. Eerst is er een informele babbel in een restaurant in Winschoten. Met eerst mosterdsoep, de specialiteit van de streek, dan zeetong, een ijsje, koffie en, waarom niet, een paar cognacs als uitsmijter. Buiten loeit de wind, binnen is het behaaglijk warm en vier uur lang zal Arie Haan grasduinen in zijn carrière. Ontspannen zoals we hem zelden zagen, alsof hij opgelucht is dat een lange en slopende carrière achter hem ligt.

De dag nadien ontvangt Haan ons in zijn prachtige huis in Finsterwolde, een van oorsprong communistisch dorp dat grenst aan Winschoten. De koffie dampt, er komt gebak op tafel, er staat voor later een fles wijn klaar want Arie Haan (68) heeft tijd. Over het voetbal praat hij nog altijd even helder en bevlogen als vroeger, met de branie en de flair die hem eigen is. Hij heeft zo zijn mening over het Chinese topvoetbal en ontplooit tussendoor ook zijn visie over de evolutie van het voetbal dat hij anders bekijkt sinds hij geen trainer meer is. Haan ergert zich vooral aan de eenheidsworst die overal wordt geserveerd. ‘Voetbal’, zo doceert hij, ‘is alleen boeiend als je fouten durft te maken.’ En, voegt hij er zelfverzekerd aan toe, ‘hoe beter de jeugdopleiding, hoe slechter het voetbal.’

ARIE HAAN: ‘Ik vind: hoe beter de trainers worden, hoe minder aantrekkelijk het spel. Dat wordt één pot nat. Want ze leren allemaal hetzelfde op die cursussen. Dat trekt zich door tot in de jeugdopleiding. Het hoort bij deze maatschappij. We zijn in een wereld beland waarin alles gelijk moet zijn. Alles wordt gecontroleerd, voor alles zijn er regeltjes. In het voetbal leidt dat tot saaiheid. Daarom ga ik nog maar zelden kijken. Tenzij af en toe naar Ajax omdat je daar als oud-speler uitgenodigd wordt.

‘De aantrekkelijkheid van het spel ligt in de fouten. Spektakel wordt gevoed door fouten. Je moet niet bang zijn om die te maken. Barcelona vind ik al een tijdje absoluut niet leuk. Het is te perfect. Als je alleen maar breed speelt, worden die combinaties te machinaal. Dat hebben wij destijds bij Ajax geleerd: als je een man uitspeelt, kom je op het middenveld of voorin met een man meer. Geef toe aan imperfectie. Het hoort erbij.’

Vond je dat als trainer ook?

HAAN: ‘Ik heb mijn elftal altijd naar voren laten spelen. Wel gecontroleerd. Een paar weken geleden zag ik op YouTube de tweede helft van Ajax-Arsenal uit 1970. Vond ik gezellig om te bekijken. Er gebeurde wat, zoals tijdens Manchester City-Monaco. Iedereen genoot van die match. Maar het was een wedstrijd met heel veel fouten. Ik zie tegenwoordig te vaak twee stoppers die de bal heen en weer schuiven.

‘In een goeie ploeg is de man zonder bal de belangrijkste speler. En in een mindere ploeg de man met bal. Het gaat om de manier waarop je beweegt. Dat is altijd zo geweest. En dat frappeerde me toen ik van Ajax bij Anderlecht kwam. Je had de bal en je vond niemand die vrijstond. Terwijl er bij Ajax minimaal drie afspeelmogelijkheden waren. Dat is het voetbal waar je altijd naartoe moet. Te veel trainers zijn geobsedeerd door het resultaat, die kijken niet verder omdat ze de focus leggen op dat ene ding: winnen. Zeker die trainers die als voetballer niets voorstelden. Zoals José Mourinho. Kijk, mijn nadeel is dat ik zoveel gewonnen heb als speler en als trainer dat ik het spel anders bekijk.’

GEEN SOCIALE BINDING

Je werd in 2002 bondscoach in China, dat net uit het enige WK waar ze ooit aan deelnamen gewipt waren zonder één punt te halen. Hoe ben je daar terechtgekomen?

HAAN: ‘Via een makelaar. Maar ik stond aanvankelijk niet te springen. Ik was één keer in China geweest, in 1997 met Feyenoord. Toen was mijn conclusie: dit is de eerste keer dat ik hier kom, maar ook de laatste keer. Dat was in Sjanghai. Als je links keek, zag je honderd bouwkranen, en rechts ook. Een puinhoop.

‘Je moet je natuurlijk aanpassen. Ik herinner me mijn eerste trainingskamp in Kunming, waar alle spelers in een paar villa’s logeerden. Ik was er om acht uur, de spelers kwamen om negen uur binnen, allemaal samen. Er werd gepraat, gegeten en nadien gingen ze één na één weer naar buiten. Sommigen zaten tijdens het eten neer, anderen niet. Er was helemaal geen sociale binding. Dat heb ik veranderd. En gezegd dat ze pas na het eten mochten opstappen als de laatste gedaan heeft. Dat ging meteen, Chinezen leren heel snel. Je moet het wel vaak genoeg herhalen. In elk restaurant herhalen ze iedere ochtend voor hun personeel wat er van hen wordt verwacht. Het zelf denken wordt een beetje uitgeschakeld. Dat is in het voetbal niet anders.

‘Uiteraard moet je rekening houden met hun cultuur. Toen ze me bijvoorbeeld vroegen wie mijn assistent moest worden, wist ik al dat ik beter geen naam kon noemen. Want die wordt het dan zeker niet. Als je te belangrijk wordt, wordt iemand overgeplaatst. Communistisch systeem: niet te veel macht op één plek samenbrengen.’

Wat vond je van het niveau ?

HAAN: ‘Ik moet zeggen: ik was aangenaam verrast. Wat ik zag, was goed. Maar ze lezen het voetbal niet. Ze zijn snel, iedereen is tweevoetig, de fysiek is behoorlijk. Alleen de kracht in de duels misten ze. Dat noemde ik de Chinese ziekte. Vallen en roepen. Liet ik gewoon doorspelen.

‘Ik heb hen leren meedenken. De eerste keer legde ik uit hoe we zouden spelen. Haalden ze allemaal een boekje boven om alles te noteren. Zij gingen naar de kamer en lazen dat opnieuw. Dan snapten ze het beter dan wanneer ze alleen maar luisterden.’

Ze hebben de naam onderdanig te zijn.

HAAN: ‘Ze zijn alleen maar onderdanig als het om hiërarchie gaat. Als ik hen vroeg: wat is nu je beste positie, waar voetbal je het best? Dan zeggen ze: waar u wil. Ze denken: als ik de baas plezier, gaat het ook goed met mij. Dan kwamen ze met cadeaus naar me toe. Waarvoor ze natuurlijk iets in de plaats verwachtten. Maar wat kan ik met zo’n cadeau van een speler die komt aanbellen om raad, maar niet het niveau heeft voor het basisteam?’

WEGGEGAAN OP EEN HOOGTEPUNT

Kon je je er naast het veld makkelijk aanpassen?

HAAN: ‘Ik had het er vroeger meer naar mijn zin dan in mijn laatste periode. Die oude hutongs (typische woonwijken, nvdr), de plaatselijke sfeer, met de oude cafés, waar een flesje bier een euro kostte, nu vroegen ze daar zes euro voor. Toen ik de nationale ploeg trainde, heb ik altijd in Peking gewoond, in een buitenlandse compound. Tot we na twee jaar van Koeweit wonnen met één goal te weinig, waardoor niet China maar Koeweit zich plaatste voor het WK. Dan wordt maar eens duidelijk dat in zo’n reusachtig land niet gekeken wordt naar wat je gedaan hebt qua ontwikkeling, maar alleen naar het resultaat. De voorzitter zat ermee, die wilde me eigenlijk niet laten gaan, maar hij moest. Daardoor ben ik eigenlijk vertrokken op een hoogtepunt, China stond toen 56e op de wereldranglijst.’

Later keerde je nog eens naar China terug, ditmaal als clubtrainer.

HAAN: ‘Twee clubs contacteerden me, maar ik kende het clubvoetbal niet. Dus belde ik de bondsvoorzitter met de vraag wat ik moest doen, en die raadde me aan naar Chongqing te gaan. Die leefden helemaal op, en bleven er op het laatste moment net in omdat een andere ploeg die de boel verkocht had, degradeerde. Maar intussen had ik al getekend bij Tianjin Teda. Tianjin (waar Axel Witsel nu ook zit, nvdr) was een leuke stad. De baas, Mr Li,die een goeie vriend werd, wilde de club verder opbouwen. Op een dag komt die tijdens een training op het veld om me raad te geven, dus stap ik het op en denk: bekijk het maar. Want dat pik ik niet. Als ik trainer ben, ben ik de baas. Toen heb ik met Mr Li drie maanden niet meer gepraat. Daarna heb ik mijn excuses aangeboden. Vond-ie geweldig, want dat maak je daar niet veel mee.

‘Iets gelijkaardigs was me ook eens met de nationale ploeg overkomen een paar jaar eerder. Op een dag komt de bondsvoorzitter tijdens de rust van een interland tegen Macedonië de kleedkamer binnen, met een nog grotere baas die één van mijn spelers uitscheldt en hem zegt hoe hij wel moet spelen. Ik ga naar die speler en ik zeg hem: je moet niet naar die man luisteren, want hij kent er niets van. Je doet wat ik je vraag. En ik ga naar de voetbalverantwoordelijke en zeg hem: als die baas nog één keer in mijn kleedkamer komt, schop ik hem eruit waar jij bij bent.

‘In China is één keer gebrouilleerd voor altijd gebrouilleerd. Kijk naar ADO Den Haag. Die krijgen een Chinese eigenaar die wat van hen wil, maar in Den Haag willen ze alleen maar zijn geld en daarmee werken, ze denken dat een Chinees sowieso geen verstand van voetbal heeft. Dan komt die Chinees met allerlei dingen die hij wil, maar daar moeten ze in Den Haag niet van weten. Dan mag je het vergeten. Want als een Chinees iets doet, dan is het om geld te verdienen. Hij wil dus wel gehoord worden. Natuurlijk hielp het ook niet dat ADO niet wint. In het voetbal heb je alleen maar gelijk als je wint. Terwijl je de echte resultaten in de voetballerij maar na twee of drie jaar ziet. Nooit direct.’

MARKETINGINSTRUMENTEN

Viel het clubvoetbal mee?

HAAN: ‘Toch wel. Ik heb heel goeie jonge voetballers gezien, maar die jongens komen te laat naar Europa. Het gaat ook om gezichtsverlies. Je moet in Europa heel veel met hen bezig zijn, anders heb je niets aan hen en ben je hen kwijt, want dan duiken ze onder in de Chinese wereld in Europa.’

Wat is het grootste verschil?

HAAN: ‘Als Chinezen wat van jou willen, kan alles. Als jij iets wil, loop je de muren op. De Chinese manier: ik doe wat voor jou en jij doet wat voor mij. Maar zo werkt het niet in de sport. In de sport wint alleen de beste. In het voetbal gaat het maar om één ding: snel handelen. Als ik een speler bekijk, vraag ik me alleen af: ziet hij het of ziet hij het niet? Je kan nog zo’n techniek hebben, als je het niet ziet, beweeg je altijd te laat. Techniek moet samengaan met handelingssnelheid. Dat is het belangrijkste.’

Wat er nu allemaal gebeurt, die enorme investeringen en grote transfers, schrik je daarvan?

HAAN: ‘Nee, dat verbaast me niets. China is een grote luchtbel, net zoals in het voetbal in Amerika een aantal jaar geleden. Het gaat erom te laten zien wie de rijkste is. Als mijnheer Li 20 miljoen uit geeft, geeft mijnheer Y 30 miljoen uit.’

Dus de Chinese spelers gaan zich niet de ziel uit het lijf lopen voor Witsel.

HAAN: ‘Natuurlijk niet. Toen ik in België kwam, was ik een buitenlander, maar minder buitenlander dan een buitenlander die in China komt. Chinezen houden van hun land, zijn er trots op. Wanneer een vreemde arriveert, blijft hij een vreemde. Zo bekijken ze je ook. Als buitenlander moet je wat brengen. Doe je dat, accepteren ze je. Doe je dat niet, dan ben je een nobody.’

Zie je het ginder op termijn goed komen?

HAAN: ‘Nee. Als je het voetbal in een land wil ontwikkelen, heb je niet genoeg aan een paar supersterren. Het is wel goed voor de marketing. Ooit haalde Chongqing zonder mij iets te vragen Ailton, de Braziliaan van Werder Bremen. Ik was boos, want die kon volgens mij niet meer mee. Ik zei: ik kan niets met hem doen, waarom hebben jullie hem gehaald? Voor de publiciteit, gaven ze toe. Voetballers zijn er marketinginstrumenten.’

EEN WAAS VAN CORRUPTIE

Was voetbal er een populaire sport in jouw tijd?

HAAN: ‘Het leefde wel, maar het was niet sport nummer een. Het Engelse voetbal kwam op tv, en het Chinese voetbal bleef altijd gehuld in een waas van corruptie. Of het nu waar was of niet, de gedachte leefde altijd. Gokken is en was een nationale sport, ook op wedstrijden in het buitenland.

‘Jullie kennen die verhalen van die ‘belchinezen’ in België en Duitsland. Allemaal mensen uit Hongkong. Die zaten op de tribunes met hun mobieltjes. Omdat er anderhalve minuut zit tussen de satellietverbinding en de directe telefoonverbinding. Op het moment waarop het 2-1 werd, en zo’n man belt dat meteen door, had je dus nog meer dan een minuut tijd om te gokken dat het 2-1 zou worden, snap je? Dus trokken mensen die het goed ging niet naar het voetbal, maar pakweg naar basketbal, omdat een van de beste Chinezen top was in de NBA. Maar het was wel populair. We zijn het Aziatische kampioenschap begonnen met 20.000 man op de tribune, maar we trokken wel het hele land rond. Dat wou ik niet. Ik zei: als je wil winnen, speel je in de hoofdstad, altijd op dezelfde plek. Op het eind zaten er 60.000.’

Verkijken Europese voetballers zich straks op China?

HAAN: ‘Ja. Ze denken nog niet mee, daar. Als je voorin speelt, ben je afhankelijk van de ballen die je krijgt. Didier Drogba en Nicolas Anelka zijn er mislukt. Een spits die in Europa gewend is te gaan, wetende dat die bal komt, zal die in China niet meteen krijgen. Een middenvelder bepaalt zelf veel mee, dat is iets makkelijker. Maar ik heb nog nooit een trainer of een speler uit China terug zien keren bij een goeie club. Omdat men hier heeft besloten dat het ginder een soort amateurvoetbal is.’

Wat stelt de club van Witsel voor? Jij woonde in Tianjin?

HAAN: ‘Het is de tweede vereniging van de stad, ze zijn net gepromoveerd. Leuke stad. Tenminste: als je je weg kent. Er wonen zeven miljoen mensen.’

Als Witsel bij jou om raad was gekomen, wat had je hem dan gezegd?

HAAN: ‘Ik vond Witsel een fantastische voetballer toen ik hem op een dag in een Europese wedstrijd met Standard tegen Sampdoria zag spelen. Hij was toen negentien, technisch goed, en dook vaak diep op. Later vond ik hem wat te laag spelen. Ik hoor dat hij ook naar Juventus kon. Dan zou ik zeggen: ga naar Juventus.’

Kan China, nu nummer 86 op de FIFA-ranking, straks klimmen?

HAAN: ‘Moeilijk. De mogelijkheden hebben ze. Maar de eerste klasse telt zestien profclubs, de tweede klasse ook. Daaronder is er niets, in zo’n enorm land. Ik heb wel eens gezegd: verdeel de competitie in noord en zuid. Fans moeten nu vaak drie uur vliegen en drie uur terug. Los daarvan is er in het Chinese voetbal geen basis. Je hebt geen jeugdvoetbal. Op een keer trokken mijn assistent Theo de Jong en ik twee uur het binnenland in, daar was een prachtig complex waar 2500 kinderen tussen veertien en zestien jaar oefenden. Die werden allemaal gescreend, in onderlinge wedstrijdjes. Daar hielden ze twee elftallen van over.

‘Het punt is ook dat ze op korte termijn denken. Na het mislukte WK 2002 doekte men ook gewoon het hele team op, omdat het tegengevallen was. Ik moest dus van niets herbeginnen. Dat komt ook omdat al die functionarissen iets willen organiseren waarvan zij zelf ook de vruchten plukken. Iets uitzetten waar de derde voorzitter van profiteert, interesseert hen niet.’

Je klinkt niet optimistisch over de directe effecten van al die topvoetballers die ze nu haalden.

HAAN: ‘Zij denken dat je daar het Chinese voetbal beter mee maakt, maar dat geloof ik niet. Die spelers zullen zich aan de Chinezen aanpassen. Je voetbalt altijd op het niveau van je slechtste speler. Dat geldt ook op training. Je slechtste speler bepaalt hoe jij traint. Dus moet je altijd zorgen dat die goed is. Niet Witsel, maar de zwakste speler bepaalt het niveau van zijn ploeg.’

Je hebt een boek dat over jouw manier van werken in China is uitgegeven met als titel ‘Nee bestaat niet’.

HAAN: ‘Omdat je ‘nee’ niet zegt in China. Er is wel een woord voor, maar je gebruikt het niet. Ze draaien eromheen, zeggen nooit in je gezicht wat ze echt denken. Op de vraag of hij morgen op bezoek komt, antwoordt een Chinees: ja of misschien. Misschien is doorgaans synoniem voor neen. Liegen wordt dus ook aanzien als een noodzaak. Ze willen je nooit teleurstellen, ze liegen liever. Er zijn er weinig die je in je gezicht zeggen wat ze denken. Maar dat is hier ook het geval.’

DOOR GEERT FOUTRÉ EN JACQUES SYS IN WINSCHOTEN – FOTO’S BELGAIMAGE – KEES VAN DE VEEN

‘Ik vind het voetbal van Barcelona niet leuk. Het is te perfect, te machinaal.’ – ARIE HAAN

‘Liegen wordt in China aanzien als een noodzaak.’ – ARIE HAAN

‘Natuurlijk gaan die Chinese spelers zich niet de ziel uit het lijf lopen voor Witsel.’ – ARIE HAAN

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content