Klopt het cliché over Milaan-Sanremo?

© Belga Image
Jonas Creteur
Jonas Creteur Sportredacteur bij Knack.

Voor de 110e keer wordt zaterdag Milaan-Sanremo gereden, de klassieker die het makkelijkst is om uit te rijden, maar de moeilijkste is om te winnen. Althans zo luidt het cliché. Klopt dat?

Een criterium om de lastigheidsgraad van een koers te bepalen is het percentage aangekomen renners. Sinds 2012 bedraagt dat in de Primavera gemiddeld 80 procent. Een getal dat hoger had kunnen liggen, want in 2013 en 2014 finishten er ‘slechts’ 68 procent en 57 procent (door de vele sneeuw in 2013, en een hele dag regen in 2014).

De Milaan-Sanremo van 2017 was daarentegen zowat de ‘makkelijkste’ editie ooit (na een heel traag begin door de tegenwind, en bij droog weer): 195 van de 200 gestarte renners (97,5 procent) bolden over de finish aan de Bloemenrivièra. En ook vorig jaar lag dat percentage van renners die de Via Roma haalden heel hoog: 164 op 175 (94 procent).

Cijfers die een stuk hoger liggen dan die van andere voorjaarsklassiekers/monumenten (op basis van de laatste zeven edities, sinds 2012).

Verrassend is dat het laagste percentage van gefinishte renners niet op naam staat van Parijs-Roubaix (59 procent), maar op dat van de Ronde van Vlaanderen (sinds de verschuiving van de aankomst naar Oudenaarde in 2012), met gemiddeld 58 procent.

Niet toevallig wordt die nieuwe lussenfinale met het duo Oude Kwaremont/Paterberg als zeer lastig beschouwd, nog meer dan vroeger over de Muur/Bosberg. De nabijheid van de aankomst in Oudenaarde nodigt ook uit om vroeger af te draaien richting de teambus, in tegenstelling tot een koers in een rechte lijn, zoals Parijs-Roubaix.

Op drie volgt de Amstel Gold Race met 61 procent finishers (ook een lussenparcours), en op vier (ondanks de meeste hoogtemeters) Luik-Bastenaken-Luik met 69 procent.

Veel láger is het percentage in de Ronde van Lombardije (41 procent), maar dat ligt, nog meer dan aan het vele klimwerk, vooral aan het oktoberitis-syndroom, of renners die naar het einde van het seizoen snakken en massaal vroegtijdig afstappen.

Dat in Vlaanderens Mooiste en in de Hel de meeste renners opgeven, heeft natuurlijk deels te maken met de grotere kans op materiaalpech (zeker in Roubaix). Maar ook door het koersverloop, met een peloton dat rapper in stukken valt.

In Milaan-Sanremo, de Amstel en in LBL was het de jongste jaren meer dan ooit wachten op de ultieme beslissing. In de Primavera (weliswaar al langer) op de Poggio en/of op de massasprint, in La Doyenne zelfs nog ná Saint-Nicolas, op de laatste helling richting finish in Ans, en in de Gold Race op de laatste Caubergbeklimming. Althans tot 2016, want de organisatie hertekende de finale in 2017, met de Cauberg op 19 km voor de eindstreep, om de koers vroeger open te breken.

De afwachtingsprocedure in die twee laatste klimklassiekers blijkt uit het aantal renners binnen de 30 en 60 seconden in de uitslag (van de laatste zeven edities): gemiddeld 16 en 27 in Luik en 22 en 35 in de Amstel. Door de aanpassing van het parcours arriveerden in de twee voorbije edities van de Gold Race wel slechts 7 en 9 renners binnen de halve minuut na winnaar Philippe Gilbert en Michael Valgren – een geslaagde zet dus. Geen toeval dat nu ook in LBL de aankomst is verlegd van het schreeuwlelijke Ans naar het centrum in Luik, met een vlakke finish.

In Sanremo liggen, sinds 2012, die getallen nog hoger: gemiddeld 41 en 49 renners binnen de 30 en 60 seconden van de winnaar. Wat de stelling bevestigt van de Primavera als de moeilijkste koers om te winnen, wegens veel meer renners die tot in de slotkilometer kans maken op een zege, van punchers tot sprinters.

In 2017 en 2018 slaagden respectievelijk Michal Kwiatkowski/Peter Sagan/Julian Alaphilippe en Vincenzo Nibali er wel in om weg te rijden op de Poggio – een zeldzaamheid de jongste twee decennia -, aan de finish hadden ze amper 5 (Kwiatkowski na een sprint) en… 0 seconden (Nibali, solo) voorsprong op een groep van 50 en 18 renners.

Een totaal ander beeld in de Ronde van Vlaanderen: gemiddeld 5 coureurs binnen de halve en 17 binnen de minuut van de winnaar. Dat laatste cijfer wordt bovendien opgekrikt door de editie van 2012, de eerste op het nieuwe lussenparcours, toen er uit schrik voor het onbekende heel afwachtend gekoerst werd en er 48 coureurs binnen de 60 seconden arriveerden, na winnaar Tom Boonen.

Ongeveer vergelijkbare cijfers in Parijs-Roubaix sinds 2012: gemiddeld 8 renners binnen de halve minuut, 14 binnen de minuut. Alleen het aantal binnen de 2 minuten verschilt sterk: 28 in de Ronde, 17 in Roubaix. In de Hel is het kransje kasseispecialisten immers nog kleiner dan in Vlaanderen, waardoor de rest van het peloton op grotere achterstand binnenkomt, al dan niet ook achteruitgeslagen door materiaalpech.

Conclusie: het cliché over Milaan-Sanremo klopt, de Ronde en Parijs-Roubaix bekampen elkaar in de strijd om de titel van lastigste voorjaarsklassieker (om uit te rijden).

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content