7 Tourritten die u nu al mag aanstippen

© Reuters

De etappes van de Tour de France 2015 die u niet mag missen.

Rit 3 – maandag 6 juli: Antwerpen – Hoei (159,9 km)

Dit belooft een hectische, risicovolle etappe te worden

Antwerpen en de Tour: dan denkt iedereen automatisch aan Marc Wauters die in 2000 op Linkeroever zijn jour de gloire beleefde door in de slotkilometer zijn medevluchters af te schudden en geel te veroveren. Het leverde hem een diamant ter waarde van 25.000 euro op, maar ook een probleem, want premies worden binnen de ploeg gedeeld en dat geldt ook voor een diamant. Verkopen dus, maar dat was buiten mevrouw Wauters gerekend, want zij wilde het steentje graag houden. Het leidde tot felle discussies, maar uiteindelijk stonden de Raboploegmaats van de Limburger toch hun deeltje van de diamant af.

De Belg die in deze rit, na de start op de Scheldekaaien en na passages in Mortsel en Lier, als eerste door Heist-op-den-Berg flitst, zal hetzelfde probleem hebben. Die ontvangt van een plaatselijke garage immers een Peugeot van 9000 euro, al zal de vrouw van de renner die wagen allicht makkelijker willen verkopen…

Typisch voor de Tour, zulke naturaprijzen, zeker als die in België passeert. In 2007, op weg naar Gent, was voor Pieter Weening vijftig kilo mosterd weggelegd en Nick Nuyens verdiende 250 kilo boter door als laatste landgenoot over een streep in Diksmuide te rijden. Die moest hij niet aan zijn vrouw, maar aan een goed doel schenken.

Tom Steels spant de kroon met de gekste naturaprijs. Voor zijn ritzege in Laval, in de Tour van 1999, kreeg hij een renpaard met een impressionante stamboom, maar – zo bleek later – ook met een genetisch mankement aan de nek. Na enkele maanden kon het zelfs niet meer rechtstaan en moest Steels het dier laten afmaken. Dan win je eens een prijsbeest…

Ode aan de klassieke renner

Aan naturaprijzen zullen de klassementsrenners in deze rit geen seconde denken, want er staat meer op het spel dan in een ‘normale’ vlakke etappe. In zijn opzet om, net als de laatste jaren, de voorspelbaarheid uit de (vroeger saaie) openingsweek te bannen, heeft parcoursbouwer Thierry Gouvenou van de aanvangsritten weer een hommage aan de klassieke renner gemaakt: de ode aan de wind in Zeeland, vandaag een Ardennenetappe, morgen een eresaluut aan de kassei.

Maar dus eerst een mini-Waalse Pijl, want na een passage in Meensel-Kiezegem, de geboorteplaats van de zeventigjarige Eddy Merckx, wachten de Côte d’Ereffe (2,2 km aan 5,9%) en de Côte de Cherave (1 km aan 8%) op 16 en 5 kilometer van de finish, en als ultieme scherprechter de Muur van Hoei (1,3 km aan 9,6%).

Na vier starts van een Tourrit in de Waalse stad (1995, 2001 en 2006) eindigt het peloton voor het eerst op de steile klim die sinds 1984 dient als slotdecor van La Flèche Wallonne en officieel ‘Chemin des Chapelles’ heet. Op de weg naar boven bevinden zich immers zeven kapelletjes die leiden naar het kerkje Notre-Dame de la Sarte op de top. Al sinds 1621 het eindpunt van een pelgrimstocht en nu, 394 jaar later, het slot van wat een hectische, risicovolle etappe belooft te worden.

Tenminste als je voortgaat op de finale van de jongste Waalse Pijl, waarin de valpartijen zich opstapelden. Grootste slachtoffers: Philippe Gilbert en Chris Froome die met oog op deze Tourrit wilde kennismaken met de nieuwe finale (met de Côte de Cherave) en op twaalf minuten finishte. Positie kiezen in de razende afdaling richting Muur wordt dus cruciaal. En nog gevaarlijker dan in de eendagskoers, gezien de grotere belangen van meer teams en renners. Tot een paar jaar geleden moest je als klassementsman vooral goed kunnen klimmen en tijdrijden. Nu komt het er ook op aan zo weinig mogelijk te vallen…

Nieuw record?

Twee anderen van de Grote Vier, Nairo Quintana en Vincenzo Nibali, ontweken in de laatste Waalse Pijl wel alle crashes, maar de Italiaan werd pas twintigste op negentien seconden van drievoudig winnaar Alejandro Valverde, voor wie de Colombiaan zich dan weer had opgeofferd. Vraag is of ze bij Movistar in deze rit de rollen zullen omdraaien. Of zou Valverde, in Tour de luitenant van Quintana, toch voor de etappezege mogen gaan? Indien niet, dan kan Joaquim Rodríguez, de winnaar van de Waalse Pijl in 2012, profiteren. Tenzij Alberto Contador daar een stokje voor steekt, al geraakte die in vijf deelnames aan de semiklassieker niet verder dan een derde plaats (2010).

Klimtijdfetisjisten zullen alvast focussen op hun chronometer om te checken of het record op de Muur (2’41”, Valverde, 2014) door de nog grotere concurrentie tussen de wereldtoppers zal sneuvelen. Zelfs in, al dan niet, cleanere dopingtijden.

Rit 4 – dinsdag 7 juli: Seraing – Cambrai (223,5 km)

De vraag is hoeveel tijd Froome en andere lichtgewichten zullen moeten prijsgeven op Nibali

“Geweldig, die cobblestones! Heb ik altijd gevonden. Een van de interessantste onderdelen van het wielrennen.” Aldus sprak Chris Froome na zijn verkenning van deze kasseienetappe eind april. Blufpoker? Wellicht, want toen het parcours van de vorige Tour (2014) werd bekendgemaakt, ook met een rit door de Hel van het Noorden, uitte de Brit nog zijn ongenoegen: “Kasseien? Dan gaat mijn alarmbel af. Waarom moet dat nu?!” Heel bevreesd was de weinig stuurvaardige Skyrenner voor valpartijen. En die vrees werd ook realiteit in de tocht naar Arenberg. Met die nuance dat hij in de regen tegen het asfalt smakte nog voor de eerste kasseistrook, bovendien gehinderd door breukjes in zijn polsen na een val in de rit ervoor.

Meer dan de vele bergen in deze Tour wordt dé uitdaging van Froome dus om in de hectische eerste week, en zeker in deze etappe, niet te verzuipen. Het leek dan ook symbolisch, de foto die hij postte op Twitter, op de dag van de voorstelling van het Tourparcours. De Brit vertoefde niet in Parijs, maar dobberde rond op de Noordzee in een boot van het nationale zeilteam. Met reddingsvest aan…

Weinig kassei-ervaring

Die zullen ploegmaats/voorjaarsspecialisten als Geraint Thomas en Ian Stannard hem mogelijk op de kasseien moeten aanreiken. Veel ervaring met de pavés heeft Froome immers niet. De laatste keer dat hij in competitie over (slechte) kinderkopjes reed, dateert al van april 2008, in zijn debuutjaar bij de profs. In de Profronde van Drenthe leerde hij toen de cobblestones kennen. Geen aangename ontmoeting, want Froome dook onder een lint om op het fietspad te rijden. Waarop een jurylid hem meteen uit koers zette…

Al de volgende dag begon Froome aan een nog grotere calvarietocht: Parijs-Roubaix. Doodsbenauwd tapete hij vooraf zijn handen in als een bokser, maar veel hielp het niet: eerst geraakte hij achterop door valpartijen, daarna moest hij een wiel afstaan aan kopman Baden Cooke en vervolgens knalde Chris Crash op een auto van een koerscommissaris, met een opgave tot gevolg.

Ook de jaren erna beperkte Froome het klassieke werk tot een minimum. Sinds 2010, zijn eerste seizoen bij Team Sky, reed hij amper achttien eendagswedstrijden, waarvan acht in 2010. Het laatste anderhalf jaar startte de Keniaanse Brit alleen op het WK in Ponferrada (opgave) en afgelopen april in de Waalse Pijl (123e na val). Testen in de Vlaamse voorjaarskoersen, zoals Alejandro Valverde in 2014 en Nairo Quintana dit jaar, vond hij te risicovol. Een verkenning van de 13,3 km kasseien volstond, maar of hij het daarmee vandaag zal redden?

Geen vijfsterrenzones

Een voordeel is dat er geen vijfsterrenstroken à la Carrefour de l’Arbre tussen zitten, dat de zones minder stuurmanskunst vergen dan die van vorig jaar en dat er twee kilometer minder stenen ingelast zijn. Nadeel is de langere afstand van de etappe in vergelijking met de kasseienrit van 2014 (155 km vs 223,5 km, de langste zelfs in deze Tour), een meer heuvelachtige finale (het parcours ligt iets zuidelijker) en meer lichtoplopende kasseistroken die vooral korter op elkaar volgen. Na een opwarmertje over de Naamse Citadel en een onbekende zone in Henegouwen op 120 kilometer van de finish, liggen tussen 47 en 13 kilometer van aankomststad Cambrai 11,5 km pavés te wachten, waarvan drie secteurs uit Parijs-Roubaix (Verchain-Maugré, Saint-Python en Quiévy). Die laatste zone is 3,7 km lang – de langste ook in de Helleklassieker – en wordt allicht beslissend, op goed twintig kilometer van de eindstreep.

De vraag is dus hoeveel tijd Froome, maar ook lichtgewichten als Quintana en Contador (wellicht) zullen moeten prijsgeven op Nibali. Die bleek vorig jaar verrassend over bijzondere kasseigaven te beschikken en wordt bij Astana nu bijgestaan door toenmalig ritwinnaar Lars Boom. Zal die zijn kans mogen gaan of over zijn klassementskopman moeten waken? Zoals dat ook geldt voor andere kasseispecialisten als Van Avermaet (Van Garderen), Cancellara (Mollema), Vanmarcke (Gesink, Kelderman), Sagan (Contador) en Kristoff (Rodríguez). Parijs-Roubaixwinnaar Degenkolb en het Etixx-Quick-Stepduo KwiatkowskiStybar zullen dan weer mogelijk het geel van Dumoulin of Martin moeten beschermen, mocht een van die twee eventueel nog leider zijn. Sowieso dus weer een strijd op twee fronten. In hopelijk opnieuw regenweer. Al zal een Brit, met reddingsvest, daar anders over denken…

Rit 8 – zaterdag 11 juli: Rennes – Mûr-de-Bretagne (181,5 km)

We gaan alweer een spectaculaire sprint bergop zien

De Tour eert steevast zijn (Franse) helden en dus passeren we vandaag na 50 kilometer niet toevallig in Saint-Méen-le-Grand, de geboorteplaats van Louison Bobet, drievoudig eindwinnaar (1953-1955). In dat kleine dorp ligt zijn graf en werd twee jaar geleden ook een museum over zijn imposante loopbaan heropend.

José De Cauwer zal bij de start in Rennes echter vooral terugdenken aan de Tour van 1989. Zijn poulain Greg LeMond herrees toen in de 73 kilometer lange tijdrit naar de Bretoense stad voor het eerst na zijn jachtongeval twee jaar ervoor, waarbij hij zwaargewond raakte. De Amerikaan won tot ieders verrassing met een minuut voorsprong op Laurent Fignon en pakte de gele trui. Dankzij zijn aerodynamische helm en vooral zijn (toen nog) revolutionair triatlonstuur. Dat had LeMond al in het voorjaar op training getest. Met succes, want aan dezelfde hartslag reed hij door de meer aerodynamische positie drie kilometer per uur sneller. Om de concurrentie niet op ideeën te brengen, hielden de renner en zijn Belgische ploegleider dat stuur echter achter de hand tot die eerste tijdrit naar Rennes. Enig probleem: de UCI moest het nog goedkeuren. Dus klopte De Cauwer, sluw als altijd, ’s morgens vroeg aan bij een jurylid die pas uit bed kwam. Die maakte, met kleine oogjes, geen bezwaar… Het vervolg van het legendarische duel met Fignon is bekend.

Alpe d’Huez van Bretagne

Vandaag draait alles echter om de slothelling Mûr-de-Bretagne. Let op het accent circonflexe op Mûr, in tegenstelling tot Mur de Huy. Mûr heeft immers een andere etymologische oorsprong. Volgens de ene bron stamt het van het Latijnse murus en Bretoense muriou – muur – refererend naar een Romeins fort uit de buurt. Volgens anderen is het een afgeleide van het Bretoense meur wat ‘hoog’ of ‘groot’ betekent. De heuvel steekt dan ook 293 meter boven de zeespiegel uit.

Al in 1947 lag de bult op het parcours van de langste individuele tijdrit ooit in de Tour – 139 kilometer, gewonnen door de pas 21-jarige Raymond Impanis. Nadien, na verschillende andere passages in de Tour, kreeg de Mûr ook de bijnaam ‘Alpe d’Huez van Bretagne’, wegens de vele duizenden wielergekke Bretoenen die er telkens postvatten en zelfs barbecueden. Een Nederlandse journalist omschreef de Mûr daarom zelfs ooit als de ‘langste barbecue ter wereld’.

In tegenstelling tot Alpe d’Huez gaat de twee kilometer lange klim rechtdoor, zonder een enkele bocht. Gemiddeld 6,9%, met de eerste kilometer aan 9,8%, waarna het afvlakt richting finish (4%). Weer geknipt voor de Philippe Gilberts van het peloton, al kwamen in 2011, de enige keer dat een rit arriveerde op de Mûr-de-Bretagne, vooral de klassementsrenners naar voren. Alberto Contador leek te winnen, stak zijn arm in de lucht, maar Cadel Evans remonteerde hem in extremis. Een symboolmoment voor die Tour, en vooral de wijze waarop de voorheen schichtige Australiër toen reed: aandachtig, steeds voorin, krachtig counterend – het leverde hem de eindzege op.

Belgenmop

Na Evans en Contador eindigden Vinokoerov, Uran en de jarige Philippe Gilbert. Een grote ontgoocheling, want de Waal was dat jaar nog een buitenaardse superman – drie dagen ervoor had hij op de Mont des Alouettes kipkap gemaakt van de concurrentie. Ook op de Mûr-de-Bretagne dacht de Omega-Pharma-Lottorenner alleen aan winnen. Zelfs toen ploegmaat Jurgen Van den Broeck op kousenvoeten demarreerde en niemand kon of wilde volgen, was hij het die plots naar de Kempenaar sprong. De ene Belgische kopman van hetzelfde Belgische topteam haalde voor de ogen van de hele wereld de andere Belgische kopman terug. Met alle buitenlandse toppers in zijn wiel. Een Belgenmop, en dat werd Gilbert binnen en buiten de ploeg niet in dank afgenomen. Benieuwd hoe het deze keer tussen hem en BMC-ploegmaat Greg Van Avermaet zal verlopen…

Grote tijdsverschillen zullen, zoals in 2011 met tien renners binnen dezelfde seconde, allicht ook nu weer niet opgetekend worden. De finale is wel iets lastiger. Vier jaar geleden reed het peloton in een rechte lijn naar de helling, waardoor het met hoge snelheid de Bretoense muur kon op vliegen. Nu is er een ommetje ingelast met twee kilometer vals plat, met op het einde een haakse bocht naar rechts waardoor de renners bijna vanuit stilstand aan de eerste steile kilometer moeten beginnen. En we alweer een spectaculaire sprint bergop zullen zien. Hopelijk zonder Belgenmop op deze Vlaamse feestdag.

Rit 10 – dinsdag 14 juli: Tarbes – La Pierre Saint-Martin (167 km)

Legt Nairo Quintana zijn klimkaarten al meteen op tafel?

Quatorze Juillet. Le jour de gloire waarop elke Franse renner wil winnen. Opvallend echter: het is al tien jaar geleden dat een haantje – David Moncoutié in Digne-les-Bains – enkele uren na het militaire defilé op de Champs-Elysées kon zegevieren. Terwijl onze zuiderburen tussen 1995 en 2005 wel nog vijf keer cocorico! riepen, met (voor Moncoutié) Laurent Jalabert (1995 en 2001), Laurent Brochard (1997) en Richard Virenque (2004).

De reden voor die droogte? ASO dat de laatste tien jaar, ook voor deze editie, op 14 juli vaker een stevige (en druk bekeken) bergrit plant, zoals in 2007 (Le Grand Bornand), 2008 (Hautacam), 2011 (Luz-Ardiden), 2013 (Ventoux) en 2014 (La Planche des Belles Filles). Daarin kwam telkens een betere buitenlandse klimmer als eerste boven of beneden: Gerdemann (2007), Cobo Acebo (2008), Sánchez (2011), Froome (2013) en Nibali (2014). In de sprintersetappes (2009, Issoudun en 2012, Cap d’Agde) waren dan weer Cavendish en Greipel te snel. En in de overgangsritten (2006, Carcassonne en 2010, Gap) bleken Armstrongdiscipelen Popovitsj en Paulinho te sluw.

Een (schrale) troost voor de Fransen: wij, Belgen, moeten al veel langer wachten op een ritwinnaar op onze nationale feestdag: Rudy Matthijs, op 21 juli 1985 in Parijs.

Kaarten op tafel?

Een Belgische ritzege zal er, bij gebrek aan topklimmers, ook vandaag wellicht niet in zitten. Een korte en vlakke etappe, tot aan de slotcol. Niet zo lastig, maar twee factoren zullen toch een rol spelen: een rit na de rustdag (rust roest bij sommigen) en de brutale omschakeling van het grote verzet in de openingsweek, en zelfs de eerste 150 km in deze etappe, naar de kleine molen. Bovendien gaan de eerste 10 km naar skistation La Pierre Saint-Martin, tot de top van de Col de Labays, vrij steil omhoog: gemiddeld 8,65%, met vooral een lastig middenstuk en pieken tot 15%. Pas in de laatste 5 km, het slot van de Col de Soudet, vlakt de weg wat af.

Een primeur in de Tour, deze beklimming over anderhalve col. Althans bergop, want in 2007 racete het peloton hier naar beneden. Een opwarmer ook voor wat nog komt in de laatste vijftien dagen? Of gaat een van de Grote Vier hier al van bij het begin all-in – misschien ook om tijdsverlies van de openingsweek goed te maken? Het was steevast de tactiek van Lance Armstrong: een uppercut uitdelen op de eerste aankomst bergop, om direct te tonen wie the boss was. Een voorbeeld dat zijn toenmalige Astanaploegmaat Alberto Contador in de Tour van 2009 volgde, naar Andorra-Arcalis, net als Chris Froome in 2013 op Ax 3 Domaines. Proberen zij weer hetzelfde? Of legt Nairo Quintana zijn klimkaarten al meteen op tafel?

De pijn van Indurain

De Col de Labays viert zijn Tourdebuut, maar de Soudet, weliswaar de andere zijde, was al het decor van een memorabele rit. In 1996 beleefde Miguel Indurain op deze ruige Baskische col zijn zwanenzang, toen hij in een etappe over 262 km (!) moest lossen uit een groep met geletruidrager Bjarne Riis, Richard Virenque en andere Festinakornuiten. El Rey, wiens troon al in de Alpen gewankeld had, zwalpte van links naar rechts, volgde op de top al op twee minuten, en daar kwamen, na nog drie cols, aan de finish ruim zes minuten bij. Nota bene in Pamplona, op een boogscheut van zijn geboorteplaats Villava, waar duizenden Basken Indurain stonden op te wachten. De afgang was zo groot dat Riis op het podium de vijfvoudig Tourwinnaar erbij haalde en zijn respect betuigde. Het publiek kreeg tranen in de ogen. De eeuwig onbewogen Indurain beet op zijn lip.

Ook Tyler Hamilton verbeet de pijn op de Col de Soudet toen hij er in 2003 demarreerde, op 142 km van de aankomst, met een ‘gebroken’ sleutelbeen (al opgelopen in de eerste rit). De Amerikaan liet nog vroege vluchter Kurt Van de Wouwer als eerste bovenkomen, schudde op de volgende col iedereen af en soleerde nog 90 km naar Bayonne. Zijn CSC-ploegleider, die hem voor de start had verteld over een legendarische Touretappe over de Soudet in 1996? Bjarne Riis.

Rit 12 – donderdag 16 juli: Lannemezan – Plateau de Beille (195 km)

Op Plateau de Beille won geregeld een renner die later het geel naar Parijs bracht

Fabio. Vijf letters, meer niet, staan er op het graf van Fabio Casartelli in Albese con Cassano, het dorp in Lombardije waar hij opgroeide en na zijn huwelijk met Annalisa woonde. Verder alleen nog een foto van hun bruiloft en van het olympisch podium in Barcelona’92. Maar dus geen achternaam, geboorte- en sterfdatum of grafschrift – soberder kan haast niet. Naar het beeld van de Italiaan, die twintig jaar geleden, op 18 juli 1995, overleed in de afdaling van de Portet-d’Aspet en aan wie deze rit wordt opgedragen.

Al op woensdag zullen Casartelli’s ouders en zoon Marco – amper twee maanden oud toen zijn vader overleed – een ceremonie bijwonen aan het herdenkingsmonument op de Pyreneeëncol. Een dag later, tijdens de etappe, zal ook de Tourdirectie er halthouden, in het bijzijn van de leden van de Association Roue Libre Casartelli, twintig jaar geleden opgericht door wielerclub Cyclos Billère 64. Zij zullen op 18 juli om 11.45 uur, het tijdstip van Casartelli’s fatale val, ook verzamelen rond het standbeeld op de Portet-d’Aspet. En op 12 en 13 september vindt op hun initiatief de negentiende La Casartelli plaats, een tocht voor cyclosportieven. De ex-olympisch kampioen is duidelijk nog niet vergeten.

Van Impes crash

Ook voor Lucien Van Impe zal Casartelli’s dood altijd een nare herinnering blijven. Hij was die dag immers gastcommentator van Mark Vanlombeek en draaide – nadat hij het fel bebloede hoofd van de renner zag – even de volumenknop dicht: “Mark, hij zal dit niet overleven.” Een flashback voor de Oost-Vlaming. In de Ronde van de Toekomst 1967, zijn allereerste kennismaking met het hooggebergte, donderde Van Impe in de afdaling van diezelfde Portet-d’Aspet, in de buurt van de plaats waar Casartelli viel, immers meters diep in het ravijn. Hij klauterde op eigen kracht naar boven en had meer geluk dan de Italiaan: alleen een diepe snee in zijn hoofd en een gescheurde nationale trui die de Merenaar nog altijd bewaart.

Toeval of niet: ook voor die andere zesvoudige bergkoning van de Tour, Federico Bahamontes, heeft de Portet-d’Aspet een aparte betekenis. Nadat de Spanjaard in 1965, in de rit naar Bagnères-de-Bigorre, als voorlaatste op 38 minuten van winnaar Julio Jímenez was geëindigd – naar eigen zeggen uit frustratie omdat zijn ploeg Margnat-Paloma hem al maanden niet meer betaald had – demarreerde hij de dag erna net voor de Portet-d’Aspet. Toen de Adelaar van Toledo op de klim echter een verkeerde weg insloeg, maakte hij rechtskomkeer, trok hij boos zijn schoenen uit en gooide die in de auto van zijn ploegleider. “Geen geld, geen koers!”, schimpte Bahamontes, die op de bezemwagen wachtte en daarna nooit meer zou koersen.

Vanenderts gloriedag

Mogelijk stappen in deze derde Pyreneeënrit ook enkele renners uitgeblust van de fiets, want van de 195 km gaan er 47 bergop, over vier beklimmingen. Aangezien de Col de la Core en de Port de Lers ver van de finish liggen en bovendien niet steil zijn (5,7 en 6,0%), zullen de toppers allicht al hun pijlen richten op de slotklim naar Plateau de Beille: 15,8 km aan gemiddeld 7,9%, met vooral vijf steile beginkilometers (9%). Een cruciale ritaankomst. Dat blijkt ook uit de voorbije winnaars in het skistation, dat zijn 25e verjaardag viert. Zowel in 1998 (Marco Pantani), 2002 en 2004 (Lance Armstrong) als in 2007 (Alberto Contador) was het telkens de renner die later het geel naar Parijs bracht.

In 2011 doorbrak een Belg die traditie: Jelle Vanendert. Hij demarreerde op goed zes kilometer van de top, waar hij 21 tellen voorsprong had op Samuel Sánchez. De omgekeerde volgorde van de rit twee dagen eerder, naar Luz-Ardiden, waar beiden al weggesprongen waren in de afdaling van de Tourmalet.

Een landgenoot die een bergetappe in de Tour wint: dat was toen dértig jaar geleden, van Lucien Van Impes (tweede) zege op Plat d’Adet in 1981. Zo uitzonderlijk dat zelfs het Belgische wielerjournaille even sceptisch keek. Ook omdat Vanendert, een ploegmaat van de toen bijna buitenaardse Philippe Gilbert, toppers als Contador, Basso, Evans en de broers Schleck op een minuut fietste. Met die nuance dat zij elkaar beloerden, de zware Alpenpassage van die Tour in het hoofd. Hopelijk denken, het spektakel ter wille, Quintana en co dit jaar niet hetzelfde.

Rit 18 – donderdag 23 juli: Gap – Saint-Jean-de-Maurienne (186,5 km)

De organisatie van de Tour last de laatste jaren graag nieuwe beklimmingen in

Opwarmen voor de start van een gewone rit. Het gebeurt niet zo vaak, maar enkele renners zullen het vandaag allicht doen. Meteen na de start in Gap gaat het immers al flink omhoog op de Col Bayard: 6,3 km aan gemiddeld 7%. En ook de volgende 80 km vertoont een zaagtandprofiel met drie klimmetjes van derde en een van tweede categorie. Een terrein waar de bollenmannen zich ongetwijfeld zullen roeren. En misschien ook goed klimmende sprinters die een zaak willen doen in de strijd om de groene trui. In tegenstelling tot in de Pyreneeënritten ligt de tussensprint nu immers niet in het vlakke(re) begin, maar na een colletje, zoals in de andere drie Alpenetappes.

De eerste 60 km gaan ook niet over ‘gewone’ wegen, maar over de Route Napoléon. Toen de Keizer in 1815, tweehonderd jaar geleden, na zijn verbanning naar het eiland Elba terugkeerde naar Frankrijk, reisde hij via de bergen langs Gap naar Grenoble. Zo kon hij het verzet van koningsgezinde dorpen in de Rhônevallei ontlopen. Tijdens zijn reis groeide zijn groep sympathisanten alsmaar aan, zodat Napoleon als een volksheld in Parijs aankwam. In 1932 werd een toeristische route van aan de Middellandse Zee (Antibes) geopend en gemarkeerd door wegwijzers versierd met adelaars – Napoleons tocht staat dan ook bekend als Le vol de l’Aigle.

Het traject van deze rit is tevens een eerbetoon aan Henri Desgrange, de stichter van de Tour die een groot bewonderaar van de Kleine Korporaal was en zijn hele leven en werk door hem liet beïnvloeden.

18 haarspeldbochten

Of de vlucht van de dag even succesvol zal zijn als die van Napoleon, zal afhangen van de voorgift die ze krijgt in aanloop naar de Col du Glandon. Voor de fervente wielertoeristen: vandaag wordt de kant bedwongen die ook op het parcours ligt van La Marmotte, de bekendste cyclosportieve tocht in Europa. Een lange klim (21,7 km) en gemiddeld niet zo steil (5,1%), maar dat komt vooral door de vlakke stukken en korte afdalingen, want enkele kilometers knikken meer dan 10% richting hemel.

De top ligt wel op 40 km van de finish in Saint-Jean-de-Maurienne. In dit stadje arriveert pas voor de tweede keer een Touretappe (na 2010, gewonnen door Sandy Casar), maar het zal wellicht niet de laatste maal zijn. De toeristische dienst van de Mauriennevallei wil de streek in de zomer immers profileren als een fietsregio en tekende ook deals met het FDJ-team van Marc Madiot en de Franse wielerbond. Sindsdien ligt hier hun basiskamp voor hun stages in de Alpen.

Meer dan het stadje wordt dé blikvanger vandaag echter de Lacets de Montvernier, een klim van 3,4 km met de top op exact 10 km van de aankomst. Bijzonderheid: de liefst 18 haarspeldbochten op een strook van nauwelijks 2,5 km – daar kan zelfs Alpe d’Huez een puntje aan zuigen (21 op 13,8 km). Op de Alp zijn de bochten bovendien breed en zelfs vrij vlak om de vele toeristenbussen makkelijk naar boven te loodsen. Een groot verschil met de lacets en de weg op de klim van Montvernier: amper anderhalve auto smal en in de rotswand gekapt, maar wel even steil (gemiddeld 8,2%). Als de felle zomerzon op deze zuidflank schijnt, kan de hitte hier uit het asfalt dampen.

Mooie luchtbeelden

Fantastische helikoptershots gegarandeerd dus. Ook wanneer het peloton als een slang naar beneden zal kronkelen, want de afdaling is even bochtenrijk. Geen hoge snelheden, maar continu optrekken en afremmen, vergelijkbaar met de afdaling van de Poggio. Deze klim werd al in 1934 aangelegd en bevindt zich vlak bij cols als de Madeleine, Croix de Fer en Glandon, maar vreemd genoeg lag hij nog nooit op het parcours van een grote wielerkoers.

Hij past wel in het rijtje van nieuwe cols of aankomsten bergop die de Tour, naast de vaak terugkerende Galibiers en Tourmalets, elk jaar inlast: in deze editie deze Lacets de Montvernier en La Pierre Saint-Martin, Risoul in 2014, Annecy-Semnoz in 2013, La Planche des Belles Filles en Peyragudes in 2012… Nu nog aan Nairo Quintana en co om de koers erop even mooi te maken als de klim zelf.

Rit 20 – zaterdag 25 juli: Modane Valfréjus – Alpe d’Huez (110,5 km)

Buigt Quintana hier een achterstand om, of zet hij als berggeit gewoon de puntjes op de i?

Toeval? Of zo gepland? Symbolisch is het alleszins, een Tour die start in Utrecht en zijn apotheose op de ‘Nederlandse’ berg zou moeten kennen – voor nota bene de dertigste beklimming van de Alpe d’Huez in de Tour. Liefst achtmaal kwam een Hollander er als eerste boven, al dateert de laatste winst al van 1989, toen Gert-Jan Theunisse een lange aanval afrondde. Een kostbare herinnering voor zijn vader Toon, want na diens overlijden in 2009 werd zijn as, op zijn nadrukkelijk verzoek, uitgestrooid in de bocht waar de naam van zijn zoon op een bord staat.

Het is een van de vele anekdotes uit het onlangs verschenen boek De weg omhoog. Daarin beschrijft auteur Martin Bons de gebeurtenissen in zijn leven aan de hand van zijn beklimming van en verhalen over de Alp. Een mythische berg waar een hele generatie Oranjefans zich nog altijd mee identificeert en waar ook pastoor Jaap Reuten zich thuis voelde. Toen hij er al in 1964 neerstreek en ontdekte dat het (toen nog kleine) bergdorp geen kapel had, maakte hij er zijn levensdoel van om er een kerk te bouwen. Vijf jaar later werd de Notre-Dame des Neiges ingewijd, dat bij een ritaankomst jarenlang diende als perscentrum. Reuten luidde ook telkens de klokken als er een Nederlander triomfeerde.

Volgens de overlevering de eerste keer in 1976, na de zege van Joop Zoetemelk, maar het begin van die traditie bleek puur toeval. Op het moment dat Joopie de bloemen in ontvangst nam, was het immers precies 18 uur, het tijdstip waarop de klokken in het kerkje elke dag luidden voor het Angelusgebed. Toen een journalist Reuten naar de reden vroeg, grapte die: “Omdat Joop gewonnen heeft.” Waarna het grapje een legende en een gewoonte werd.

Die finish in 1976 op Alpe d’Huez was pas de tweede in de Tourgeschiedenis. Liefst 24 jaar na de overwinning van Fausto Coppi in 1952, destijds de allereerste aankomst bergop in La Grande Boucle. Omdat de toppers zo bang waren voor die slotklim, ontbrandde de strijd echter pas los op de Alp, waar Coppi Jean Robic en Stan Ockers neersabelde. Zijn verpletterend overwicht en vooral het saaie koersverloop leidden ertoe dat de finishes bergop jarenlang in de koelkast werden gestopt. In 1966 eindigde zelfs een etappe aan de voet van de Alpe d’Huez, in Bourg-d’Oisans – nu zou dat ondenkbaar zijn.

Weer zinderend scenario?

Dat ASO de (mogelijke) climax op een slotklim op de voorlaatste dag programmeert, is niet nieuw maar toch zeldzaam. Pas de derde maal na de Mont Ventoux (2009) en de klim van Annecy-Semnoz (2013). In andere edities sloop er steevast nog een vlakke rit en/of een lange tijdrit tussen het ultieme duel in de bergen en het defilé op de Champs-Elysées.

Deze heel korte etappe (110,5 km) over het mythische drieluik Télégraphe, Galibier en Alpe d’Huez is wel een kopie van die in 2011 (toen op een vrijdag). Wellicht hoopt parcoursbouwer Thierry Gouvenou op hetzelfde zinderende scenario: Alberto Contador en Andy Schleck gooiden toen al op de Télégraphe een houtblok op het vuur, terwijl Cadel Evans moest afhaken met materiaalpech. Het duo werd echter bijgehaald in de lange afdaling van de Galibier richting Alpe d’Huez. Daar pakte Pierre Rolland 14 seconden op Samuel Sánchez, 23 op Contador en 57 op een groep met Evans.

Voor Contador een minirevanche nadat hij de rit ervoor, op de andere zijde van de Galibier, vier minuten verloren had op winnaar Andy Schleck en anderhalve minuut op Evans. Die inzinking viel niet uit de lucht, want El Pistolero was leeggeschoten nadat hij eerder in de Giro iedereen had neergeknald. De vraag is of hij nu, bij zijn tweede poging om de dubbel te realiseren, wél fris genoeg zal zijn. Zeker na een heel zware Ronde van Italië, waarin hij goed, maar niet uitzonderlijk klom en op de Colle delle Finestre ook een plotse dip had. Anderzijds heeft Contador zijn voorbereiding beter kunnen plannen dan in 2011. Toen begon hij aan de Giro zonder zekerheid over zijn deelname aan de Tour. Bovendien is geen van de Grote Vier strategisch zo sterk en zo’n overlever als de Spanjaard.

Geraakt zijn benzinetank toch leeg, dan kan Nairo Quintana, 31 jaar na de zege van zijn legendarische landgenoot Lucho Herrera op Alpe d’Huez, de Colombianen misschien een nieuw delirium bezorgen. Door een achterstand om te buigen en alsnog het geel te pakken. Of door als berggeit gewoon de puntjes op de i te zetten, als heerser van deze (klim-)Tour.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content