‘Beste Tom’: een brief aan de hogepriester van de koers

© BELGAIMAGE

Onze wielerspecialist Jonas Creteur, schreef een persoonlijke afscheidsbrief aan Tom Boonen.

Beste Tom,

we hebben het ons de voorbije weken vaak afgevraagd. Hoe jij je voelde, overspoeld door die tsunami van verheerlijkende superlatieven, een collectieve golf van verloren redelijkheid. Eddy Planckaert die je “de beste renner na Eddy Merckx” noemde, schrijver Dimitri Verhulst die je als “de hogepriester van de religie wielrennen” omschreef, zelfs de doorgaans bloedserieuze Martine Tanghe die in Het Journaal, met het bericht over de 72 doden na de gifgasaanval in Syrië, breed glimlachend het sportnieuws inleidde met de melding dat het “nog drie keer slapen” was voor jij je allerlaatste koers zou rijden.

Het leek ook slechts een formaliteit: zoals Jezus op Palmzondag bij zijn blijde intocht in Jeruzalem werd toegejuicht, zo zou jij in de velodroom van Roubaix bejubeld worden na een vijfde triomfantelijke kruisweg door de Hel. En zo zou jij, nog voor Pasen en Hemelvaart, definitief ten hemel opstijgen – Michel Wuyts gaf je zelfs zéventig procent kans op de zege.

Anderzijds was er die voorspelling in dit magazine van je altijd klaar kijkende vader André: “Roubaix zie ik Tom niet winnen.” Omdat je volgens André veel te veel geviseerd zou worden en nooit in koers zou raken. Zo geschiedde het ook, de zogenaamde “anticlimax” waarbij je “teleurstelde” – zo luidde het althans maandag in sommige kranten. Al was het laffe koersen van John Degenkolb en co, dixit jezelf, niet de hoofdreden waarom je uitgerekend als dertiende eindigde. Wel omdat de ooit zo verwoestende Tornado in jou de tegenstand niet meer kon wegblazen zoals vroeger, zeker geen jongere wervelwinden als Greg Van Avermaet. Dat zei je zélf al vooraf – “Mijn conditie is bijlange niet meer wat ze geweest is” – en dat gaf je ook achteraf toe: “Ik voel al sinds vorig jaar dat het tijd is (om te stoppen).”

Op je 36e, na zo talloze valpartijen en evenveel comebacks, is dat allerminst een schande. Zelf had je dan ook geen greintje spijt van je beslissing. Na de finish was je zelfs “blij dat je er geraakt was”, op de piste. Verlost van de risico’s, de pijn, maar vooral van de immense druk op jouw schouders. Al op je áchttiende zei je dat van “druk steenkool diamant wordt” en ook de voorbije weken leek je in alle hectiek geen krimp te geven, maar ingewijden wisten beter. Zoals je afgelopen winter tegen Johan Museeuw in de toiletten van het Kuipke, tijdens de Gentse Zesdaagse, vertelde: “Ik snák naar rust.” Rust, om eindelijk een gewóón mens te zijn, een mens die “straks rustig ziek kan worden, zonder dat het land op zijn kop staat”.

Het deed ons terugdenken aan het dubbelinterview dat we met jou en Museeuw in februari 2010 hadden. Je begreep niet, zei je, hoe alles rond jou van staatsbelang was. “Ik ben maar een simpele coureur die af en toe een koers probeert te winnen. Ik verbeter de wereld niet. Sport is sport, je moet het niet groter maken dan het is.”

In datzelfde interview sprak je, na twee turbulente jaren met drie cocaïneplasjes, ook over je herwonnen liefde voor de fiets. Over hoe je er meer dan ooit alles voor deed, minstens evenveel voldoening haalde uit de weg naar en de voorbereiding op de zege dan uit de triomf op zich. Zoals je ook de voorbije maanden het meest genoot van je eenzame, spartaanse trainingen in Calpe, waar zelfs je vader grote ogen van opzette.

Een passie voor de fiets die, samen met je persoonlijkheid, vele collega’s inspireerde. Opvallend talrijk waren ze, de tweets en dankbetuigingen de voorbije week, van Mark Cavendish over Peter Sagan tot André Greipel. Over hoe je voor hen een idool bent geweest, als renner én als mens, veel meer dan de (in het peloton) als meer hautain beschouwde Fabian Cancellara. Of zoals een supporter het zondag, ondanks je ‘nederlaag’, mooi verwoordde: “Tom moet niet altijd winnen om Tom te zijn.”

Evenzeer als om je sportieve successen zullen ook wij je zo herinneren. Als de ‘gewone mens’ die, bij het begin van het dubbelinterview met Museeuw, voor die jonge, onbekende journalist een plat waterke ging halen aan de bar én uitschonk. Of om die keer toen we, na een interview in een hotel in Gent, toevallig op elkaar botsten in de toiletten en je tips gaf hoe we het best, met welke versnellingen, in een dikke laag sneeuw naar huis konden rijden.

Net dat gebrek aan vedettekapsones is de reden waarom er zo veel mensen met jou hebben meegeleefd richting je laatste koers, meer dan je ooit zelf had durven te vermoeden. Misschien heb je de voorbije weken weleens teruggedacht aan die uitwaaitocht met de fiets nadat je, in juni 2008, voor het eerst betrapt werd op cocaïne. Aan de onbekende, oude vrouw die je toen op een verlaten boswegje tegenkwam en die je tien minuten lang moed insprak. Dat je “nooit mocht opgeven” en dat “het volk altijd achter jou zou blijven staan”, waarop je met tranen in de ogen naar huis fietste. Ook al kleurde je daarna nog twee keer buiten de (cocaïne)lijntjes, dat wielervolk blééf massaal achter jou staan, nog acht jaar lang, tot zondag in Roubaix. Meer dan gelijk welke triomf is dat misschien wel je grootste overwinning.

“Ik hoop dat ze genoten hebben van mijn carrière. Ik heb mijn best gedaan. Meer kon ik niet doen”, zei je zondagavond, zichtbaar opgelucht. Ook al zal je allicht nooit helemaal een bestaan als ‘gewone mens’ kunnen ervaren, de rust waar je naar snakte zal nu wel langzaam terugkeren.

Het is je gegund. Zelfs de buikgriep, zonder dat het land op zijn kop staat.

Met vriendelijke groet,

Jonas Creteur

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content