Wielrenster Jolien D’Hoore: ‘Ik ben geen stresskip meer’

© Belga

Het baanwielrennen in België is op sterven na dood, maar met Jolien D’Hoore (26) heeft ons land toch een kanshebster op een medaille. ‘Nergens kan ik me beter focussen dan tijdens de Spelen.’ Een monoloog.

JOLIEN D’HOORE: ‘Ik was een jaar of twaalf toen ik voor het eerst op de piste reed, hier in het Wielercentrum Eddy Merckx, toen nog niet overdekt. Gent was maar tien kilometer van thuis, handig voor mijn ouders. Ze wisten dat ik hier veilig was. De piste gaf me meteen een kick: snelheid kunnen maken, tot hoog aan de balustrade klimmen – ik durfde dat heel snel – maar ook tussen de jongens kunnen rijden. Die keken nogal raar op, zeker toen ik ook meteen mijn eerste wedstrijd won. Ik was van bij de start gedemarreerd, omdat ik niet in het peloton durfde te rijden.

‘Die eerste wedstrijd was een scratch. In Rio rijd ik het omnium (zie kader, nvdr), net als in Londen, waar ik de vijfde plaats behaalde. Ik was daar toen heel blij mee, maar de euforie duurde niet lang. Een kwartiertje na mijn wedstrijd kwamen ze me het slechte nieuws melden: mijn opa, die kanker had, was drie dagen voor het omnium gestorven. Ik had op voorhand gezegd: ‘Als er iets gebeurt met hem, vertel het me pas na de wedstrijd.’ De volgende dag ben ik naar huis teruggekeerd voor de begrafenis. In Rio hoop ik wel te blijven tot de slotceremonie.’

Raar opkijken

‘Mijn lievelingsonderdeel in het omnium is de afvalling: echt een kamikazenummer. Iedereen wil bij de start als eerste weg zijn: heel stresserend. Maar zodra je vertrokken bent, draait het allemaal om positie kiezen en daar ben ik heel goed in. Het plezante is dat je ook kunt meetellen telkens er iemand afvalt, en als je dan bij de laatste drie overblijft is dat echt leuk. Op nummer twee qua voorkeur zet ik de scratch, gevolgd door de puntenkoers. Dan op vier de baanronde, op vijf de 500 meter en op zes de achtervolging.

Mijn lievelingsonderdeel in het omnium is de afvalling: echt een kamikazenummer.

‘De drie groepsonderdelen doe ik dus het liefst, ook omdat die meer gemeen hebben met een wegkoers en ik zelf meer wegrenster ben dan de meeste meisjes in het omnium. Ik moet het meer hebben van mijn uithouding. Voor de buitenwereld klinkt dat misschien vreemd, omdat ik op de weg bekend sta als sprintster. Maar sprintster op de weg wil niet zeggen ook sprintster op de piste. En omgekeerd. De meeste meisjes in het omnium rijden enkel op de piste, komen meestal uit de sprint en zijn dus heel explosief en snel. Maar een sprintster op de piste kan geen wegkoers van drie uur rijden en daarna nog sprinten. Op de piste duurt het langste onderdeel een halfuur, maar de intensiteit ligt heel hoog: ik zit ieder onderdeel constant aan gemiddelde hartslagen van 200 en meer – mijn maximum is 228.

‘De drie groepsonderdelen zijn ook mijn beste nummers, alhoewel er bij die onderdelen altijd nog heel veel geluk komt kijken. Ook al ben je goed, je kunt nooit zeggen: ‘Ik ga winnen.’ Mijn slechtste nummer is sowieso de achtervolging, al viel dat op het jongste WK in Londen wel heel goed mee: ik was vijfde. Zo’n achtervolging is een strijd tegen jezelf. Wie het meest kan sterven, wint. Ten opzichte van de Spelen in Londen zijn mijn tijden in alle drie de tijdsonderdelen verbeterd, maar iederéén rijdt veel sneller dan vier jaar geleden. Dat komt omdat het omnium in 2012 nog nieuw was op de Spelen en het vrouwenwielrennen in het algemeen geëvolueerd is: ook op de weg rijden we sneller. Op de Spelen van Londen was ik met een tijd van 3’42 nog achtste in de achtervolging, nu zou ik laatste zijn en in het eindklassement ook geen vijfde. Daarvoor moet je nu al onder de 3’35 duiken. Na het voorbije WK hebben we hard gewerkt aan mijn positie op de fiets, onder andere in de nieuwe windtunnel van Ridley, en aan de kledij. Dit jaar is alles top geworden. Ik verwacht in Rio een groot verschil ten opzichte van het WK. Er zullen er veel raar opkijken van ons resultaat.’

Jolien D'hoore
Jolien D’hoore© Belga Image

Outsider

‘Het grote verschil met Londen is dat ik nu een profstatuut heb: ik word nog tot eind dit jaar betaald door Sport Vlaanderen (van haar team Wiggle-High5 krijgt ze alleen een onkostenvergoeding, nvdr). Mijn trainingen op zich zijn niet zozeer veranderd, maar ik heb vooral meer tijd om te rusten en me te verzorgen. Ik ga twee, drie keer per week naar een kinesist,Roel Bruylandt, en werk nu met een sportdiëtiste, Stephanie Scheirlynck. Tot vorig jaar lette ik niet echt op mijn voeding, mijn vetpercentage bleef ook stabiel rond de 18,5. Nu probeer ik naar 15 procent te evolueren. Op de weg is dat belangrijker dan op de piste, al merk je het verschil daar ook op de 500 meter, waar je vanuit stilstand moet optrekken naar vijftig kilometer per uur. Hoe meer massa, hoe trager je op snelheid komt, natuurlijk.

‘Ik denk dat ik ten opzichte van de Spelen in Londen evenveel verbeterd ben als mijn concurrenten, met dat verschil dat de top nu breder is. In 2012 staken er vier boven uit: de Engelse Laura Trott, de Amerikaanse Sarah Hammer, de Australische Annette Edmondson en de Canadese Tara Whitten. Die laatste is er nu niet meer bij, maar een andere Canadese, Allison Beveridge, is minstens even goed. Ook de Franse Laurie Berthon is erbij gekomen, net als de Nederlandse Kirsten Wild. Op het afgelopen WK in Londen waren Hammer en Trott het sterkst, maar het verschil tussen de eerste en de achtste plaats was miniem.

‘Om een medaille te halen zal ik in elk tijdsonderdeel een persoonlijk record moeten rijden en vóór het laatste onderdeel, de puntenkoers, al in de top drie moeten staan. Dan is het enkel mijn voorsprong op de achtervolgers verdedigen en op safe spelen. Dat kan ik wel. Als ik maar zevende of achtste sta, hangt het ervan af of ze me de nodige vrijheid geven. Als drie van die toppers op mijn wiel rijden, kan ik onmogelijk een ronde pakken. In de puntenkoers bij de vrouwen worden er hoe dan ook weinig rondes gepakt. Iedereen probeert zijn plaats veilig te stellen. Ze rijden echt op het wiel, terwijl de mannen elkaar meer vrijheid geven. Het onderlinge verschil bij ons is gewoon te klein. Bovendien kennen ze mij inmiddels en weten ze dat ik goed presteer op de weg, dus geven ze me jammer genoeg meestal niet de vrijheid om een ronde te pakken. Ik moet het dus gaan doen in de sprints, maar daarin zijn de anderen ook heel goed. Ik hoop dat ze me op de Spelen meer als een outsider gaan zien en niet echt als een van de medaillekandidates, dan heb ik misschien wel een kans.

Jolien D'Hoore wint de wereldbekerwedstrijd in het Zweedse Vargarda in 2015.
Jolien D’Hoore wint de wereldbekerwedstrijd in het Zweedse Vargarda in 2015.© BELGA

‘Mijn ambities voor Rio zijn realistisch: ik geef mezelf 25 procent kans op een medaille. Op het WK in Londen stond ik vierde vóór de puntenkoers en ben ik uiteindelijk als zesde geëindigd. Iemand als Laura Trott of Sarah Hammer is eigenlijk verplicht een medaille te halen. Bij mij is het: als ik een medaille pak, is dat heel goed. En natuurlijk ga ik er ook voor, maar ik ben niet de topfavoriete. Dat is een voordeel tegenover hen.’

Nu of nooit

‘Wel voel ik dat het verwachtingspatroon veranderd is. Logisch ook. Voor de Spelen in Londen stond het honderd procent vast dat ik geen medaille zou halen. Het hoogst haalbare was de vijfde plaats. In Rio kan een medaille eventueel wel, als alles meezit. Maar ik probeer in de media de boot toch wat af te houden, want ik leg mezelf sowieso al heel veel druk op. Ik ben altijd zo geweest, zelfs voor een kermiskoers. Als ik niet in vorm ben, zeggen de mensen: ‘Rijd gewoon mee.’ Maar als ik ergens deelneem, wil ik winnen.

‘Ik was vroeger altijd heel zenuwachtig. Ik kon niet goed presteren onder druk, klapte direct toe. De wielerbond heeft me dan Bert De Cuyper (sportpsycholoog aan de KU Leuven, nvdr) voorgesteld. In 2011, een jaar voor Londen, zijn we onze samenwerking begonnen. Als ik met iets zit, bel ik hem op en spreken we af. Bert vraagt waar ik mee zit, welk gevoel ik heb voor een start enzovoort. Hij probeert daar dan commentaar op te geven en me passende quotes aan te reiken om in mijn hoofd te prenten. In Londen hield ik een boek bij vol quotes voor ieder onderdeel. Voor de baanronde bijvoorbeeld, waar je aanzet heel explosief moet zijn, was de quote dat ik op één seconde moest ontploffen. Die quotes helpen me te herinneren aan de essentie, want mentaal is de piste zwaar. Het moet gebeuren op een paar seconden of minuten, er mag niets mislopen.

‘Ik kan nu veel beter met druk om dan vroeger, ik vertrouw erop dat stress geen hinderpaal wordt in Rio. Ik heb de nodige ervaring en tankte vertrouwen uit mijn prestaties zowel op de weg als op de piste. Vier jaar geleden heb ik ook gemerkt dat ik me beter kan focussen tijdens Olympische Spelen dan bijvoorbeeld op een WK. Dat komt omdat ik me op de Spelen heel goed kan afzonderen. In Londen heb ik drie weken lang mijn telefoon en internet afgezet. Ik ga dat in Rio weer doen, want dat was heel positief. Ik wist helemaal niets van wat er gaande was in de media in België. Mentaal was ik erg op mijn gemak. Ik moest alleen maar trainen, eten en slapen. Ook overdag nam ik veel tijd om dutjes te doen. Dat heb ik in Londen opgestoken van Tia Hellebaut, die een tijd mijn kamergenote was. Als ze me ’s middags zag, zei ze iedere keer: ‘Allez, in je bed!’ Dat heeft geholpen.

Wielrenster Jolien D'Hoore: 'Ik ben geen stresskip meer'

‘Op de piste in Tokio over vier jaar zal ik er sowieso niet meer bij zijn, daar zijn ze Lotte Kopecky voor aan het klaarstomen. Vorig jaar had ik een heel goed wegseizoen, ik heb daar erg van genoten, ook omdat ik een goeie ploeg had. Dat smaakte naar meer. Eventueel kan ik in Tokio de olympische wegrit rijden, maar het zal ervan afhangen of ik dan nog koers. Dat weet ik nu nog niet. Toch sta ik er niet bij stil dat het in Rio nu of nooit is. Het is niet zoals bij Laura Trott, die alleen maar voor de piste leeft en daarvoor betaald wordt. Ik heb nog zoveel andere plannen. Als wegcoureur: mochten de Spelen tegenvallen, kan ik al de focus verleggen naar het WK op de weg in Qatar. Maar ook buiten de koers. Ik heb een bachelordiploma in de kinesitherapie en wil nog mijn master behalen. Misschien trek ik naar Engeland, voor een master in Sport Science, want daar staan ze in de inspanningsfysiologie nog een stap verder dan wij. Vanaf september ga ik ook een cursus Trainer A volgen. Ik wil geen pure kine worden en van ’s morgens tot ’s avonds behandelingen geven, maar meer rond inspanningstests en biomechanica werken: eigenlijk wat het Bakala Centre en Energy Lab doen. Maar mijn droom is om ooit zelf zo’n centrum op te richten. Ik denk dat ik met mijn ervaring en achtergrond iets kan bijbrengen aan de wielerwereld.

‘Het klinkt misschien wat raar als ik het zo zeg, maar wielrennen is mijn leven. Ik heb aan het wielrennen ook veel te danken. Zonder had ik nooit zoveel landen gezien en mensen ontmoet. Ik ben er zoveel rijker door geworden en heb van mijn hobby mijn beroep kunnen maken: dat kunnen er niet veel zeggen.’

Coach ontslagen

Acht jaar lang, sinds 2008, werd Jolien D’Hoore getraind door Jon Wiggins. Dat precies de coach van onze grootste medaillehoop op de piste begin dit jaar bij Wielerbond Vlaanderen de laan werd uitgestuurd, deed nogal wat wenkbrauwen fronsen. ‘De bond krijgt minder subsidies van Sport Vlaanderen omdat alleen Jasper De Buyst en ik ons voor Rio gekwalificeerd hebben, dus moesten ze snijden in de budgetten voor de trainers’, verklaart de renster. ‘Ik wist wel dat de samenwerking en communicatie tussen Jon en de bond minder goed verliepen, maar dat het zo ver zou komen? Dat had ik niet zien aankomen. Nu, ik ben goed opgevangen. Er staat nu een heel team rond mij, terwijl het vroeger alleen Jon was. Ik word nu begeleid door Erwin Koninckx, Koen Beeckman (respectievelijk topsportcoördinator en trainingscoördinator bij Wielerbond Vlaanderen, nvdr), een kinesist en een sportdiëtiste. Soms heb je nood aan nieuwe ideeën van verschillende mensen. In het verleden was het bij momenten wat te eentonig. Jon heeft me zeker geholpen, maar hij was niet onvervangbaar. Zijn vertrek heeft zeker geen invloed op mijn medaillekansen.’

De meerkamp van de piste

De zes onderdelen van het omnium zijn evenredig gespreid over twee dagen en worden bij de dames op 15 en 16 augustus afgewerkt:

1. Scratch: wedstrijd over 15 kilometer, de eerste over de finish wint.

2. Individuele achtervolging: twee rensters starten tegenover elkaar op de baan en rijden 3 kilometer tegen de klok.

3. Afvalling: wedstrijd waarbij iedere twee ronden de laatste renster afvalt.

4. 500 meter: individuele tijdrit.

5. Baanronde: individuele tijdrit van één ronde met vliegende start.

6. Puntenkoers: wedstrijd over 25 kilometer, waarbij de rensters punten kunnen verdienen in tussensprints en door een baanronde voorsprong te pakken. De punten worden opgeteld bij het totaal dat ze al behaald hebben in de vorige vijf onderdelen.

Jolien D’Hoore: ‘Op de Spelen van Londen was het laatste onderdeel nog de 500 meter. Ik heb liever de nieuwe volgorde, want als er een onderdeel iets minder is, weet je dat je het eventueel nog kunt rechtzetten in de puntenkoers door een ronde te pakken, terwijl het vroeger game over was. Dat is mentaal geruststellender.’

(Door Benedict Vanclooster)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content