Na de beste Belgische Winterspelen ooit, nu de Bart Swings-schaatsbaan?

© belga
Jonas Creteur
Jonas Creteur Sportredacteur bij Knack.

Goud voor Bart Swings, brons voor Hanne Desmet, de meeste topachtplaatsen ooit, inclusief voor Loena Hendrickx. Is België na Peking 2022 nu plots een wintersportland(je)? Een analyse.

‘Historisch’ werd het genoemd, de derde plaats van shorttrackster Hanne Desmet op de 1000 meter in Peking. Als eerste Belgische vrouw behaalde ze immers een medaille op de Winterspelen sinds Micheline Lannoy in 1948 goud won met Pierre Baugniet, in het kunstschaatsen voor paren. Als eerste Belgische vrouw die ook individueel een medaille veroverde.

Nog mooier werd het toen Bart Swings daar afgelopen zaterdag een gouden plak aan toevoegde, op de massastart. Ook dat was 74 jaar geleden, van 1948, met Lannoy en Baugniet – geen land dat ooit lánger op een tweede olympische titel op de Winterspelen had moeten wachten.

Zoals het ook even lang duurde eer België twéé medailles op één Winterspelen zou behalen – in 1948 pakte ook de tricolore viermansbob zilver. Het aantal topachtplaatsen was zelfs een record: zes, waarvan drie voor Desmet, twee voor Swings en één voor Loena Hendrickx (met haar achtste stek werd zij pas de vierde kunstschaatsster uit een land met minder dan 30 miljoen inwoners die sinds 2000 een olympisch diploma kreeg).

“Fantastisch voor een klein land, zulke grote prestaties”, klopte Corné Lepoeter, de voorzitter van de Koninklijke Belgische Snelschaatsfederatie (KBSF) zich trots op de borst.

Geen klein land

Al moet je dat ‘klein’ wel in perspectief zetten. Ons land prijkt in de medailleranking van Beijing 2022 op een gedeelde 21e plaats, naast Tsjechië en Slovakije, op een totaal van 29 landen en 91 deelnemende naties.

13 van de 29 landen op de medaillespiegel hebben mínder inwoners dan België. Met uiteraard die nuance dat hier niet de wintersporttraditie heerst zoals in de Scandinavische landen, de Alpenlanden, of zelfs in Nederland.

Geen hoge bergen of veel sneeuw immers, al hebben onze noorderburen dat ook niet. Alleen kennen zij, met name in Friesland, wel een diepgewortelde schaatscultuur. Die hen in Peking, in het snelschaatsen en het shorttrack, 16 van hun 17 medailles opleverde – het dúbbele van België op álle Winterspelen sinds 1924 (acht, waarvan slechts vier na 1948).

Het goud en brons van Swings en Desmet is dus wel prachtig – al dan niet ‘historisch’ – maar die medailles zouden voor een rijk, westers land als België niet meer dan normaal moeten zijn. Zélfs op de Winterspelen waar – niet te vergeten – de concurrentie uit Midden/Zuid-Amerika, Afrika, het Midden-Oosten nihil is (núl medailles in Peking).

Het ironische daarvan: Swings én Desmet hebben de laatste jaren bijna fulltime getraind in Heerenveen. Waar ze zich konden laven aan de motivatie, kennis en kunde van de Nederlandse toppers en hun begeleiders. Suzanne Schulting, de tweevoudig olympisch kampioene in Peking, werd zo zelfs een goede vriendin van Hanne Desmet.

Trainingsgenotes en vriendinnen Suzanne Schulting en Hanne Desmet.
Trainingsgenotes en vriendinnen Suzanne Schulting en Hanne Desmet.© belga

Ook Bart Swings dankt naar eigen zeggen zijn vooruitgang van de laatste jaren, zowel fysiek, technisch als mentaal, aan zijn bijna permanente aanwezigheid in Friesland.

Talentvijver

Sporters (m/v), zoals ook Loena Hendrickx, die al vele jaren aan het pad richting de wereldtop werken. Hendrickx en Desmet (en ook haar broer Stijn) nog veel meer in de anonimiteit dan Swings. Niet te vergeten ook: kndanks, zeker in de beginjaren, grote financiële zorgen (wegens nog geen vast contract bij Sport Vlaanderen) en later aanslepende blessures.

‘We hebben hier lang aan gewerkt. Acht jaar met Hanne en dan nog vele jaren ervoor’, zei bondscoach Pieter Gysel niet toevallig met een krop in de keel na het brons van zijn poulain. Nota bene een ex-shorttracker die zélf drie keer aan de Spelen heeft deelgenomen, maar nooit van medaillesucces kon proeven.

Zoals ook Bea en Sofie Pintens en Geert Blanchart begin jaren negentig zich met ereplaatsen tevreden moesten stellen op de Winterspelen. Sindsdien vaardigde België 18 olympische shorttrackers af. De sport heeft hier dus wel degelijk een voedingsbodem. Weliswaar beperkt in oppervlakte: 350 à 400 aangesloten shorttrackers, verdeeld over zes clubs, en hoofdzakelijk in Vlaanderen.

Gysel sloeg niettemin de nagel op de kop: ‘Als je de talenten uit een zelfs kleine vijver haalt en investeert, dan kan het.’ Die investeringen, weliswaar in beperkte mate, zijn de voorbije jaren gemaakt, via fondsen van Sport Vlaanderen en het BOIC. Zoals in het contract met Team NL dat vier jaar geleden werd afgesloten, zodat de shorttrackgroep met Schulting en co kon trainen én veel progressie kon boeken.

Een keuze die ze ook de komende maanden en jaren willen maken, áls de Nederlanders dat tenminste nog toestaan. Want trainingsplaatsjes zijn er duur, en dan krijgen de jongere Hollanders volgend jaar misschien al voorrang.

‘De kans bestaat dat Hanne en Stijn zich nooit meer in zulke ideale omstandigheden zullen kunnen voorbereiden’, was de hopelijk niet profetische boodschap van bondscoach Pieter Gysel.

Al benadrukte Cédric Van Branteghem, CEO van het BOIC vanaf 1 maart 2022, in zijn terugblik op de Spelen hoe belangrijk die internationale samenwerking met leidende landen is. ‘De weg wijzend voor andere sporten om een vergelijkbaar niveau te bereiken.’ ‘Wat werkt in het schaatsen moet naar andere sporten getransfereerd kunnen worden’, bevestigde ook chef de mission Olav Spahl.

Inhaalbeweging

Op korte termijn lijkt dat de beste oplossing. In afwachting van meer investeringen in infrastructuur in eigen land, zodat de Belgische toppers dichter bij huis zichzelf kunnen bijslijpen, in échte topsportfaciliteiten.

Wat wintersporten betreft is Vlaanderen wel een inhaalbeweging aan het maken. Zie naar de vorig jaar geopende modulaire dryslope in Genk, waarin Sport Vlaanderen 4,5 miljoen euro stak. Waarop alle snowboarders het hele jaar door kunnen trainen, op een veilige manier. Een unieke infrastructuur die veel landen ons benijden. En waar ook toptalent Evy Poppe – op haar 17e nipt de finale gemist in Peking, de komende jaren de vruchten van zullen kunnen plukken. En anderen in haar spoor.

De dryslope voor snowboarders op het domein van Sport Vlaanderen in Genk.
De dryslope voor snowboarders op het domein van Sport Vlaanderen in Genk.© belga

Daarnaast exploiteert Sport Vlaanderen ook drie zogenaamde 30×60 meter schaatsbanen (in Herentals, Liedekerke en Hasselt) waarop jonge shorttrack- en kunstschaatstalenten kunnen trainen – al zijn de omstandigheden en uren niet ideaal.

In de pijplijn zit daarom de renovatie van de baan in Herentals, met eventueel een nieuwe 30×60 meter schaatsbaan ernaast, bedoeld voor shorttrack, ijshockey en kunstschaatsen.

Haalbaarheidsstudies

Groter hangijzer, al jarenlang: een olympische schaatsbaan. De provincie West-Vlaanderen liet in 2017 door een Nederlands onderzoeksbureau zelfs al een haalbaarheidsstudie uitvoeren voor een dergelijke baan, al dan niet in eigen provincie. Conclusie toen: er zijn genoeg locaties (drie in West-Vlaanderen, plus Gent), het schaatspubliek is er, maar het zal geld (van 20 tot 40 miljoen euro) en tijd (‘zeker vijf jaar’) kosten.

Ruim twee jaar later, in 2020, werd het project nog eens aangehaald door Vlaams minister van Sport Ben Weyts, toen de roep om zo’n ijsbaan na de Europese titel van Bart Swings op de massastart luider dan ooit klonk. In het Radio 1-programma De Tribune zei Weyts toen dat hij ‘optimistisch gestemd’ was. Er lag zelfs een concreet dossier op tafel.

Twee jaar later ligt dat dossier er nog steeds. En wordt momenteel de haalbaarheid van een olympische schaatsbaan, of twee 30×60 meter banen, in Hasselt bestudeerd.

In maart/april moet die studie klaar zijn, en moet het logistieke en kostenplaatje (naar schatting 50 miljoen euro, vertelde Ben Weyts vandaag in De Ochtend op Radio 1) duidelijk worden, net als de penetratiegraad van mogelijke bezoekers. Want zo’n infrastructuur, en vooral de exploitatie ervan, is alléén rendabel door activiteiten van ‘gewone’ sporters, en zelfs van niet-sportgerelateerde zaken als vergaderruimtes, shopping en/of events.

Daarna moet nog blijken hoeveel het voorziene budget van de Vlaamse overheid (volgens Weyts drie à vier miljoen euro) aangevuld kan worden door privégeld, al dan niet in een publiek-private samenwerking.

Corné Lepoeter, voorzitter van de Koninklijke Belgische Snelschaatsfederatie (KBSF), is alvast voorstander: ‘Ik denk dat na de medailles in Peking de vraag niet meer moet zijn óf die baan er komt, maar dat de vraag moet zijn wannéér en wáár. Dat lijkt me een maatschappelijke verplichting’, zei hij op Sporza.

Achter de schermen luidt echter ook de vraag of, gezien het kostenplaatje, zo’n dure olympisch ijsbaan überhaupt absoluut noodzakelijk (en vooral rendabel is) is. Zeker in Hasselt, want niet veel verder ligt de olympische schaatsbaan in Eindhoven.

Met als belangrijkste vraag of de subsidies vanuit Sport Vlaanderen niet nuttiger besteed kunnen worden aan andere (ver)nieuw(d)e infrastructuren en begeleiding van onze wintersporters. Eventueel in een verdere samenwerking met Nederland, of andere landen.

Een oefening die alle partijen de komende weken zullen maken, met de resultaten van de haalbaarheidsstudie bij de hand. ‘In mijn optiek zullen die gesprekken anders gevoerd worden’, hoopte KBSF-voorzitter Corné Lepoeter.

Momentum

Eén ding is zeker: het momentum is er om letterlijk en figuurlijk voort te bouwen op de successen van Hanne Desmet, Bart Swings, Loena Hendrickx en – niet te vergeten – skeletoni Kim Meylemans (in het voorbije Wereldbekerseizoen).

Loena Hendrickx werd achtste in het kunstschaatsen.
Loena Hendrickx werd achtste in het kunstschaatsen.© belga

‘Zowel in shorttrack als in langebaanschaatsen hebben we een jongerenploeg (met onder meer kersvers Belgische kampioenen Fran Vanhoutte (18), Gijs Luijten (19) en Indra Médard (23), nvdr). Die zouden richting de Winterspelen van 2026 in Milaan samen met onze gevestigde top weer moeten meedoen voor de medailles’, volgens Corné Lepoeter.

Zoals ook de mislukte olympische campagne van de Belgische alpineskiërs en biatlonploeg in Peking (gesteund door het Waalse Adeps en de Duitstalige gemeenschap) geen eindpunt hoeft te zijn. Binnenkort stuurt ons land élf biatleten naar het WK voor junioren (en geen genaturaliseerde Fransen of Noren). Ook in de talentvolle slalomskiër Armand Marchant zit na veel blessureleed nog veel meer dan een 22e plaats.

Bredere vijver

Dat was ook de boodschap van Olav Spahl, chef de mission van het BOIC in Peking: ‘Als we de vergelijking met andere landen maken, moeten we beseffen dat België qua ratio investering/rendement een van de efficiëntste landen is. Het is nu een kwestie van meer te investeren.’

Met name in de verdere ontwikkeling van jeugdopleiding, talentdetectie en het warm maken van kinderen voor wintersporten, zodat de vijver breder wordt. En om hen nadien een gedegen traject richting mogelijke topsportcarrière aan te bieden. Iets waar bijvoorbeeld de 17-jarige snowboardster Evy Poppe via Sneeuwsport Vlaanderen al van heeft kunnen genieten.

Of België zich ooit met recht en rede een wintersportland(je) zal mogen noemen, zal nog moeten blijken. Zoals ook de piste van de olympische schaatsbaan veeleer niet dan wel realistisch is – het zal vooral afhangen van het financiële plaatje.

Als die er toch zou komen, deze suggestie. Noem de ijsbaan naar Bart Swings, sinds Peking 2022 onze grootste winterolympiër ooit.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content