Albertville – Saint-Gervais Mont Blanc: het gevecht om de podiumplaatsen

© AFP
Jonas Creteur
Jonas Creteur Sportredacteur bij Knack.

Wellicht zullen hij en zijn Skyploegmaats vandaag een vluchtersgroep laten wegrijden (met Thomas De Gendt?) en in de achtergrond treintjesgewijs alles controleren, in de hoop dat de renners die strijden voor een podiumplaats (Mollema, Yates, Porte, Quintana…) achter elkaar zullen beginnen rijden.

“De schoonheid van het ontdekken is niet het zoeken naar nieuwe landschappen, maar hen met een nieuwe blik bekijken.” De quote van de Franse schrijver Marcel Proust is zowat de baseline van deze Tour, en met name in deze rit. Over vier cols die, ofwel van een nieuwe zijde beklommen worden, ofwel nieuw zijn in de Tourgeschiedenis. In bovenal een landschap dat evenveel sportief als visueel spektakel moet bieden, met betoverende skylines rond het meer van Annecy en de Mont Blanc.

“De Tour rijdt in het mooiste stadion ter wereld en daar moet je van gebruikmaken”, aldus Christian Prudhomme, die niet toevallig de bijnaam Mister Hollywood kreeg, wegens zijn voorliefde voor mooie plaatjes. In zijn bureau hing zelfs lang een landkaart waar de Tourdirecteur met rode en blauwe spelden plaatsen prikte die aan zijn schoonheidsideaal voldeden en langs waar de Tour ooit eens moest passeren.

Onder meer dus de omgeving rond Europa’s hoogste berg, waardoor deze Tour bij de presentatie ook de Tour des Monts genoemd werd, na de Grand Départ aan de Mont Saint-Michel en de finish op de Mont Ventoux.

De aankomstplaats van deze etappe kreeg zelfs de naam Saint-Gervais Mont Blanc, terwijl de eindstreep in feite boven in Le Bettex ligt, een van de vier dorpjes van het mondaine skioord. Maar Saint-Gervais Mont Blanc klinkt natuurlijk sexyer.

Hoge berg/lage cols

De paradox is dat rond de 4808 meter hoge berg de cols geen superhoge toppen scheren. Boven de 1723 meter zullen de renners vandaag niet fietsen. Dat maakt deze bewust gekozen korte rit (slechts 146 kilometer) echter niet minder verraderlijk.

Van bij de start in Albertville mogelijk al meteen vuurwerk. Opwarmen voor de start is dus aangewezen, zo niet, dan dreigen ook de benen te ontploffen op de Collet de Tamié. Niet eens meetellend voor de bolletjestrui, maar wel 8,5 kilometer lang, heel smal en met enkele pittige stukken. Ideaal terrein voor de renners die de gele trui nog willen/kunnen bedreigen om ploegmaats vooruit te sturen, in de hoop dat die op het einde misschien van pas kunnen komen.

Na de Tamié volgen twee beklimmingen met dezelfde voornaam: de Col de la Forclaz de Montmin (9,8 kilometer aan 6,9%, rond de boorden van het meer van Annecy) en de Col de la Forclaz de Queige (5,6 kilometer aan 7,8%).

Ook in de 17e etappe richting Finhaut-Emosson lag er al een Forclaz op het traject en dat is niet toevallig, want Forclaz, afkomstig van het Latijnse Furcula (kleine vork), werd vroeger in de Savoie en in Romandië gebruikt als synoniem voor ‘smalle doorgang op een col’.

Smal zijn ook deze twee beklimmingen, met vooral een zeer bochtige afdaling van de tweede richting voet van de Montée de Bisanne, na 84 kilometer. Die heet eigenlijk de Signal de Bisanne, maar dat is een doodlopende straat, waardoor de renners de twee laatste, steilste kilometers (plus 10%) niet naar boven moeten klauteren. Al zullen sommigen op de voorafgaande 12,4 kilometer aan 8,2%, met 13 haardspeldbochten, ook al tussen hun kader hangen, zeker op het tweede deel.

Wie echter nog adem over heeft, kan hier een offensief lanceren: na de afslag volgt immers de korte afdaling naar de top van de bekendere Col des Saisies, en daarna de echte, zéér snelle afzink naar Megève.

Van daaruit gaat het verder naar beneden – de omgekeerde richting van de klimtijdrit van gisteren. Vooruitgestuurde luitenanten kunnen hier hun diensten bewijzen voor ze in Saint-Gervais de slotklim aanvatten (9,8 kilometer aan 8%).

Op het begindeel, de Côte des Amerands, waarvan de eerste kilometer al meteen 12,9% richting hemel knikt, kan/zal definitief blijken wiens benen uitgedoofd zijn of nog lava kunnen spuwen. Het middenstuk vlakt wel iets af, maar de laatste vier kilometer lopen weer steil omhoog, richting finish in Le Bettex.

Totaal nieuw is deze klim wel niet, want in de Dauphiné – zoals al vermeld de testwedstrijd voor de Tour – snelde Chris Froome er in 2015 als snelste naar boven, 17 seconden voor Tejay van Garderen.

Wellicht zullen hij en zijn Skyploegmaats vandaag een vluchtersgroep laten wegrijden (met Thomas De Gendt?) en in de achtergrond treintjesgewijs alles controleren, in de hoop dat de renners die strijden voor een podiumplaats (Mollema, Yates, Porte, Quintana…) achter elkaar zullen beginnen rijden.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content