Koersende boerenzoon Yves Lampaert: ‘De boerenstiel is zoals koersen: wie stilstaat, gaat achteruit’

© Belga Image
Jonas Creteur
Jonas Creteur Sportredacteur bij Knack.

De tweevoudige winnaar van Dwars door Vlaanderen steekt ook af en toe nog een handje toe op de ouderlijke boerderij in Ingelmunster. In november gaf hij Sport/Wielermagazine er een inkijk in zijn bestaan als koersende boerenzoon.

Dit artikel verscheen eerder in de Wielergids van Sport/Voetbalmagazine

“Kun je een uurtje later komen? Rond 9.30 uur?”, sms’t Yves Lampaert de dag voor de afspraak. Hij moet die avond naar de uitreiking van de Flandrien in Oostende en wil graag uitslapen. Wanneer de Ingelmunsternaar ons echter de volgende morgen begroet, blijkt dat toch te zijn tegengevallen. Slaperige lodderoogjes, na een (te) korte nacht. “Om één uur in bed, maar bij mijn vriendin in Pittem. Die moest al om zeven uur op, om te gaan werken, en ik dus ook. Terwijl ik soms tot tien uur per nacht slaap – meestal van 22 uur tot 8 uur. Het voordeel van profcoureur te zijn, hé.

“Ik kan ook overal en direct indommelen, zelfs in de bus na de koers. Tim De Clercq, met wie ik meestal op de kamer lig, is daar erg jaloers op. Als ik al lang lig te dromen, tuurt hij vaak nog naar het plafond”, lacht Lampaert terwijl hij zijn ontbijt klaarmaakt: een mix van muesli, havermout en noten met melk. “En schrijf er maar bij: van de Lidl, onze cosponsor!” De lach maakt even gespeeld plaats voor verontwaardiging wanneer hij de Flandrien-pagina’s in Het Nieuwsblad doorbladert en wijst op zijn foto in galakostuum. “Ze hebben Astrid (Yves’ vriendin, nvdr) ervan gesneden! Ze was niet content, hoor.”

De Quick-Steprenner heeft zich niettemin geamuseerd. “Ik ga graag naar zulke uitreikingen. Sommige collega’s blijven er weg, maar je moet dat doen, vind ik. Het wielrennen in Vlaanderen leeft nog altijd mede door de vele media-aandacht, waardoor sponsors in beeld komen en wij, renners, een mooie boterham verdienen.”

Die uitreikingen en de (vele) invitaties na zijn successeizoen, met winst in Dwars door Vlaanderen en een ritzege in de Vuelta, hebben echter ook een schaduwkant, zegt Lampaert. “Als ik wil, kan ik elke dag ergens naartoe: het eetfestijn van een jeugdrenner, de opening van een winkel, de instuif van de nieuwe woning van Victor Campenaerts in Leuven… Ik zeg dikwijls neen, maar soms kan ik niet weigeren: morgen een praatavond in het Centrum van de Ronde van Vlaanderen, de twee volgende vrijdagen een etentje met het bestuur van mijn supportersclub en een kaarting, maandag de voorstelling van het parcours van Dwars door Vlaanderen, donderdag te gast op de theatervoorstelling van Begijn Le Bleu in Koksijde, ook nog een huldiging op mijn vroegere school…

“Ik trek wel een grens: vanaf december doe ik, op de uitreiking van de Kristallen Fiets na, niets meer. Op den duur voel je je veeleer een circusclown dan een coureur, hé. Lastig, om mensen te ontgoochelen, maar ik moet nog trainen én slapen, hé. Jammer dat je dan soms als een dikke nek wordt bestempeld. Sommigen zeggen het zelfs recht in je gezicht.

“Ook sommige supporters begrijpen niet altijd dat ik intussen een ‘internationale’ coureur ben, en niet meer alle kersmiskoersen in de streek kan rijden. ‘Je bent toch thuis, waarom start je niet?’ Terwijl enkele dagen later een WorldTourkoers op mijn programma staat… En alleen wat startgeld oprapen en halverwege opgeven, dat doe ik ook niet. Soms is het wel een dilemma: verknocht zijn aan eigen streek, maar daar toch afstand van durven te nemen.”

Helpen op de boerderij doet me nog eens beseffen wat voor mooi leven ik heb, als profcoureur.

Dat lukt de West-Vlaming aardig: de boerenzoon is intussen een wereldburger, die geniet van de feeërieke omgevingen waarin hij af en toe koerst. “Fietsen langs de Great Ocean Road (nabij Melbourne, in de race genoemd naar Cadel Evans, nvdr): fénomenaal, net als in de adembenemende landschappen in Noorwegen. Ook races in prachtige steden als Montreal en Québec hebben iets speciaals. Of in Saitama in Japan, waar ik in 2015 nog een criterium gereden heb. Tegen zulke invitaties zeg ik nooit neen. Als je de wereld kunt zien, moet je dat meenemen.”

Het enige nadeel, zegt Lampaert: de vele vliegtuigreizen. “Die komen soms mijn strot uit, zeker dat lange wachten. Daarom trok ik na het seizoen met Astrid alleen drie dagen naar Parijs. Had geen zin om wéér een vliegtuig te nemen. Bovendien ben ik ook heel graag thuis.” Waarop ma Carine (57) hem plagend over het hoofd aait. “Hij is zo graag bij zijn moeder, hé.”

Lampaert knikt, terwijl hij, als slot van zijn ontbijt, een appeltje snijdt: “Hotel mama, een luxe, hé. Op de tafel afruimen en eens afwassen na hoef ik niets te doen.” Toch zal hij allicht nog dit jaar op eigen benen staan. “Ik heb vorig jaar wel een huis gekocht, maar blijf tot de zomer – afhankelijk van een deelname aan de Tour – nog hier wonen. Ik sta voor een heel belangrijk jaar, allerhande beslommeringen mogen me niet afleiden. Alleen zo kan ik optimaal trainen én presteren – ik ben geen rastalent als Sagan, hé.”

‘Muur van schaamte’

Zo vat Lampaert zijn zesde profseizoen aan. Als ploegmaat van de renner die – zo ontdekken we bij het begin van de rondleiding – op een poster in zijn slaapkamer staat: “Philippe Gilbert! Een foto van toen hij wereldkampioen werd in 2012 en ik nog bij de beloften koerste. Toch bijzonder, dat net híj vorig jaar voor mij de rode loper in Dwars door Vlaanderen uitrolde.”

Een ander, kostbaarder, aandenken: een grote beker, met daarrond een dikke bundel medailles. Niet gewonnen als renner, maar in het judo, de sport die de Ingelmunsternaar in zijn jonge tienerjaren beoefende en waarin hij zelfs de Belgische titel bij de cadetten veroverde. “Hier, neem eens vast. Zwaar, hé. Je kunt er een ijzerwinkel mee beginnen”, grapt Lampaert, die veel te danken heeft aan zijn periode op de tatami. “Naast de boerderij heb ik ook daar discipline gekweekt, en leren afzien. Zeer intensieve trainingen immers: altijd man tegen man, van de ene hoek naar de andere gegooid worden… Misschien blink ik daarom nu uit in het tijdrijden, want daarin ga je continue tegen en net over je limiet. Een van mijn grote kwaliteiten zelfs, vooral in lange koersen: door die muur van pijn knallen. Bluven skarten, ja. (lacht) Zoals tijdens die solo in Dwars door Vlaanderen. Al was dat ‘plezant’ afzien, omdat ik me zo sterk voelde en ik de finish kon ruiken.

“Op andere momenten is het minder leuk. Zoals in de Vuelta, toen ik door de adrenaline na mijn ritzege – voor een keer – de slaap niet kon vatten. Na een nacht van amper vier uur moest ik, in mijn eerste en enige dag in de leiderstrui, meteen enkele cols in Andorra naar boven klauteren. Of beter: strompelen. Dan vraag je je weleens af: wat doe ik hier in godsnaam?” (lacht)

Afzien betekent ook: veel rusten. En dus is helpen op de boerderij – waar bloemkolen, courgettes, prei en savooien worden geteeld – een uitzondering geworden. “Een groot verschil met mijn jeugdjaren, of met mijn periode bij Topsport Vlaanderen. Toen deed ik hier bijna elke dag iets. Als belofte of beginnend prof kon ik me immers nog een snipperdag permitteren. Bij Quick-Step moet ik er echter élke koers staan, meer trainen ook. En dus heb ik die rust, dat lang slapen zeker nodig. Tijdens het seizoen doe ik niets meer, in deze rustperiode af en toe nog een uurtje of twee. Gisteren bijvoorbeeld: prei wassen, sorteren en op de band leggen. Wat moet ik anders de hele dag uitrichten? Een PlayStation heb ik niet, hoor.” (lacht)

En, zegt Lampaert: “Helpen op de boerderij doet me nog eens beseffen wat voor mooi leven ik heb, als profcoureur. Natuurlijk zie ik ook soms af, maar ik ben vrij om te trainen wanneer ik wil. En ik krijg er erkenning voor. De reden waarom ik het judo heb laten vallen voor de fiets. Toen ik als judoka een toernooi won, kraaide daar geen haan naar – een Flandrientrofee bestaat daar niet, hé. Daarom heb ik ook zo veel respect voor mijn ouders. Voor hun harde werk werden ze in deze moeilijke stiel niet altijd evenredig beloond. En toch bleven ze al die jaren doorbijten. Chapeau. Ik zeg het misschien te weinig, maar ik ben even trots op hén als zij op mij.”

Zelf zal Lampaert wel niet in de boerderij stappen. “Mijn broer Jens (28) heeft intussen alles overgenomen, want mijn vader kon het zware werk op zijn 61e niet eeuwig blijven volhouden. Ik heb nochtans een bachelordiploma agro-industrie, maar die studie (aan de VIVES Hogeschool in Roeselare, nvdr) ben ik gestart toen ik nog belofte was, zonder concreet uitzicht op een bloeiende profcarrière. Ik wilde dus absoluut iets achter de hand hebben, mocht ik als renner mislukken. Dat loopt nu gelukkig goed, en wil ik zo lang mogelijk volhouden. Wat daarna? In de koers blijven? Iets doen in de landbouwsector? Misschien een combinatie van: door bijvoorbeeld zelfstandig tuinaanlegger te worden en me daarnaast met een jeugdploeg bezig te houden. Die beslissing zal ik binnen een jaar of tien wel nemen – hoop ik toch.”

Bijnaam naar tractor

Tijd voor een rondleiding buiten op de boerderij, alle gebouwen en (gepachte) gronden inbegrepen zo’n 50 hectare groot. In de garage naast het woongedeelte een van Lampaerts favoriete vervoermiddelen: een brommertje, een Honda Dax. “125 cc, maar het trekt vlug op. Bert Vanlerberghe (renner bij Cofidis, nvdr) was hier vorige week met zijn Vespa, en ik heb hem in een wedstrijdje – zo snel mogelijk van het begin van de koer naar de straat – er drie keer opgelegd. Ik zou graag ook een echte crossmotor kopen, maar pas ná mijn carrière. Te gevaarlijk nu. Ik ken mezelf, ik zou me meteen Stefan Everts wanen.” (lacht)

Wat verder het voertuig, een tractor, waaraan Lampaert zijn bijnaam heeft te danken. “Tractoren hebben me altijd gefascineerd. En mijn favoriete merk, wat we hier ook op de boerderij gebruiken, is John Deere. Zo noemen ze mij binnen de Quick-Stepploeg, en het is ook mijn schuilnaam op Strava. Als John Deere zette ik op verschillende hellingen toptijden neer. Wie zou dat zijn, vroegen velen zich af. (lacht) Intussen weet iedereen dat het mijn pseudoniem is. Van ploegleider Brian Holm heb ik zelfs een John Deere-pet gekregen – een artikel van de merchandisinglijn.”

Als een autofreak die over de nieuwste Ferrari praat, bejubelt de boerenzoon de eigenschappen van de tractor. “Met gps: je kunt de breedte tot op vijf centimeter nauwkeurig instellen. Alleen om te draaien is er een bestuurder nodig. Of ik zelf kan rijden? Tuurlijk! Al van mijn acht jaar. Al moest ik toen wel rechtstaan, mijn beentjes waren te kort om aan de pedalen te raken. (lacht) Je had toen nog geen rijbewijs nodig om van de boerderij naar het land te rijden. Zonder accidenten, gelukkig. Tenzij met de wagen, want mijn vader leerde me op die leeftijd, hier op de koer, ook rijden met onze oude Renault. Toen hij zei ‘remmen’, duwde ik echter op het gaspedaal. Knal op een bloembak. In duizend stukken! Vader, moeder, broer, zus – ze zaten allemaal in de wagen – gierden van het lachen. Maar op mijn achttiende heb ik wel probleemloos mijn rijbewijs behaald, voor de tractor, én de auto.”

Toch duurde het tot vorig jaar eer Lampaert zijn eerste eigen auto kocht. “Ik heb wel lang rondgecrosst, hier ook op het land, met een stokoude Volkswagen van slechts 150 euro. Nu rijd ik met een Mercedes GLC Coupé. ‘Iets’ duurder, maar ik heb lang gewacht, dus mocht die eerste auto iets kosten. Wel een occasie, want ik blijf voorzichtig omspringen met mijn centen. Meegekregen van mijn ouders, ja.”

Specialiseren

Daarom kocht de West-Vlaming in 2017 ook een oud huis, om te renoveren. “Veel goedkoper dan een nieuwbouw, én met meer grond erbij. Al ben ik wel geschrokken van de kostprijs van de stielmannen tegenwoordig. Ik weet dus waarvoor gekoerst. Misschien om later ook nog een appartement te kopen, en dat te verhuren. Maar eerst nog wat sparen”, zegt Yves, waarna hij ons meeneemt naar een land, op zo’n twee kilometer van de boerderij. Onderweg passeren we voorbij zijn aanstaande woning. Niet toevallig dicht bij huis. “Zo kunnen ik of mijn ouders makkelijk eens binnenspringen.”

Op het land is broer Jens druk bezig met bloemkolen uit te snijden. Bestemming: de veiling in Roeselare. “Uitzonderlijk, meestal leveren we aan de diepvriesindustrie.” Stappend door de modder, wijst Lampaert – duidelijk een kenner – op een bloemkool. “Zie je dit papperig stukje? De schade van de nachtvorst van gisteren. Kolen, en zeker het gedeelte dat de bladeren niet bedekken, zijn er heel gevoelig voor.”

Vorige week stond de Quick-Steprenner hier zelf nog op het land. “Een goeie fitness- en stabilisatieoefening, constant gebogen op oneffen grond. Het zweet liep over mijn rug, want ik kon mijn broer amper volgen. Ik, een prófatleet… ‘k Was er een beetje kleine van”, geeft Lampaert toe. Weinig Belgische arbeiders die dat harde werk zelfs nog willen doen, betreurt hij. “In de drukste oogstmaanden wonen twee Roemenen bij ons in, in de vroegere melkstal. Hier vinden we niemand meer…”

De beslissing om melkkoeien te verkopen en te focussen op groenten, heeft vader Jean al ruim vijftien jaar gemaakt. “Zoals je je in de koers niet én op klassementen in grote rondes én op kasseiklassiekers kunt concentreren, moet je je ook in de boerenstiel specialiseren. En blijven investeren in het allernieuwste materiaal – zoals die John Deere-tractoren. Want wie stilstaat gaat achteruit. Dat kost stukken van mensen, ja. Wanneer heeft een boer veel geld? Als hij in zijn kist ligt, en het allemaal achterlaat.”

Voor we huiswaarts keren, wijst Lampaert nog op een grote villa, aanpalend aan de landbouwgrond. “Acanthus, de grootste erotische privaatclub van de Benelux! De auto’s, veel met Franse nummerplaat, staan hier vaak honderden meters ver. Ik ben er wel nog niet binnen geweest, hoor.” (lacht)

Prei als prijs

Terug in de ouderlijke boerderij staat ma Carine klaar met een grote kom preisoep. “We eten weleens een frietje,” bekent Yves, “maar meestal gewone Vlaamse boerenkost. Aan groenten geen gebrek, hé. Op de jaarlijkse quiz van mijn supportersclub Forza Lampaert krijgen alle deelnemers van ons zelfs een grote bundel prei. Een ‘rare’ prijs, maar mensen zijn daar heel content mee. Back to basics.”

Door die gezonde voeding is Lampie – zijn andere bijnaam – zelfs na een rustperiode van ruim drie weken amper bijgekomen. “Anderhalve kilo. Ik let er wel op, want ik verdik rap, zeker als ik niet train. Nog een voordeel van mee te helpen op de boerderij.”

Na twee borden zeer smakelijke soep: tijd voor een rustige, korte training. Lampaert heeft eergisteren immers al een zeer stevige oefensessie op de piste van de Gentse Blaarmeersen afgewerkt, onder begeleiding van coach Tom Steels en in het gezelschap van Quick-Stepploegmaats als Iljo Keisse, Dries Devenyns, Laurens De Plus en Tim De Clercq. “Vaste prik in de winter. Op maandag en vrijdag, aangevuld met kracht- en stabilisatieoefeningen. Daarnaast heb ik al twee toertochten met de mountainbike gedaan, en twee stevige trainingen op de weg.”

Maar nu dus op het gemak. Nadat we ons hebben omgekleed in een met kampioenentruien en bekers opgefleurde ‘koerskamer’ – waar de Ingelmunsternaar al zijn fietsbenodigdheden opbergt – halen we niettemin gemiddeld ruim 30 kilometer per uur. En zo laten we, om zelf nog wat adem over te houden, vooral Lampaert praten.

Over zijn wegenkennis – “Dankzij mijn gps leer ik nog altijd nieuwe baantjes kennen.” Over de slechte, met putten gelardeerde, fietspaden in Vlaanderen – “Je zou voor minder soms op de weg rijden.” Over verkeersagressie, wanneer een bestuurder ons de weg afsnijdt – “Het wordt steeds erger.” Over fietsen bij 5 graden, zoals vandaag – “Véél liever dat dan de 40 graden in de Vuelta.” Over Steels en Peeters, het complementaire ploegleidersduo bij Quick-Step. “Tom is zeer rustig, Wilfried emotioneler.” En over De Melkerie, zijn trainingsgroep met Jens Debusschere, Tim De Clercq, Jonas Rickaert, Stijn Steels, Bert Vanlerberghe en Pieter Vanspeybrouck. “Een goeie bende, we motiveren elkaar. Ons afspreekpunt? Café De Wante, op een kilometer van onze boerderij. De anderen moeten van verder komen, dus doe ik vaak achteraf nog een toertje in mijn eentje, om aan genoeg kilometers te raken.”

Terug op de boerderij heeft moeder Carine het middagmaal klaargemaakt: peterseliepuree met kip, champignons en paprika. Zoonlief, en de journalist, laten het zich erg smaken. Steeds meer begrijpen we waarom Lampaert (voorlopig) nog thuis woont. Hier voelt hij zich het meest op zijn gemak en komt hij het meest tot rust. (Lang) slapend, prei wassend, rondcrossend op zijn brommertje en fietsend door het vlakke West-Vlaamse land.

Of zoals zangeres Claire in haar liedje Vreemde Vogels – tijdens de lunch in de achtergrond klinkend op Radio 2 – het omschrijft: “Een paradijs waar alles voor het eerst begon.”

Beschaafd/West-Vlaams praten

In 2016 kreeg Yves Lampaert de Gouden Gerrit, een trofee genoemd naar het dialect sprekende typetje van het tv-programma In de Gloria, voor de persoon die “het West-Vlaams naar hogere sferen tilde”. Te danken aan zijn intussen legendarische skarten-quote van na Parijs-Roubaix 2015. “Het blijft me achtervolgen. Nog altijd roepen mensen me voor de start toe: ‘Yves, goe skarten é!’ Zolang ze het niet in het belachelijke trekken, vind ik dat wel schoon. Al probeer ik in een tv-programma als Extra Time Koers beschaafd te praten. Want mocht ik de héle tijd in’t West-Vloms klappen, dan zouden de mensen denken dat ik achterlijk ben. (lacht) Maar als ik in volle emotie na een koers toch eens wat platter praat, zal ik me daar nooit voor schamen.”

Weinig stress

Yves Lampaert staat voor een zeer belangrijk jaar, maar kan zonder veel stress koersen. “Een droompositie, in de luwte naast Gilbert, Gaviria, Stybar, Terpstra… Zelfs na mijn zege in Dwars door Vlaanderen eis ik niets – dat is ook niet de ploegfilosofie. Mijn rol blijft dezelfde: als ik in een vroege vluchtersgroep zit die lang standhoudt, moet ik niet meerijden. Indien niet, dan breek ik mee de finale open. En als de concurrentie dan bijvoorbeeld het wiel van Gilbert viseert – zoals in Waregem vorig jaar -, dan kan ik ook winnen.

“Hoog van de toren ga ik zeker niet blazen. Liever een loyale teamgenoot die altijd zijn werk doet – voor gelijk wie -, dan een pseudokopman die voorspelt dat hij koers x en y zal winnen, maar telkens tekortschiet. Dat maakt me in de ploeg allicht zo geliefd. Ik jank nooit als ik op kop moet rijden. En als je dat dan ook nog eens heel ráp doet, dan dwing je respect af.

“In tegenstelling tot mijn eerste jaar bij Quick-Step zeg ik nu ook mijn gedacht. Toen Niki Terpstra in de EnecoTour zich afzijdig hield omdat hij naar eigen zeggen heel goed was, maar in de finale toch moest lossen, heb ik hem ronduit verteld dat ik ontgoocheld was in hem. Niki gaf dan wel grootmoedig zijn fout toe. Eerlijk zijn, zo raak je in een ploeg, en in het leven, het verst.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content