‘Wielermythe’ Jef Scherens: de aristocraat van de baan

© Wikipedia

Sinds woensdag ligt het boek ’top 1000 van de Belgische wielrenners’ in de Standaard Boekhandel. Een hele week lang brengen we anekdotes en verhalen uit dit lijvig naslagwerk. Vandaag: Jef Scherens, fenomeen uit de jaren 30.

Jef Scherens is de eerste pistier in dit land die een aureool van onsterfelijkheid kon opbouwen. Het zegt veel over de wielersport in die periode. De baan floreerde, de wereldkampioenschappen op de piste – vandaag niet meer dan een randgebeuren – waren hoogtepunten van het wielerjaar, een oneindige reeks renners namen eraan deel. In de individuele snelheid duurden alleen de schiftingen van ’s morgens vroeg tot diep in de nacht.

In 1932 nam Jef Poeske Scherens voor de eerste keer deel aan het wereldkampioenschap snelheid en pakte meteen de regenboogtrui. In Leuven, de stad waar Scherens sinds 1930 woonde, kwamen de mensen achteraf massaal de straat op. Jef Scherens werd op het paleis door koning Albert I ontvangen. Het was het begin van een gouden tijdperk. Sprinters werden toen de aristocraten van de baan genoemd en dat gaf de prestaties van Jef Scherens nog meer glans.

Er waren toen nog geen televisie-uitzendingen, journalisten putten zich uit in lyrische omschrijvingen om de prestaties van Scherens te duiden, om mensen wedstrijden te laten herbeleven en als het ware elke druppel zweet te laten proeven.

Zo verwierf Jef Scherens een goddelijke status, een kampioen die werd verheerlijkt en uitgroeide tot een mythe: tussen 1933 en 1937 veroverde hij nog vijf wereldtitels. In 1938 werd hij in de finale geklopt door de Nederlander Arie van Vliet die in het Olympisch Stadion van Amsterdam een thuiswedstrijd reed en profiteerde van de naweeën van een val die Scherens eerder in Parijs had gemaakt. Het jaar daarop troffen beiden elkaar weer, dit keer in Milaan voor de finale. Omdat Scherens en Van Vliet in die finale samen ten val kwamen, werd besloten ’s anderendaags de wedstrijd voort te zetten.

De volgende ochtend brak echter de Tweede Wereldoorlog uit. Dat verhinderde Scherens om een nog imposanter palmares uit te bouwen en qua wereldtitels een ongeëvenaard record te vestigen. Hij zou in 1947 in Parijs voor de zevende keer wereldkampioen worden, op 38-jarige leeftijd. Jef Scherens verdiende veel geld. Omdat er toen geen extrasportieve merken bestonden moest hij het hebben van prijzen en startgelden. Scherens zweefde constant tussen twee werelden: hij was zowel een Vlaming als een wereldburger, hij toefde vaak in hogere kringen, maar bleek toegankelijk voor iedereen, hij was volks en elitair. Maar hij was vooral gebiologeerd door snelheid. Scherens kocht onder andere een sportvliegtuig, waarmee hij zelf van de ene naar de andere wedstrijd vloog. Soms wilde Jef weleens vergeten dat er reglementen waren. Dan maakte hij loopings boven de hoofden van verschrikte mensen.

Toch huiverde Jef Scherens bij de gedachte een centiem te veel te moeten uitgeven. Zijn gierigheid zou extreem geweest zijn. Na zijn carrière was hij een tijdje chauffeur voor De Gazet van Antwerpen waarvoor hij ook de Tour volgde. Het heette dat hij in de afdaling van de cols de motor afzette om zo benzine uit te sparen. Ook al hoefde hij in dat geval die brandstof niet zelf te betalen.

‘Top 1000 van de Belgische wielrenners’ van Jacques Sys is geen zoveelste boek over de wielersport, maar een kolossaal naslagwerk, 536 pagina’s dik. Lees meer.

Lees ook

Hoe Odiel Defraye de eerste Belgische Tourwinnaar werd

Philippe Thys: hoe een decadente man een groot ronderenner werd

Marcel Buysse: hoe een kandidaat-pater wielrenner werd

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content