‘Neen, België is niet té ingewikkeld’

© BELGAIMAGE
Jonas Creteur
Jonas Creteur Sportredacteur bij Knack.

Na drie maanden inlopen aan de zijde van voorganger Eddy De Smedt startte Olav Spahl (44) begin december als de nieuwe directeur topsport van het BOIC, exact zeshonderd dagen voor de start van de Spelen in Tokio. ‘Een fractie in een topsportcyclus’, beseft hij. En dus kijkt de Duitser al richting Los Angeles 2028.

‘Anderhalf uur heeft het vorige week geduurd, mijn ritje van acht kilometer van het centraal station naar thuis in Sint-Lambrechts- Woluwe. Gele hesjesprotesten…’, zucht Olav Spahl. Niet de eerste keer dat hij tijdens zijn eerste vier maanden in Brussel kennismaakte met de Belgische files. Maar hij past zich vlug aan: ‘De volgende keer neem ik de fiets of de metro.’

Zoals de Duitser zich ook in no-time het Nederlands eigen maakte. ‘In augustus heb ik twee weken zes uur per dag les gevolgd. En daarna veel gesprekken, zoals dit interview, in het Nederlands gevoerd. Dan pik je, zeker als je van talen houdt, het vlug op – zo veel verschillen Duits en Nederlands niet, hé.’ Frans moest Spahl niet meer leren. ‘Ik heb Frans, en Spaans, gestudeerd aan de universiteit van Keulen. Met als doel leraar te worden, maar dat is er nooit van gekomen.’ In 2001 werd hij op zijn 27e immers coach bij de Duitse zwembond. Naast Frans aan de unief, had Spahl immers ook sportwetenschappen aan de vermaarde Deutsche Sporthochschule in Keulen gestudeerd.

Dat ik ‘neutraal’ ben, als Duitser, kan een voordeel zijn – zoals Roberto Martínez bij de Rode Duivels.

Olav Spahl

Bovendien was hij net gestopt als competitiezwemmer, na zeventien jaar in het bad. ‘Op mijn tiende werd ik met de fiets omvergereden door een auto. Ik liep een dijbeenbreuk op, en kreeg van de dokter het advies om te beginnen zwemmen, en zo mijn spieren weer op te bouwen. Ik raakte er meteen door gebeten: de trainingen, werken met een coach, de competitie… En hoewel mijn ouders nooit iets in de sport gedaan hadden – mijn vader werkte voor defensie, mijn moeder was boekhoudster -, steunden zij me volledig. Zo bereikte ik uiteindelijk finales van de Duitse kampioenschappen, op de 400 meter wisselslag en op de 4×200 meter vrij. Om de internationale subtop te bereiken en om mijn gebrek aan talent te compenseren – ik ben niet van de grootste (1m76) -, moest ik echter nog meer trainen. Geen optie: mijn studie had prioriteit.’

Zo begon Spahl na zijn laatste zwemtoernooi, het WK masters in München in 2000, bij de Duitse zwembond. Als coach, embedded scientist – ’trainings- en wedstrijddata analyseren, effecten van hoogtestages bestuderen…’ – en vanaf 2005 als assistent-bondscoach, tot de Spelen van Peking. Daarna werd hij binnen de topsportafdeling van het Duits Olympisch Comité (DOSB) verantwoordelijk voor het departement Support- und Service Management. ‘Met tien medewerkers onder mij had ik de leiding van twee instituten: dat voor toegepaste sportwetenschappen in Leipzig en dat voor de ontwikkeling en productie van sportmateriaal in Berlijn. Daarnaast coördineerde ik achttien Olympiasteunpunten, topsportcentra verdeeld over de zestien Bundesländer (deelstaten). In die functie heb ik vijf Olympische Spelen meegemaakt: Vancouver 2010, Londen 2012, Sotsji 2014, Rio 2016 en Pyeongchang 2018 – op de twee winterolympiades als adjunct-chef de mission van de Duitse ploeg.’

Voor de start van de jongste Winterspelen in Zuid-Korea had Spahl al zijn oog laten vallen op de vacature bij het BOIC, dat naar een opvolger voor topsportdirecteur Eddy De Smedt zocht. ‘Een vriendin belde me: ‘Je moet dat profiel eens bekijken: dat ben jíj! Ze zoeken Olav!’ Ze had gelijk. En dus stuurde ik tijdens de eindejaarsperiode mijn sollicitatiebrief. Na Nieuwjaar sprak ik met BOIC-voorzitter Pierre-Olivier Beckers, CEO Philippe Vander Putten en Eddy De Smedt, en in april kreeg ik het goede nieuws – ik moest alleen nog ‘ja’ zeggen. Tijdens mijn vakantie, op een strand in Zuid-Frankrijk, heb ik de knoop definitief doorgehakt. Verhuizen naar Brussel was geen obstakel: mijn vriendin werkt nu voor de Internationale Atletiekfederatie en is zo niet gebonden aan een plaats. En voor mijn familie en vrienden woon ik nu dichter bij huis, in Hilden, bij Keulen. Volgens hun perceptie althans, want Brussel ligt even ver als Frankfurt, waar ik de voorbije acht jaar woonde, vlak bij het hoofdkwartier van het Duits Olympisch Comité.’

Spahl verkaste wel naar een ander land, waar hij tot voor 2018 zelden geweest was. ‘Als student heb ik, via een uitwisselingsproject, drie jaar op rij een week in Luik verbleven, en als zwemmer heb ik in 1999 een stage in Eupen gedaan. Verder ben ik nooit geraakt. Veel kennis van de Belgische sport had ik ook niet. Ik kende uiteraard Jean-Marie Pfaff – wie niet in Duitsland – en andere (ex-)Belgen uit de Bundesliga: Kevin De Bruyne, Koen Casteels, Thorgan Hazard… Vanuit mijn zwemverleden ook Pieter Timmers, Fred Deburghgraeve, Brigitte Becue… Maar anderen?’

Olav Spahl: 'Belangrijk is dat atleten zélf hun ambitie bepalen, dat niemand hen dat oplegt.'
Olav Spahl: ‘Belangrijk is dat atleten zélf hun ambitie bepalen, dat niemand hen dat oplegt.’© BELGAIMAGE

Dichter bij atleten

Toch waagde Spahl de stap naar het onbekende België. ‘Net dat trok me aan: letterlijk en figuurlijk mijn grenzen verleggen, gebruikmaken ook van mijn talenkennis. Om zo een nieuw team te leiden, in een nieuwe topsportwereld te duiken, in nauwer contact met coaches en atleten. Want dat was een ‘nadeel’ van mijn managementfunctie bij het DOSB: ik was wel veel op pad, maar overlegde vooral met mensen die met trainers en sporters werkten. In mijn functie bij het BOIC is die afstand minder groot, ook door het aantal potentiële olympiërs: Duitsland heeft er 4000, België tien keer minder. Met Eddy De Smedt en Philippe Vander Putten had ik ook meteen een goeie connectie. Toen ik na mijn sollicitatie het aanbod kreeg, was ik zelfs niet verrast. Sowieso ben ik zelfverzekerd als ik mij een doel stel.’

Ik heb veel gelezen: elke dag de Belgische kranten, maar ook over de Belgische sportgeschiedenis, de politieke situatie, de topsportstructuur, de instellingen… En ‘Asterix en de Belgen’.’ Olav Spahl

Voor Spahl op 3 september bij het BOIC begon, bereidde hij zich ook grondig voor. ‘Mijn laatste dag bij het DOSB was 3 juli. Daarna heb ik tijdens een fietsvakantie in Denemarken – elke dag 120 km – veel nagedacht: welke lessen wil ik meenemen vanuit Duitsland? Wat wil ik proberen? Begin augustus, op de Europese kampioenschappen in Glasgow en Berlijn, keek ik ook met het ene oog naar de Duitse, en met het andere naar de Belgische atleten. Verder heb ik veel gelezen: elke dag de Belgische kranten, maar ook over de Belgische sportgeschiedenis, de politieke situatie, de topsportstructuur, de instellingen… En ‘Asterix en de Belgen’, een strip die vrienden me als cadeau gaven.’ ( lacht)

Met al die nieuwe kennis startte Spahl aan zijn inloopperiode, bijgestaan door Eddy De Smedt, die op 30 november met pensioen zou gaan. ‘Eddy opende zijn netwerk om mij in die drie maanden zo goed mogelijk te introduceren in de Belgische sportwereld. Bij atleten van vroeger en nu, bij coaches en experten, bij invloedrijke beleidsmakers en organisatoren. Tientallen kennismakingsgesprekken heb ik zo gevoerd. Niet simpel, om al die namen te onthouden – ik bestudeer ze nog elke dag. ( lacht) Eddy, een fantastische man, bleek echter de ideale gids. Op weg naar die gesprekken, naar toernooien – onder meer het WK judo in Bakoe -, tijdens de BOIC-stage in Lanzarote hebben we úren gepraat en zelfs gefilosofeerd over topsport.’

Spahls belangrijkste vraag aan al die nieuwe personen: wat is de Belgische spirit? ‘In mijn functie belangrijk om dat te doorgronden en me daarop in te stellen. Een definitieve conclusie moet ik nog maken, maar wat me al opviel: het verschil tussen Vlaanderen, Wallonië en zelfs het Duitstalige landsgedeelte, qua taal, opvoeding, maatschappelijke visie, filosofie, politiek ideologie… En hoe ze in elke gemeenschap trots zijn op hun karakteristieken.

‘Anderzijds merk ik dat Belgen vaak die staatsstructuur, al die verschillende instellingen als excuus gebruiken. ‘Te ingewikkeld, dus zal het niet lukken.’ Dan zeg ik echter: ‘Maak het niet ingewikkelder dan het is. Keep it simple.’ Meer zelfs: in Duitsland is het nóg ingewikkelder: geen drie gemeenschappen, maar zéstien Bundesländer, met óók elk hun eigen mentaliteit, plús een federale overheid bevoegd voor topsport. Om daartussen een akkoord te vinden, samen met veertig sportfederaties: niet makkelijk. Ik kan erover meespreken.’

Met die ervaring wil Spahl zich ook hier opwerpen als een bruggenbouwer. ‘Dat ik ‘neutraal’ ben, als Duitser, kan op dat vlak een voordeel zijn – zoals Roberto Martínez bij de Rode Duivels. Ik zie mezelf zelfs veeleer als een bemiddelaar. Het belangrijkste is immers niet de brug, wel dat de mensen er over wandelen, elkaar daar ontmoeten, gedachten uitwisselen. Dat mogen verschillende opinies zijn, de kunst is de connectie te vinden, er open en eerlijk over te discussiëren en dan te beslissen.’

Scepsis

Zo probeerde Spahl de scepsis weg te nemen over zijn aanstelling. Een buitenlander als nieuwe topsportdirecteur bij het BOIC, dat werd niet door iedereen even enthousiast onthaald. ‘Ik heb dat gevoeld, ja, maar dat is normaal. Belangrijk daarom dat ik weet hoe België functioneert, dat ik de talen spreek… En dat ik met die sceptische personen eens een koffie ga drinken, om zo die mogelijke ‘storing’ in iets positiefs om te zetten. Mijn voordeel: ik ben zelf geen sceptische persoon. Ik geef liever energie dan dat ik energie neem, kijk altijd naar de pluspunten. En voor alle duidelijkheid: die sceptische mensen zijn in de minderheid, ik heb véél meer personen ontmoet met een open geest, een gemeenschappelijke passie voor topsport en de wil om samen te werken.’

Olav Spahl tijdens een trektocht op Lanzarote met het BOIC.
Olav Spahl tijdens een trektocht op Lanzarote met het BOIC.© BELGAIMAGE

Spahls boodschap voor hen, een slagzin die hij ook gebruikte in zijn speech voor de Belgische atleten op de BOIC-stage in Lanzarote: wees veeleisend, nederig, trots en vol vertrouwen. ‘Veeleisend, omdat alleen de meest perfectionistische mensen over de jaren heen de absolute top bereiken. Nederig, omdat topsporters moeten beseffen hoe geprivilegieerd ze zijn, dat ze van hun hobby hun beroep hebben kunnen maken, dat veel ‘gewone’ mensen dure tickets kopen om hen bezig te zien. Nederig ook omdat het een voorrecht is om te mogen deelnemen aan de Olympische Spelen, waar mensen van over de hele wereld verbroederen, zonder ruzie en geweld alle raciale en politieke verschillen overstijgen. En trots en vol vertrouwen, omdat zij, dit land in zijn geheel, dat na het succesvolle sportjaar 2018 meer dan ooit mag/moet zijn.’ ( zie ook kader, nvdr)

Het BOIC moet openheid uitstralen. Tonen dat iedereen – ongeacht taal, herkomst, cultuur, huidskleur… – welkom is in Team Belgium.’ Olav Spahl

Een olympische dynamiek die, zoals Eddy De Smedt bij zijn afscheid aangaf, na Rio een nieuw elan kreeg. Weg met de typische Belgische underdogrol. ‘Als Eddy dat zegt, is dat zeker zo. Hoe meer atleten dat zelfvertrouwen uitstralen, hoe meer dat de perceptie verandert. Maar je mag het ook niet te veel veralgemenen. Gaston Roelants, Roger Moens, Eddy Merckx, Ingrid Berghmans, Fred Deburghgraeve, Tia Hellebaut: dat waren óók zelfbewuste kampioenen. Voor elke sporter, elk team is het anders: de ene staat meteen aan de wereldtop, voor de andere is de ontwikkeling van underdog naar een kampioen misschien ‘gezonder’.

‘Belangrijk is dan ook dat atleten zélf hun ambitie bepalen, dat niemand hen dat oplegt. Al moet je ook realistisch blijven. In Duitsland bijvoorbeeld wentelt niemand zich in een underdogrol, leeft het idee: ‘Wíj zijn nummer één van de wereld!’ – zeker in het voetbal, tijdens winterolympiades ook. Op de zomerspelen is dat echter minder vanzelfsprekend, in strijd met de VS, China… De resultaten van Duitse atleten worden ook te veel gekoppeld aan het landsbelang, terwijl het nog altijd om individuele en ploegprestaties gaat.’

Toch vindt Spahl het belangrijk dat tijdens de Spelen alle Belgen zich met de nationale olympische ploeg kunnen identificeren. ‘Zoals de Rode Duivels moet Team Belgium een afspiegeling zijn van de pluraliteit in dit land. Elke Belg moet kunnen zeggen: ‘Ik vind iets van mij in Team Belgium. Ik ben fier op die atleet uit mijn gemeente, mijn regio. Als die succesvol is, kan ik dat ook zijn.’ Daarom moet het BOIC ook openheid uitstralen. Tonen dat iedereen – ongeacht taal, herkomst, cultuur, huidskleur… – welkom is in Team Belgium, als hij tenminste aan de selectiecriteria voldoet.’

Meer topachtplaatsen

Spahl weet niettemin: zonder resultaten geen verbondenheid met het thuisfront. Over concrete medailleambities voor Tokio 2020 wil hij zich echter nu nog niet uitspreken. ‘Het enige wat we als BOIC vooropstellen is een stijging van het aantal atleten met een topachtplaats – negentien in Rio. Hoeveel medailles daaruit zullen voortvloeien, kan je nu moeilijk voorspellen. Sowieso blijft het belangrijkste dat een topsporter zijn potentieel volledig benut. Waar hij of zij dan eindigt, hangt af van de concurrentie.’

De nieuwe topsportdirecteur beseft ook dat zijn invloed op de resultaten in Tokio klein is. ‘Microscopisch zelfs. Die eindbalans zal grotendeels het werk zijn van het topsportbeleid van de voorbije jaren. In de komende zeshonderd dagen kan ik alleen hier en daar iets toevoegen. Hoe kunnen we bijvoorbeeld atleten mentaal voorbereiden op de druk van het publiek, de media, vanuit zichzelf ook? Belangrijkste opdracht is echter omstandigheden creëren – qua omkadering, trainingsfaciliteiten, stages, oefenwedstrijden… -, waarin elke sporter die in aanmerking komt voor een topachtplaats optimaal op de Spelen kan focussen. Niet pamperen, wel alle mogelijke zorgen wegnemen. Met oog natuurlijk voor het budget, want alles heeft zijn prijs.’

Spahl kijkt echter al (veel) verder dan Tokio 2020, richting Parijs 2024, Los Angeles 2028, en ook naar de volgende Winterspelen. ‘Topsportbeleid is werken op lange termijn: de medaillekandidaten voor LA 2028 moeten we nu opleiden, voor Parijs 2024 kunnen we zelfs nu al min of meer bepalen welke atleten, onder meer uit het Be Gold-talentenproject, daar kunnen presteren. In de achtertuin van België worden die Spelen een belangrijke katalysator.’

En dus werkt de Duitser aan een ‘masterplan’, met oog op LA 2028. ‘Een welomlijnde strategie: hóé willen we onze doelen bereiken? Wát hebben onze atleten nodig? Wíé moet welke taak vervullen? Dat wil ik in nauw overleg met alle actoren bepalen: sporters, coaches, experten, federaties… Met de drie gemeenschappen ook, want wij zijn afhankelijk van elke nieuwe politieke legislatuur.

‘Ik ga/kan niet zomaar iets opleggen – mijn bijdrage in het geheel blijft klein – maar ik kan wel zaken beklemtonen: het vernieuwen/bouwen van topsportinfrastructuur, de organisatie van olympische kwalificatiewedstrijden in België, de ontwikkeling van een goed beleid binnen de federaties, de atleten maximaal ondersteunen zodat ze ook zelf verantwoordelijk zijn/worden in het streven naar excellence – zij doen het tenslotte.

‘Zeer belangrijk ook: de vragen en noden van veel coaches en experten van wereldniveau in dit land beantwoorden, hun grote kennis laten uitwisselen, zoals met ons Olympic Coaching Platform. In oktober deden Gert Vande Broek ( bondscoach Yellow Tigers, nvdr) en Koen Umans/Sven Van Camp ( managers Belgian Cats, nvdr) bijvoorbeeld het succes van hun ploegen uit de doeken. En op onze stage in Lanzarote klapten Lode Grossen ( algemeen manager van GymnastiekFederatie Vlaanderen, nvdr) en Nick Baelus ( bondscoach triatlon, nvdr) hun boek open. Ik wil die formule nog verfijnen, zodat we ook de kennis toegankelijk maken van introverte mensen, die minder weggelegd zijn voor podiumpresentaties.’

Met zijn visie en strategie hoopt Spahl op lange termijn de resultaten van de Belgische olympiërs, de topsportcultuur in dit land en de duurzame impact ervan op de totale maatschappij te stimuleren. Pas in 2028 mogen we dan zijn balans opmaken, zegt hij. ‘Ik hoop hier dus minstens tien jaar te blijven, ja. Ook al moet ik nog zolang in het Belgische verkeer rondrijden? Zelfs dát wil ik trotseren.’ ( lacht)

‘Olav, wat gebeurt daar in België?’

‘Toen het nieuws over mijn nieuwe job bij het BOIC bekend raakte, ‘ vertelt Olav Spahl, ‘spraken sommige collega’s in Duitsland aanvankelijk wat neerbuigend over België. ‘Pas 35e van de olympische medailleranking in Rio, wat ga je dáár doen?’ Maar toen de Rode Duivels op het WK de halve finales haalden, na de afgang van Die Mannschaft, en daarna Koen Naert en Nafi Thiam goud pakten op het EK in Berlijn, én Emma Plasschaert diezelfde week wereldkampioene werd, veranderde de toon: ‘Juiste beslissing genomen, Olav!’, sms’te een collega me vanop het WK zeilen, met foto’s van een zegevierende Emma. Na Nina Derwaels wereldtitel werden sommigen zelfs nieuwsgierig naar al die successen: ‘Hé, Olav, wat gebeurt daar in België?’ En toen de Red Lions het goud veroverden op het WK, nadat ze de Duitsers verslagen hadden in de kwartfinale, klonk het: ‘Proficiat! We hebben tenminste verloren van de nieuwe en verdiende wereldkampioen.’ Het respect in Duitsland voor het sportland België is dus duidelijk gegroeid, en dat zal in andere landen niet anders zijn.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content