Flashback naar 25 juli 2003: een dagje wereldrecords zwemmen voor Michael Phelps

© BELGAIMAGE

Kan je op een dag in twee verschillende disciplines een wereldrecord breken? Ja hoor. Michael Phelps deed het, op 25 juli 2003 op het WK zwemmen in Barcelona. Een fenomenale dag.

De feiten

Als de wereldkampioenschappen in Barcelona beginnen, is er een thema: kan Michael Phelps de opvolger worden van Ian Thorpe, de Australiër die op dat moment gezien wordt als ’s werelds beste zwemmer. De tijden in de aanloop naar Barcelona zijn veelbelovend voor Phelps, die een negen jaar oud wereldrecord van Jani Sievinen naar de geschiedenisboeken klokt. Alleen in Australië zijn ze er gerust in. Ja, Phelps heeft talent, zegt Don Talbot, de head coach van de Australiërs, maar Thorpe onttronen als ’s werelds beste… ‘In de grote internationale meetingen heeft Phelps nog niets getoond’, aldus Talbot. ‘Ik sluit niks uit, evenwel, we staan voor hem op een kruispunt.’ Afspraak in Barcelona.

Op 25 juli zijn ze daar aan de zesde dag van de achtdaagse toe. Het eerste nummer van de avondsessie voor Phelps is de halve finale van de 100 meter vlinderslag. Hij start in de tweede reeks en ziet hoe in de eerste de Oekraïner Andrij Serdinov de tweede man uit de geschiedenis wordt die onder de 52 seconden duikt. Hij breekt het wereldrecord van Michael Klim en zet het op 51.76. Phelps gaat in zijn halve finale voluit en zwemt nog sneller: 51.47. Wereldrecord nummer een.

Een half uur later moet de Amerikaan weer het bad in, voor de finale van de 200 meter wisselslag. Het eerste rechtstreekse duel tussen hem en Thorpe. Het perfecte event om te meten wie de beste is. Vier verschillende stijlen, plus wat uithouding. Phelps haalt het in 1.56.04. Ook al een nieuw wereldrecord, want beter dan zijn record op de halve finale van de dag voordien. Thorpe klokt af op 1.59.66. De machtsoverdracht is een feit.

Overigens moet Phelps de titel op de 100 meter vlinderslag laten aan een landgenoot. Ian Crocker gaat in de finale, opgejaagd door de twee anderen, door de barrière van de 51 seconden (50.98).

Making of

Hoe komt het dat iemand de beste wordt in zijn sport, vroeg Sport/Voetbalmagazine zich in een zomerserie in 2017 af. In de laatste aflevering duikt de schrijver het zwembad in met Michael Phelps, de grootste Olympiër aller tijden. Waar begon het voor hem allemaal?

Al vroeg, zo blijkt. ‘Mama, ik heb het koud. Mag ik uit het water?’ Met blauwe bibberende lipjes vraagt de 7-jarige Phelps (1985) aan zijn mama of hij uit het zwembad mag. Het zwembad waar hij in navolging van zijn uiterst getalenteerde zussen Hilary (1980) en Whitney (1978) mee naartoe was getroond. Die eerste les was bepaald geen succes. Niet alleen had kleine Michael het zo koud dat hij meermaals naar de toiletten vluchtte, hij durfde niet eens met zijn gezicht onder water. De eerste slag die zwemjuf Cathy Lears de latere zwemkampioen zou aanleren was dan ook de rugslag.

Niets wijst erop dat hij het verder zou gaan schoppen dan zijn twee oudere zussen. Hilary verbreekt het ene record na het andere op Richmond University en Whitney toont zich een van de beste vlinderslagzwemsters van de Verenigde Staten. In 1996 neemt ze zelfs deel aan de trials voor de Olympische Spelen.

Maar niet veel later stoppen de zusjes door blessureleed en een gebrek aan motivatie met zwemmen. Maar: dankzij hun hobby brengt Michael wel zowat zijn hele jeugd in en rond een zwembad door.

Michael is een overactief kind. Het type dat men zelfs in de jaren negentig al in het ADHD-vakje stopt. Voetbal, honkbal, lacrosse, hij probeert het allemaal en combineert het zelfs een tijdlang met zwemmen. Tot hij op zijn elfde ene Bob Bowman ontmoet. Een middelmatige ex-zwemmer, maar wel een van de beste zwemcoaches van de VS. Die ziet aan zijn lichaamsbouw dat Michael een uitstekende zwemmer kan worden. Heel grote handen, heel grote voeten en een perfecte verhouding tussen romp en benen.

Nu beschikken de meeste topzwemmers wel over een aantal uitzonderlijke lichamelijke troeven – denk maar aan schoenmaat 52 van Thorpe. Phelps verenigt evenwel echt elk fysiek voordeel dat een zwemmer maar kan hebben in één lichaam. De 1,93 meter grote atleet heeft brede schouders, een smalle taille. De romp van iemand met een lengte van 2,04 meter, maar de benen van iemand met een lengte van 1,80 meter. Dankzij die gigantische romp kan hij hoog in het water zweven, terwijl zijn korte krachtige benen voor een minimum aan weerstand in het water zorgen.

Voeg daar nog uitermate flexibele enkels, knieën, ellebogen en schouders aan toe en je krijgt een biometrisch fenomeen. Phelps’ dubbelgelede gewrichten – een familietrek, want ook Hilary en Whitney zijn zo flexibel – buigen gemiddeld vijftien graden verder door dan die van de doorsnee zwemmer. Dat geeft hem zowel meer stuwkracht met zijn benen en voeten als extra slagkracht met zijn armen en romp. Zijn armen zijn tenslotte ook nog eens acht centimeter langer dan je van iemand met zijn gestalte zou verwachten. (Wie daarrond een en ander wil opzoeken, kan terecht in de Gorilla Index..)

Zijn fenomenaal uithoudingsvermogen heeft een dubbele herkomst. Enerzijds is ze het resultaat van een meer dan rigide trainingsregime op jonge leeftijd, wat een bewezen invloed heeft op de ontwikkeling van de hart- en longcapaciteit. Op zijn negende zwemt Phelps vier keer 75 minuten per week. Later wordt dat vijf keer negentig minuten per week. En op zijn elfde dagelijks tweeënhalf uur.

Anderzijds vaart die uithouding wel bij het feit dat hij minder dan de helft van de hoeveelheid melkzuur van zijn tegenstanders aanmaakt. Hij recupereert veel sneller dan zijn tegenstanders en heeft dan ook minder last van de snelle opeenvolging van races op de grote toernooien. Dat aangeboren voordeel verklaart deels waarom Phelps later, in 2008 in Peking, probleemloos zeventien keer in negen dagen kan aantreden, voor een totaal van 3.400 competitiemeters.

Ter vergelijking: toen Mark Spitz in 1972 tijdens de Spelen van München de wereld verbaasde met zeven gouden medailles, diende die slechts 1.800 competitiemeters af te malen en amper dertien keer in acht dagen aan te treden.

Pesten

De trainingen zijn loodzwaar, pestgedrag van de buitenwereld die hem maar een rare kwiet vindt zet hij om in motivatie. Voor zijn ADHD neemt hij rilatine, maar een geweldig student is hij nooit. Gelukkig is zijn moeder heel streng. Ze kijkt iedere avond zijn huiswerk na en als het niet goed is, scheurt ze het gewoon in tweeën. ‘Ga naar je kamer en maak het nog een keer. Je stopt pas als het perfect is.’

Hij neemt het mee in zijn sport, het moet perfect. En voor hij uit zijn leven verdwijnt, pepert zijn vader hem in dat brave jongens altijd als tweede eindigen. Aan welke wedstrijd hij ook deelneemt, Michael moet van hem altijd alles geven en de grenzen van de sportiviteit opzoeken.

Zo functioneert de kleine Phelps zijn hele jeugd lang. Competitief. Wie zit als eerste in de auto? Wie het snelst aan tafel? Altijd tegen de klok, zoals in het zwembad.

En daarna?

De beste dus. Na de Spelen in Rio stond de teller op 23 keer goud en 28 Olympische medailles. Geen enkele atleet doet beter. Wat hij daarna doet, is levens redden. Via zijn foundation wil hij het aantal verdrinkingsdoden terugdringen. Hij heeft zijn problemen zelf ook gekend, drugs, alcohol, depressies, en als hij er later op terugkijkt, geeft hij toe zich in zijn hele leven nergens méér thuis te hebben gevoeld dan in een zwembad.

‘Van in het begin was dat een veilige haven voor me. Een muur aan ieder uiteinde, lijnen tussen alle banen en een zwarte streep voor de oriëntatie. In het zwembad waren de pesterijen en de ADHD ver weg. Ik voelde het water perfect aan, hoefde nooit tegen het water te vechten en wist instinctief hoe ik me erin moest voortbewegen. In het water had ik pas echt het gevoel dat ik de baas was.’

Peter t’Kint

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content