Sallanches – Megève: klimtijdrit zoekt opvolger voor Armstrong

© BELGAIMAGE
Jonas Creteur
Jonas Creteur Sportredacteur bij Knack.

Met de eerste klimtijdrit sinds 2004 staat er op de Belgische nationale feestdag een zeldzame proef op het programma, maar aardverschuivingen in het algemene klassement zal die niet teweegbrengen.

Sneeuw, dichte mist en vriestemperaturen op de top van de Alpencols. En toch werden op 28 juli 1939 de Tourcoureurs om twéé uur ’s náchts uit hun bed gelicht, om twee uur later aan een moordend drieluik te beginnen: een rit in lijn van 126 kilometer, over de Galibier, daarna een klimtijdrit – de allereerste in de Tourgeschiedenis – van 64 kilometer over de Iseran, en als slot een ‘gewone’ etappe, van 103 kilometer.

Na het eerste deel, dat wínnaar Pierre Jaminet aflegde in ruim vijf uur, moesten zijn half onderkoelde collega’s na een halfuur weer vertrekken, deze maal één na één. In nóg slechter weer, want boven op de 2770 meter hoge Iseran geselde een blizzard hun ijsblokjes zwetende lijven. En dan moesten ze nog de gevaarlijke afdaling richting finish, over kiezelwegen, aanvatten. De stoof in het lichaam van geletruidrager Sylvère Maes brandde echter zo hard dat hij de concurrentie op vier minuten fietste. Zijn gemiddelde, ondanks de omstandigheden, liefst 33,4 kilometer per uur.

Die klimtijdritprimeur kreeg niet meteen een vervolg, want het duurde tot 1958 eer de Tourorganisatie er weer een inlaste, op de Mont Ventoux, met Charly Gaul als winnaar. En pas vanaf eind jaren zeventig lag zo’n chronoproef bergop geregeld op het parcours: in 1979 en 1983 zelf twee in één editie. Lucien Van Impe won in 1983 de laatste, van Morzine naar Avoriaz, nadat hij tussen die twee Alpendorpen zes jaar eerder ook al in zijn eentje de snelste was geweest.

Armstrong bedreigd

Nadat er begin jaren negentig nog vier klimtijdritten plaatsvonden, verdween de specifieke discipline vanaf de eeuwwisseling naar de achtergrond. Nog slechts twee: die naar Chamrousse in 2001 en naar L’Alpe-d’Huez in 2004, twee keer spek voor de grote bek van Lance Armstrong.

Beide beklimmingen had hij dan ook minutieus verkend: de Alp zelfs tien keer in drie dagen. Maar niet achtmaal in één dag, zoals werd verteld. Een mythe die hij en ploegleider Johan Bruyneel graag in stand hielden, om de concurrentie vooraf mentaal te verzwakken.

Tijdens die verkenningen, in mei, was L’Alpe-d’Huez nog een spookdorp, maar die dag in de Tour zouden er tot één miljoen fans op berg staan. Armstrong eiste dat de héle klim zou worden afgezet met dranghekken, maar die kwamen er niet – op de laatste vier kilometer na. Tot zijn grote ergernis, want de Tourdirectie had immers ook (doods)bedreigingen aan zijn adres ontvangen.

Daarom kreeg de Amerikaan wel twee agenten mee van de Franse Special Forces: de ene achterop de motor van de bordjesman die voor hem uitreed, de ander op de achterbank van de wagen van Bruyneel, naast wie ook Armstrongs vriendin Sheryl Crow, op diens verzoek, had postgevat. De twee agenten moesten niet ingrijpen, al zag de geletruidrager wel opgestoken middenvingers, blote achterwerken en spandoeken met ‘Epo Lance’ als opschrift. Dat motiveerde hem alleen maar: vlak na zijn beklimming, die hij (mede door de producten op de spandoeken…) een minúút rapper had afgewerkt dan Jan Ullrich, sprak hij: ‘I got them!’ Barack Obama avant la lettre.

Die speciale politiebegeleiding was en is geen uitzondering: ook de voortdurend uitgejouwde Chris Froome kreeg vorig jaar voor en na de start eerst twee, en later zelfs vijf, veiligheidsagenten rond zich. Dat is dit jaar niet anders want liefst 23.000 agenten, onder wie ook Special Forces, worden wegens de terreurdreiging, en zeker na de aanslag in Nice, langs het parcours ingezet.

‘Makkelijke’ klimtijdrit

Zeker op deze 17 kilometer lange klimtijdrit, tussen Sallanches en skistation Megève. Niet zo lastig als L’Alpe-d’Huez: na een vlakke aanloopstrook van vier kilometer volgt weliswaar de steile Côte de Domancy (2,5 kilometer aan 9,4%, bekend van het WK 1980, waar Bernard Hinault de regenboogtrui veroverde), maar daarna vlakt de weg af. Alleen op de Côte des Chozeaux krijgen de renners nog twee kilometer van plus 8% voorgeschoteld. Na de top moeten ze nog twee kilometer dalen tot de eindstreep.

Niet voor pure berggeiten à la Quintana dus, eerder voor de beste rouleurs onder de klimmers, gezien het eerste vlakke deel en het relatief makkelijke middenstuk waar zelfs een grote versnelling van pas zal komen.

Froome vindt hier een geschikter terrein dan in de supersteile klimproloog in de Dauphiné, waar de fladderende Contador hem op 13 seconden zette, maar grote verschillen tussen de favorieten zullen er op dit parcours allicht niet genoteerd worden.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content