Belg. Geboren op 3 juli 1985 in Zottegem. 1,92 meter voor 90 kg. Profiel: de populaire.

Belg. Geboren op 5 maart 1983 in Antwerpen. 1,79 meter voor 76 kg. Profiel: de lachebek.

Belg. Geboren op 25 oktober 1981 in Brugge. 1,84 meter voor 68 kilogram. Profiel: de bijgelovige.

Belg. Geboren op 1 juni 1982 in Oostende. 1,82 meter voor 82 kilogram. Profiel: de beachboy.

Belg. Geboren op 2 oktober 1977 in Brugge. 1,79 meter voor 73 kg. Profiel: de fluisteraar.

Belg. Geboren op 12 oktober 1972 in Dendermonde. 1,83 meter voor 82 kg. Profiel: de onopvallende.

Zimbabwees. Geboren op 9 januari 1983 in Bulawayo. 1,75 meter voor 71 kg. Profiel: de zwijger.

Oekraïner/Rus. Geboren op 1 september 1976 in Ulan-Ude. 1,86 meter voor 77 kg. Profiel: de superprof.

Albanees. Geboren op 25 december 1971 in Gjakov. 1,77 meter voor 74 kg. Profiel: de pappie.

Oekraïner/Belg. Geboren op 26 oktober 1977 in Lanivtsj. 1,81 meter voor 74 kg. Profiel: de zenmeester.

Belg. Geboren op 27 maart 1985 in Brugge. 1,83 meter voor 74 kilogram. Profiel: de langslaper.

TOM DE SUTTER – SPITS (DE POPULAIRE)

T om De Sutter: “Ik ben een nuchtere jongen, ik relativeer veel. Ik heb tegen mijn vriendin al gezegd dat als ze merkt dat ik begin te zweven, ze mij dat meteen moet zeggen. Linsey speelt een cruciale rol in mijn ontwikkeling. Mocht ik haar niet hebben, zou ik misschien elk weekend blijven uitgaan en zoeken naar een lief. Neem nu de Gouden Schoen: ik had het laat kunnen maken, maar daar had ik echt geen zin in. Ik zat liever met haar gezellig thuis voor de televisie. Na de Gouden Schoen heb ik ook even gebeld naar mijn vader. Ik zei: ‘Raar hé, zo’n derde plaats.’ Hij wenste me proficiat en was blij, maar ook niet meer dan dat. Hij heeft diezelfde nuchterheid als ik. Ik heb ook nog nooit iets ergs meegemaakt in mijn leven. Ik heb een prachtige jeugd gehad, met een perfecte opvoeding. Ik ging naar een strenge school, het college van de Jozefieten in Melle. Daar brachten ze me waarden bij. Ik heb altijd veel respect gekoesterd voor mijn ouders. Ik heb nog twee zussen, maar mijn ouders moesten vaak met mij rondrijden. Dat waardeer ik.

“Ik ben altijd een energiek kind geweest. Ik had veel beweging nodig. Op familiefeesten voetbalde ik met mijn neefjes tot ik in het zweet stond. Terwijl ik me nu toch beperk tot rustige gesprekjes met de nonkels en tantes ( lacht).

“Mijn ambitie in het voetbal is gestaag gegroeid. Sinds vorig seizoen weet ik dat ik dit niveau aankan. Nu wil ik bewijzen dat de interesse van topclubs in mij gegrond is. Wat ik in de heenronde gepresteerd heb, is daarbij niet langer van tel. Ik leerde de lat nooit te hoog te leggen. Als kleine gast heb ik ook nooit verkondigd dat ik later bij een topclub wou spelen. En zelfs bij de jeugd van Club Brugge was het mijn enige ambitie om bij de belofteselectie te raken. Wie zijn ambities te hoog legt, verga- loppeert zich.

“Stress op een voetbalveld ken ik niet. Ik kan wel onder de indruk zijn van een vol stadion, maar voetbal blijft voor mij maar voetbal. Het stond nooit echt op de eerste plaats bij mij. Ik heb altijd de grenzen van het toelaatbare afgetast. In school, maar ook in het voetbal. Hoe ver kan ik gaan? Dat hield me bezig. Als ik voelde dat ik tegen de grens zat, nam ik gas terug. Wanneer de leraar gebood te zwijgen, ging ik toch even door om te zien hoe ver ik kon gaan. Bij een trainer vind ik dat toch al wat moeilijker om te doen, want als je dan te ver gaat, sta je de volgende week niet in de ploeg ( lacht).

“Ik ben altijd wel in voor een grapje, maar evenzeer voor een serieus gesprek. Ik kom met iedereen overeen, dat was bij mijn vorige clubs ook al zo. Ik ben al een paar keer van ploeg veranderd, maar tot nu toe was ik altijd al na enkele weken ingewerkt in de groep. Meestal kwam ik beter overeen met de oudere spelers, zoals bij Torhout met Nico Vanderdonck. Hier met Sergiy Serebrennikov en Denis Viane. Door met hen te discussiëren kan je veel bijleren, niet enkel in het voetbal, ook ernaast. Ik vind mezelf geen intelligente jongen, maar leergierig ben ik wel.

“Ik heb al eens een deur ingetrapt, ja, maar dat was een momentopname. Dat is me nadien nooit meer overkomen. Als ik me onrechtvaardig behandeld voel, dan durf ik me wel eens op te winden. Zoals in de bekermatch tegen Club Brugge: ik zie StijnenGombami neerhalen en op zo’n moment wil ik het meteen opnemen voor mijn ploegmaat. Maar ik heb geleerd afstand te houden en niet te reageren. Je moet wel laten zien dat je er staat. Ik ben nooit iemand geweest die over zich heen liet lopen. Dat is wellicht voor een groot stuk te danken aan mijn gestalte.”

Bram verbist – doelman (De lachebek)

Bram Verbist: “Ik ben altijd te vinden voor een grapke en een grolleke. Een van mijn eerste dagen hier, bij Cercle, trok ik naar de klas waar de buitenlanders van de A-kern Nederlandse les krijgen. Die leraar kent niks van voetbal, wist niet wie ik was en had niet door dat ik serieus met zijn voeten aan het rammelen was toen ik me voorstelde als: ‘ I am Brem from Kazachstan ( lacht).’ Hij vroeg of ik Engels of Frans praatte. ‘ Peu le both‘, antwoordde ik. Een uur lang deed ik daar mee met de anderen. Die lagen natuurlijk strike achter de rug van de leraar. Toen die achteraf hoorde dat ik een simpele Vlaming ben, lag hij zelf in een deuk … Ik had trouwens liever West-Vlaamse les gekregen ( schatert).

“Slechtgezind opstaan, dat overkomt me heel weinig. Je moet van elke dag proberen het beste te maken, zowel op het professionele vlak als in je persoonlijke leven. Ik leef graag, hou van lachen. Maar ik weet ook wanneer je serieus moet zijn. Mijn ouders hebben een bejaardentehuis, werkten al heel hun leven keihard. Maar als ze kunnen, gaan ze eens naar de zee of iets eten met zijn tweetjes. Er moet tijd zijn voor plezier, voor dingen die je leuk vindt, dat hebben ze me doorgegeven. Ik ga graag eens winkelen, op reis, straks naar de Winterefteling … De geneugtes van het leven. Als je dat allemaal kunt, waarom niet?

“De dood van Tom Vermeiren ( de dertienjarige doelman bij de knapen van Cercle stierf eind vorig jaar na een verkeersongeval, nvdr) heeft mij in die zin ongelooflijk aangegrepen. Ik zat daar in de kerk, zag mezelf terug. Foto’s van toen hij in de goal stond, met die keeperskledij, guitig gastje. Ik heb gebleit als een klein kind. Ik ben er nu nog altijd niet goed van. Ik heb zijn bidprentje in mijn auto aan de radiator vastgemaakt, op een plaats waar ik het altijd kan zien. Dan denk je aan je eigen dochtertje. En ook: die jongen heeft de kans niet meer gekregen, ik wel. Juist door zulke dingen besef je des te meer dat je moet genieten.

“Positief ingesteld zijn ook. Zeker na wat ik de voorbije jaren meemaakte, toen ik afzakte naar Tienen en Aalst. Negatieve gedachten, daar kom je niet verder mee. En kijk: was ik niet bij die twee clubs beland, dan zat ik vandaag misschien niet bij Cercle.

“In al mijn enthousiasme moet ik soms wat ingetoomd worden. Hoewel ik goed het onderscheid ken tussen werk en plezier, is het af en toe nodig dat iemand tegen mij zegt: ‘Bram, nu even rustig.’ Op training bijvoorbeeld. Als het lekker loopt, begin ik wel eens uitbundig te doen: ‘Sjot maar! Kom maar!’ Die Antwerpse grootheidswaan krijg je er niet uit ( grijnst). Maar dan ben je niet meer serieus bezig. Ook als het over eten gaat, moet af en toe iemand eens aan de alarmbel trekken.

“Tijdens matchen ben ik gefocust: ‘Geen goal binnenlaten! Dat moet hier goed zijn!’ Alleen die twee, drie momenten van concentratieverlies moeten er nog uit.

“Bewust risico’s nemen doe ik niet. Ik hou daar niet van, ook niet naast het veld. Vind ik op de menukaart in het restaurant een gerecht waarvan ik de naam amper kan uitspreken en staat daaronder ‘steak’, reken maar dat ik voor de biefstuk ga. Op de mat net hetzelfde; word ik bij een terugspeelbal onder druk gezet, dan hangt de bal snel in de tribune. Ik zal ook nooit gokken of op de beurs spelen. Geef mij maar zekerheid. Daarom ben ik ook zo blij dat ik voor vier jaar kon bijtekenen.” S

FREDERIK BOI – RECHTSBACK (De bijgelovige)

F rederik Boi: “Ik ben zeer bijgelovig, ik heb wel honderd rituelen. Al drie jaar speel ik met dezelfde scheenbeschermers. De dag van de match eet ik altijd rijst met gehakballetjes in tomatensaus. Tijdens de opwarming moet ik altijd achteraan lopen met Tom De Sutter. De dag voor de match moet ik altijd eerst met Kristof Sneldersdoor de latjes spurten. De opwarming twee dagen voor de match doen we altijd in rijen van vier en dan moet ik altijd bij dezelfde vier zijn. Enzovoort.

“Bijgeloof is een kwaliteit, ik put er energie uit. In golf is het belangrijkste de preshotroutine. Tiger Woods, de beste putter ter wereld, doet altijd hetzelfde voor hij put. Hij zal bijvoorbeeld altijd rond zijn bal lopen. Dan weet je: nu ben ik geconcentreerd, nu ben ik er klaar voor.

“Ik golf en ik bridge, twee fantastische sporten. Oudemannensporten ( lacht).

“Al mijn hele leven speel ik voor Cercle. Als kind al was het mijn ambitie om profvoetballer te worden, maar niet ten koste van alles. Op mijn 21ste had ik mijn twee dromen gerealiseerd: ik was programmeur en ik zat in de A-kern van Cercle.

“Ik kende nóg wel heel sterke periodes, maar als aanvaller werd dat niet benadrukt. Als ik een man uitschakel, zal het met een dubbelpass of een loopactie zijn. Dan val je niet snel op. Nu ik verdediger ben, is het niet de bedoeling dat ik opval, maar kan ik wel een perfecte match spelen.

“Dit seizoen ben ik enorm aan het ontbolsteren. Misschien ook omdat ik zelfstandiger ben geworden. Ik woon niet meer thuis, ik deel een prachtig huis met een vriend. Ik doe nu ook wel meer voor mijn sport.

“De trainer zegt dat mijn ambities heel ver moeten reiken. Ze reiken ver. Ik ben enorm ambitieus geworden. Elke dag zit ik in de fitness, want als rechtsback moet ik meer in duel gaan dan als rechtsvoor.

“Ik ben altijd vrij mager geweest. Daar wordt al wel eens mee gelachen. Een anekdote die het na vijf jaar blijkbaar nog altijd goed doet, is die van tijdens een fotoshoot voor Bikkembergs. Ik moest een spannend shirtje aantrekken en mijn spieren opspannen. Ik was al bijna buiten adem van mij op te spannen, toen de fotograaf zei: ‘Nu mag je beginnen …’ ( lacht).

“Mijn spierkracht is al veel verbeterd. Na de testen in het ziekenhuis was de kinesist verrast door mijn explosieve kracht. Het is niet het volume dat telt. Ik zie soms kleerkasten van voetballers, maar als ze moeten spurten, raken ze niet vooruit. In duels begin ik te merken dat ik al een tijd aan mijn bovenlichaam aan het werken ben.

“Ook stabilisatieoefeningen zijn belangrijk voor mij, want mijn knieën zijn altijd al mijn zwakke punt geweest. Ik onderging al drie operaties, twee aan mijn rechtermeniscus en een aan de linker.

“Ik ben een speelvogel. Ik ben nog vrijgezel en ik amuseer me graag, maar als er gewerkt moet worden, sta ik er ook.

“Als ik vind dat ik gelijk heb, discussieer ik graag. Ik ben tegen iedereen vrij cru. Met al mijn vrienden heb ik een haat-liefdeverhouding. Tom De Sutter is een van mijn beste maten, maar we maken constant ruzie. Hij is iemand die aangevuurd moet worden en als niemand anders dat doet, doe ik dat. Soms wordt dat niet begrepen en zeggen ze: ‘Hou toch een keer je mond.’ Maar je weet wat je aan mij hebt. Ik kan iedereen recht in de ogen kijken.” S

ANTHONY PORTIER – CENTRALE VERDEDIGER (De beachboy)

A nthony Portier: “Ik ben een jongen van de zee. Als kind woonde ik met mijn ouders in Middelkerke. We hadden toen zelfs een strandcabine. Nu huur ik met mijn vriendin een huis op 500 meter van het strand van Westende.

Denis Viane noemde mij wel al eens de beachboy, omdat ik graag surf en ook voor mijn look – vroeger droeg ik mijn haar lang met mèches. Zelfs ’s winters ga ik soms twee, drie keer per week surfen. Als je een mooie golf neemt, krijg je een boost. Dan voel je je vrij en rustig, het gevoel dat je ook wat hebt als je een perfecte bal trapt.

“Sport is altijd mijn ding geweest. Voetbal, watersporten, alles met een plank, extreme sporten ook. Als prof mag het niet meer, maar voorheen ging ik soms snowboarden. Kitesurfen zal ik zeker nog leren en na mijn carrière wil ik valschermspringen.

“Ik won veel interscholenveldlopen en ook in de zwemwedstrijden zat ik meestal in de top vijf. Ik was geen opgever. Ik was toen ook enorm gecharmeerd van de airshows in Koksijde. Eigenlijk wou ik paracommando worden. Het fysieke daarin sprak mij aan, het buitenland ook.

“Mijn vrouwtje en ik zijn trouwens niet van plan om ons hele leven hier te blijven. Binnen een jaar of tien vertrekken we misschien definitief naar de zon. Dan mag het zelfs Australië zijn. Ook voor het voetbal laten we hier graag alles achter. Voor ik prof was, werkte ik in de bouw. Ik ken het verschil, ik wil hier zo veel mogelijk van genieten.

“Ik ben geboren met een bal in de buik. Bijna dagelijks ben ik thuis bezig met streetsoccer. Wouter Arts komt regelmatig bij mij trucjes van op YouTube inoefenen.

“Wat ik tot nu toe in het voetbal bereikte, dank ik aan mijn vader. Toen ik zestien was, wou ik stoppen. Mijn pa wou dat ik het nog een jaar probeerde. Zes maanden later zat ik bij de eerste ploeg van Oostende.

“Ik schat dat ik nu aan 60 procent van mijn mogelijkheden zit. Mijn positiespel moet bijvoorbeeld nog beter. Logisch, want dit is het eerste seizoen dat ik zuiver in zone moet voetballen.

“Ik realiseer nu de droom van mijn vader. Hij was zestien toen hij in de belangstelling stond van Cercle, maar bleef liever bij zijn maten. Hij biedt mij nu de steun die zijn ouders hem destijds niet konden geven. Van de duiveltjes tot nu miste hij misschien vier matchen. Voor jeugdtoernooien in Frankrijk hing hij de caravan aan de auto. Mijn zussen turnden of waren bezig met hiphop, maar bij ma en pa kwam voetbal altijd op de eerste plaats. Ik werd een beetje voorgetrokken. Nu zeggen mijn zussen: ‘Hadden we geweten dat je het zo ver zou schoppen, dan waren we misschien niet zo dul geweest.’

“Ik ben een centrale verdediger, maar ben al enkele keren het slachtoffer geweest van mijn polyvalentie. Tijdens Standard-Oostende onder Gilbert Bodart speelde ik op vijf verschillende posities. Ik begon in de spits. Na de uitsluiting van Marco Nijs werd ik eerst linksback, dan rechtsmidden en uiteindelijk centrale verdediger. Maar toen ook nog Dimitri Habran rood kreeg, moest ik in de goal staan.

“Een andere legendarische match is die met Oostende tegen Westerlo. Ik maakte toen mijn eerste doelpunt in eerste, maar verloor daarna in een kopduel mijn twee voorste boventanden. Ik hou van hard spel, ik laat me niet gemakkelijk wegzetten ( lacht).” S

DENIS VIANE – cENTRALE VERDEDIGER (De fluisteraar)

Denis Viane: “Ik ben niet de leider, denk ik. Ondanks die aanvoerdersband. Ik geef aan hoe het volgens mij zou moeten, maar luister ook naar de anderen. Dictatoriaal ben ik niet. Op tafel bonken doe ik niet. Als je luid roept, gaat je boodschap verloren in het lawaai. Met een goed gesprek kan je veel meer bereiken. Wij zijn trouwens nog altijd een groep vrienden, dat was ook de sterkte van de kleedkamer in mindere tijden. Langs alle kanten wat opvangen, proberen te helpen waar nodig, dát is volgens mij mijn functie binnen de groep. Als je kijkt naar de carrières van Besnik Hasi en Sergiy Serebrennikov, vind ik het normaal dat zij het eerste woord hebben. Dat is natuurlijker.

“In het secundair was mijn bijnaam ‘de muis’. Zo luidruchtig was ik ( grijnst). Leraars wisten niet of ik wel of niet in de klas zat. Vroegen ze iets, dan antwoordde ik. Maar zelf initiatief nemen interesseerde me niet.

“Ik ben lang verlegen gebleven. Het veranderde toen ik aan hogere studies begon, kinesitherapie in Brugge. Dan kom je in de echte wereld en kan je meer doen wat je wil. De leerstof uit het middelbaar, die mij niet echt kon boeien, ruimde plaats voor iets wat mij enorm fascineerde. Zeker tijdens mijn stage leerde ik veel over het mens-zijn. Niks is fijner dan met ouderen praten. Mensen met levenservaring die een nieuwe heup krijgen en nog iets willen maken van hun leven, hoor je het regelmatig aangeven: ‘Misschien hebben we ons te veel geërgerd aan kleine dingen.’

“Stil zou ik mezelf nu niet meer noemen. Wel onopvallend. En rustig. Mijn vader was ook zo. De genen misschien. Ik voel me daar het best bij. Tegelijk valt het met mijn gezag nog behoorlijk mee. Tom De Sutter zegt dat hij nooit iets zou terugroepen als ik hem aanpor. Misschien heb ik wel meer invloed dan ik zelf denk. En inderdaad, als we op een avond met de groep op stap zijn, ben ik diegene die zegt: ‘Oké jongens, ik vind dat het nu tijd is.’ Dan krijg ik hen wel mee naar huis. Als de trainers aangeven dat ze verwachten dat we niet te zot doen, dan voel ik me daar verantwoordelijk voor.

“Met de ploegmaats iets gaan drinken vind ik wel plezant. Maar me volledig laten gaan lukt moeilijk. Ik ben een beetje een controlefreak. De dag van de wedstrijd is uitgestippeld van a tot z. Ook tijdens de week hou ik altijd in gedachten: ‘Die dag wil ik pasta eten, die dag dat …’ Ik weet graag waar ik me aan kan verwachten.

“Wel een minpunt is dat ik soms behoorlijk negatief kan zijn over mezelf. Af en toe ben ik een zwartkijker. Zo moesten we op winterstage in Blankenberge een stukje schrijven: ‘Wat denk je over jezelf als voetballer en als mens?’ Frederik Boi merkte op: ‘ Denis maakt zichzelf weer met de grond gelijk.’ Het is iets waar ik niet trots op ben, maar ik heb het soms niet in de hand.

“Je moet altijd in gedachten houden dat dingen kunnen mislukken, maar je hoort ervan uit te gaan dat het goed zal lopen. Ik hou altijd te veel rekening met het slechte scenario. In die zin heb ik voor Bart Wellens enorm veel respect. Volgens mij is ook hij niet superoptimistisch ingesteld, maar die kan daar vlot over praten. Zo werk je het, denk ik, al een beetje weg.” S

TOM VAN MOL – LINKSBACK (De onopvallende)

Tom Van Mol: “Ik ben geen saai type. In beperkte kring stel ik mij opener en enthousiaster op dan ik naar buiten toe lijk. Voel ik mij goed in een bepaalde omgeving, dan kan ik mij laten gaan. De remmen los. Ik was als kind net zo. Kalm in de klas, maar thuis rennen en vliegen. Koning in eigen rijk.

“Als er in de spelersgroep een grapje wordt gemaakt, ben ik er graag bij. Mijn motto is niet voor niets: ‘Een dag niet gelachen is een dag niet geleefd.’ Ik voel me goed bij die jonge gasten. Er wordt wat afgedold. Het komt de sfeer ten goede. En dat zorgt ervoor dat er meer bereidheid is om voor mekaar door het vuur te gaan. Ik ben niet de gangmaker als er ambiance gemaakt wordt, niet diegene die moppen bij de vleet begint te tappen. Het voorplan is sowieso niets voor mij. Op een moment dat niemand iets van mij verwacht, kom ik wel eens kurkdroog uit de hoek en dan liggen ze allemaal plat. Nee, ik ben geen stille.

“Wel is het zo dat ik in een vreemde omgeving niet binnenkom met een air van ‘Ik ga het hier eens vertellen.’ Eerst kijken en observeren; hoe zit iedereen in mekaar? Ik laat de ander meestal de eerste stap zetten.

“Ik probeer met iedereen goed overeen te komen, maar ben zeker geen meeloper. Vroeger, op school, kon je mij dat etiket ook al niet opkleven. Er zaten wel eens jongens in de klas wier ouders het niet te breed hadden. Die droegen dan oude kleren en werden daar soms mee gepest. Een hartsgrondige hekel had ik daaraan. Ik ging er altijd tegenin. Ik nam het op voor die gastjes. Zo gaat het ook in de kleedkamer. Als ik zie dat een van onze jongens down is, zal ik mij behulpzaam opstellen.

“Ik ben altijd mijn weg gegaan. Nu nog. Maar ik bekijk en beredeneer eerst alles en kom pas daarna met mijn visie op de proppen. En dan lig ik er niet wakker van als het toch anders wordt gedaan. Maar vind ik iets niet goed, dan zullen ze het van mij horen, in de groep of face to face. Vorig seizoen heb ik met de trainer eens in de clinch gelegen.

“Leiderscapaciteiten heb ik niet. Ik durf wel eens op tafel bonken, maar als het bij wijze van spreken al bijna te laat is. Soms moet je er sneller eens een bommetje onder gooien, zodat iedereen weer scherp is. Vaak probeer ik de kerk te veel in het midden te houden. Tot het mij dan écht tegensteekt. Dan heb ik schijt aan de wereld en gooi ik het er allemaal kwaad uit.

“In Nederland ben ik brutaler geworden. Minder verlegen, harder en mentaal sterker. Daar móét je wel voor jezelf opkomen of je valt af. Het was een goede stap voor mij. Vroeger was ik misschien te braaf.

“Maar ik besef dat ik nog altijd een vrij anoniem imago heb. Aan de ene kant steekt dat wel. Omdat je bedenkt dat je – weliswaar sober – ook je taken vervult, goede matchen speelt en toch niet die waardering krijgt die een ander te beurt valt.

“Maar ik ben daar eigenlijk niet zo mee bezig. Toen ik jonger was, voelde ik mij vaak de mindere, spookte wel eens door mijn hoofd: ‘Wat zullen ze denken over mij?’ Dat ben ik kwijt. Ik doe er alles aan om met de ploeg vooruit te raken. Dat is belangrijker dan je constant afvragen of je niet de grijze muis bent. De meeste spelers zijn vijf of tien jaar na hun carrière toch vergeten.” S

HONOUR GOMBAMI -RECHTERMIDDENVERLDER (De zwijger)

Honour Gombami: “Ik ben een stille mens ( pauzeert enkele seconden). Ik praat niet veel. Dat heeft voor een groot stuk te maken met de taal, want eigenlijk ben ik wel sociaal aangelegd. Ik kom graag onder de mensen, maar eerder om te luisteren, nooit om het hoge woord te voeren. Als kleine jongen was ik al heel stil, ik heb drie jongere broers, ik ben de oudste. En de stilste. De jongste is een beetje gek in het hoofd, altijd problemen met hem. Mijn vader is ook een stille man, mijn moeder voert altijd het woord. Ze zei me vroeger steeds dat ik meer voor mezelf moest opkomen. Weet je, als tiener was ik nog veel zwijgzamer dan nu. Ik hoor al heel mijn leven dat ik te verlegen ben. Daar kan ik nog weinig aan veranderen, vermoed ik. En ik voel me er wel oké bij. Ik praat enkel wanneer ik iets te zeggen heb. Daarom vond ik de teambuildingactiviteiten tijdens de winterstop een goed initiatief. Het zette de spelers aan om na te denken over bepaalde ideeën en het gaf mij een reden om mijn mening te ventileren tegenover de groep. Het gaf me een goed gevoel om mijn mening te kunnen geven.

“De grote misvatting over mij is dat ik niet sociaal ben, omdat ik niet veel zeg uit eigen beweging, maar ik kan met iedereen praten. Ik heb ook erg veel zelfvertrouwen, al zal je dat niet gauw merken. Ik weet dat sommigen denken dat ik nog moet openbloeien, maar ze hebben het mis. Ik zal nooit haantje-de- voorste zijn. Mijn antwoorden zijn altijd vrij kort.

“Ik begrijp dat ik daardoor voor velen een groot vraagteken ben, want ik praat nu eenmaal zelden over mezelf. Ik ga trainen, keer terug naar huis, eet iets, luister wat naar muziek, kijk naar films. En twee keer in de week trek ik de stad in, gewoon om een beetje onder de mensen te komen en er even tussenuit te zijn. Ik ken hier weinig mensen in Brugge, dat maakt het leven wel wat moeilijk. Dan verlang ik naar mijn geboortestad, waar ik op straat constant vrienden en kennissen tegenkom. Ik ben wel eens jaloers op de Belgische jongens in onze ploeg: zij kennen veel mensen, dat maakt het makkelijker om je te integreren in een nieuwe omgeving. Niet dat ik Belgen niet open vind, maar die taal hé. Sommige ploegmaats spreken weinig Engels en dat maakt de communicatie toch erg moeilijk, dus zwijg ik liever.

“In het gezelschap van Vusa (Nyoni Vusumuzi, nvdr) ben ik mondiger, we kennen elkaar al sinds we klein zijn. Nu wonen we samen in een huis vlak bij het stadion. Soms trekken we naar Parijs om daar Afrikaanse ingrediënten in te kopen. We spreken er af met een landgenoot die in Engeland woont. Vusa is helemaal anders dan ik: he’s the guy to talk to. Hij raakt nogal makkelijk over zijn toeren. Ik laat de dingen meer over me heen gaan. Ik kan best tegen kritiek – die zal er immers altijd zijn – dus het heeft geen zin om ervoor op de vlucht te gaan. Je kan het beter aanvaarden.

“Ik praat niet graag over problemen. Zeker in die eerste maanden dat ik hier was, hield ik mijn mond wanneer ik met een kleine blessure kampte. Ik had maar een contract van beperkte duur, dus ik wilde absoluut een goede indruk laten en niet als een klager overkomen. Ik praat enkel met mijn ouders over problemen. Ik bel ze ongeveer elke dag. Mijn ouders zijn de enige mensen op aarde die ik onvoorwaardelijk vertrouw.” S

SERGIY SEREBRENNIKOV – VERDEDIGENDE MIDDENVERLDER (superprof)

S ergiy Serebrennikov: “Ik ben een familiemens. Ik heb twee dochters, Anna (15) en Maria (6). Anna leeft bij haar grootouders in Rusland. Eerst woonde ze bij ons in België, maar door de taalhandicap kende ze problemen op school. Dus keerde ze na één jaar terug naar Rusland. Het was een harde beslissing, ja, maar voor haar welzijn genomen. Later kan ze hier aan de universiteit komen studeren. Ik mis Rusland wel, daarom probeer ik tweemaal per jaar met het gezin naar de Ardennen te trekken. Zeker als het koud is of gesneeuwd heeft, dan voelen we er ons net in Rusland. Ik groeide op in Siberië. Eerst in Ulan-Ude, een natuurstreek rond het Baikalmeer, een van de grootste meren ter wereld. Op mijn zesde verhuisden we naar Krasnokamensk, een stadje op 40 kilometer van de Chinese grens. Krasnokamensk was een gesloten mijnstad waar uranium ontgonnen werd. Je kon er niet in zonder vergunning of uitnodiging van een inwoner.

“Momenteel voel ik me een gelukkige mens, veel gelukkiger dan vier jaar geleden bij Club. Het is belangrijk dat deze ploeg bij mekaar blijft. Zodra er twee of drie spelers vertrekken, stuikt alles in elkaar. Daarom ben ik zo bang dat deze ploeg slachtoffer wordt van zijn eigen succes en dat de ploeg uiteenvalt. Dit Cercle is afhankelijk van het collectief: zet eender welke speler van ons bij een andere ploeg en dan zal hij niet hetzelfde rendement halen als nu.

“Ik probeer af en toe wat raad te geven aan de jongeren in de ploeg en het moet gezegd: ze reageren daar zeer goed op. Stijn De Smet is me op een bepaald moment tips komen vragen over fitness. Nadien volgden ook Tom De Sutter en Frederik Boi. Ik begeleid hen tweemaal per week en hanteer een schema, dat zit allemaal in mijn hoofd. De ene keer werken we aan de borstspieren, de volgende keer aan de biceps of de triceps. In de bekerfinale tegen Club Brugge kregen Stijn en ik een rode kaart, in de ploeg werd daar al mee gelachen: we moesten stoppen met fitnessen ( lacht)! Ik fitness al heel mijn carrière, opgepikt als jonge voetballer in Rusland. Het is belangrijk voor een moderne voetballer om stevig op de benen te staan. Kijk maar naar een vedette als Cristiano Ronaldo, wat voor een kleerkast dat is. Een sterk lichaam geeft je bovendien een psychologisch voordeel in duels.

“Ik hou van discipline, maar je mag dat niet forceren. Om een voorbeeld te geven: ik hou ervan dat je voetbalschoenen proper zijn, dat is een vorm van zelfrespect. Als je dan ziet hoe iemand als Besnik Hasi, 36 jaar, na elke training zelf zijn schoenen poetst, dan straalt dat af op de rest van de groep. Wanneer ik nog vuile schoenen zie bij een ploegmaat zal ik daar geen kritiek op leveren, maar ik zal daar met een klein grapje toch even de aandacht op vestigen. Je moet weten hoe je ieder individu benadert. Discipline zit er bij mij ingepompt. Al van jongs af moest ik overal leren op tijd te komen. Maar je moet het ook niet erger voorstellen dan het was: je kreeg geen doodstraf als je eens te laat kwam op de club. Net zoals in België had je bij Dynamo Kiev stipte voetballers en minder stipte.” S

BESNIK HASI – VERDEDIGENDE MIDDENVERLDER De (pappie)

Besnik Hasi: “Ik ben inderdaad een soort vaderfiguur in de groep. Ik probeer mijn maten altijd raad te geven. Als jonge gast luisterde ik ook steeds naar oudere spelers, dat is me niet slecht bekomen. Ik heb een zekere ervaring en leeftijd. Soms moet je autoritair zijn, verantwoordelijkheid opnemen. Je kan dat niet verwachten van iemand van twintig. Die jonge ploegmaten zie je niet als je kinderen, maar toch …

“De mensen denken dat ik heel serieus en gesloten ben. Maar eens ze me kennen, merken ze dat ik los kan zijn. Tenzij het over het werk gaat. Zo gaat dat thuis ook, bij mijn dochters van drie en acht. Spelen en dollen, maar als er huiswerk gemaakt moet worden, moet het stil zijn.

“Ik ben zo opgegroeid. Mijn pa werkte als enige voor ons, de vijf kinderen, en dus was hij de baas. Er moest een bepaalde discipline zijn. Ik pas dat ook op mezelf toe. Een talent à la Zetterberg of Stoica ben ik nooit geweest, ik moest er op karakter komen.

“Mijn vrouw is losser. Ze vergeet al eens iets, komt te laat … Dat is een hel voor mij. Ik ben stipt. Dat zie je wel vaker bij mensen die vroeg van huis zijn weggegaan.

“De middenweg vinden, daar gaat het om. Bij mijn kinderen probeer ik dat ook. Als ik hen in hun vrijheid laat, dan zijn ze origineel. De oudste maakt graag plezier. De jongste is koppiger. Geen zin om te eten? Dan is het zo. Zij weet wat ze wil, net als ik. Ik denk dat je daar meer mee bereikt dan met nonchalance.

“Maar ze mag niet te serieus worden en het plezier verliezen. Ik moet daar zelf ook mee oppassen. Ik heb heel mijn leven gezorgd voor mijn familie, ook in de context van de oorlogen in de Balkan. Die reflex zit er nog altijd in. Mijn vrouw zegt altijd: ‘Je hebt een mooi leven voor hen opgebouwd, denk ook wat aan jezelf.’ Later misschien. De onnozele aap uithangen kan ik niet. Wel de jonge gasten soms eens pesten, om te zien hoe ze reageren.

“Te open ben ik niet. Mensen maken er misbruik van als ze een zwakte van je kennen. Tegenover mijn vrouw kan ik me wel kwetsbaar opstellen, al zijn er ook zaken die zij niet weet.

“Mannen uit de Balkan praten niet gemakkelijk over gevoelens. Ik zeg niet dat het macho’s zijn, maar er heerst een andere mentaliteit. Ik probeer een echte man te zijn: hard werken, eten op tafel brengen, zorgen dat iedereen het goed heeft, klaarstaan voor vrienden en collega’s, bij mijn vrouw blijven.

“Ook mijn explosiviteit komt uit de Balkan. Ik word heel gemakkelijk kwaad. Door details. Ongelooflijk. En dan zeg ik allemaal dingen die ik niet meen. Niks blijft binnen. Niet goed. Ik denk nooit over iemand zoals ik het op die momenten formuleer. Dat kan me ook in de spelersgroep overkomen. Op en naast het veld. Als ik me tien seconden zou kunnen inhouden … Maar dat lukt niet. En die gebaren … Gebaren zijn slecht.

“Ik heb nooit graag verloren. Zelfs niet als ik met kinderen speel. Dat heeft te maken met het vroeg op eigen benen staan. Mislukken was geen optie. Dan moest ik terug naar huis, werken met vader. Hij was verkoper, twaalf tot dertien uur per dag in de weer, nooit vrij. Ik wilde weg van dat leven.

“Mijn doorzettingsvermogen vind ik mijn mooiste eigenschap. 100 keer al probeerden ze me kapot te maken. Het lukt hen niet. Het leven heeft me zo gemaakt. Ruwe bolster, blanke pit.” S

OLEG IACHTCHOUK – LINKERMIDDENVELDER (De zenmeester)

O leg Iachtchouk: “Ik ben een sociaal iemand en heel kalm. Soms misschien té kalm. Ik laat me niet snel opjagen. Niet op het veld en niet daarbuiten.

“Met Sergiy ( Serebrennikov,nvdr) ga ik twee of drie keer per jaar op snoek vissen in Knokke. Ik hou van de rust tijdens het vissen, af en toe lassen we daar zelfs een picknick tussen. Het gaat er vooral om dat je op die momenten je hoofd volledig kan leegmaken. Vroeger dacht ik bijna 24 uur op 24 aan voetbal. Te veel. Ik droomde zelfs van voetbal. Door al die blessures ging dat op den duur zwaar op mijn gemoed wegen. Op een gegeven moment leerde ik dat van mij af te zetten, want het maakt je kapot. En als je schrik hebt voor blessures, raak je juist geblesseerd. Mijn vrouw Murielle speelde daar een belangrijke rol in, want zij spreekt helemaal niet graag over voetbal en dat heb ik eigenlijk nodig. Familie is voor mij het belangrijkste. Ik heb twee dochtertjes, van zeven en vier jaar. Bij hen kom ik tot rust.

“Door de jaren heen leerde ik mijn lichaam beter kennen. Bij Anderlecht destijds maakte ik de fout altijd voluit te gaan en te snel te hervatten. Ik wilde niet toegeven aan kleine blessures en zo maakte ik het natuurlijk alleen maar erger. Glen De Boeck traint soms ook zwaar door, maar als ik me moe voel, weet ik dat ik eventjes gas moet terugnemen en dat ik dan twee dagen later weer op niveau ben. De Boeck voelt goed aan wanneer hij het trainingsritme moet terugschroeven. Hij vraagt dat ook aan de spelers.

“In Oekraïne is het vanzelfsprekend dat je hard werkt. Vergeet niet dat ik in mijn jeugd nog de communistische Sovjet-Unie meemaakte: iedereen werkte hard en verdiende weinig. Discipline stond voorop. De burger mocht ook niet zomaar zeggen wat hij wilde. Onvermijdelijk sluipt dat in je mentaliteit. Als je mij en Sergiy vergelijkt met de rest van de ploeg merk je toch een verschil: we bezitten misschien iets meer zelfdiscipline dan de West-Europeanen. Wij houden beiden van orde en structuur. Wanneer de trainer iets vraagt, voer je dat uit, zonder vragen te stellen. Nu zeggen jongeren wat ze denken, maar in mijn tijd was dat ondenkbaar. Je deed in de Sovjet-Unie niet zomaar wat je wilde. Op school moesten wij verplicht uniformen dragen en die moesten piekfijn in orde zijn. Te laat komen of afwezig zijn zonder geldige reden was een regelrechte catastrofe.

“Ik rijd elke dag samen met Besnik Hasi naar de training of de wedstrijden. Het is dankzij Glen De Boeck dat we beiden bij Cercle spelen. Ik had mooie aanbiedingen uit Nederland, maar De Boeck wist me te overhalen. Ik heb hem tien jaar als ploegmaat meegemaakt bij Anderlecht. We onderhielden een louter professionele relatie, maar het zal hem niet ontgaan zijn dat ik altijd vooraan liep op training en altijd het beste probeerde te geven.

“Ik voel me goed in de familiale en gemoedelijke sfeer van Cercle. Dat Tom De Sutter en Stijn De Smet meer aandacht krijgen, vind ik niet meer dan normaal. Zij zijn de jonge talenten. Soms lach ik wel eens met Tom en zeg ik dat ik hem wel assists zal geven. Het is belangrijk dat hij scoort, hij moet nog carrière maken, ik heb die van mij al gehad. Ik werk graag voor hem. Tom doet mij ook beter spelen: hij wint veel duels, houdt de bal bij en legt goed af. Ik hoop dat hij fit blijft.” S

STIJN DE SMET – OFFENSIEVE MIDDENVELDER (De langslaper)

S tijn De Smet: “Ik ben veranderd. Vroeger had ik dat rustige enorm in mij. Ik had een beetje lak aan alles. Ik kwam zelfs te laat op mijn eerste training met de A-kern.

“Achttien was ik toen. Er stond in mijn contract dat ik een wagen zou krijgen, maar ik had hem nog niet gekregen. Ik had net mijn rijbewijs behaald, maar moest met mijn fiets van Snellegem naar Sint-Andries rijden. Toeval of niet, maar onderweg kreeg ik problemen met mijn ketting. Daardoor was ik vijf minuten te laat. Harm ( van Veldhoven, nvdr) was net de groep aan het toespreken toen ik de deur openduwde …

“Eens ik dan mijn wagen had, kreeg ik enkele accidentjes. Ik moet precies af en toe iets tegenkomen om het te ervaren en mij ervan bewust te worden.

“Ik heb moeten ontdekken wie ik ben. Nu begin ik te beseffen dat ik bepalend kan zijn voor een ploeg. Waarschijnlijk ben ik volwassener geworden. Vroeger ging ik nooit fitnessen, nu doe ik het twee of drie keer per week. Ik wil een beetje sterker worden.

“Het is nu toch al anderhalf jaar geleden dat ik niet meer te laat ben gekomen. Ik probeer wel nog altijd zo lang mogelijk te slapen. Als ik een minuut langer kan blijven liggen, zal ik dat doen. Een regelmatige dagindeling met een uur of tien slaap per dag is belangrijk voor mij. Als ik niet genoeg geslapen heb, zal je dat ook zien aan mijn manier van voetballen.

“Als ik hier tegen negen uur moet zijn, word ik wakker om twintig voor negen. Nu ik naar Torhout ben verhuisd, kost mij dat tien minuten slaap ( lacht). Ze lachen wel eens als ik toekom met mijn haren in alle richtingen. De trainer vroeg al een paar keer of ik ónder mijn bed had geslapen.

“Op school ben ik ooit bij de onderdirecteur moeten gaan. Hij las voor uit zijn rapport: ‘Stijn slaapt veel.’ ( lacht) Ik gaf niet altijd een geïnteresseerde indruk. Toen moest ik al om zéven uur opstaan. Elke dag reed ik met de fiets naar school, tien kilometer heen en tien terug, ’s winters soms in koude, regen en wind. Al moet ik toegeven dat ik wel eens aan een brommer gehangen heb ( lacht).

“Ik zit graag eens in de zetel. Een halfuurtje relaxen tussen de middag, wat tv kijken. Een middagdutje zoals de gepensioneerden ( lacht). Ik probeer de rust te nemen die ik nodig heb. Voor een voetballer is dat een van de belangrijkste zaken.

“Ik ben een natuurlijke jongen, ik ben zoals ik ben. Ik ben zeker geen slechte jongen. Ik kom met iedereen overeen, ik ben niet iemand die zegt: ‘Ik heb die niet graag.’ Als ik iemand kan helpen, zal ik dat ook wel altijd proberen te doen. Maar niet ’s ochtends om zeven uur ( lacht).

“Erge dingen zal ik mij wel aantrekken, maar aan pietluttigheden, waar sommige mensen zich het hoofd over breken, hecht ik geen belang. Veel van wat er gezegd wordt, interesseert mij niet echt. Zo ontgaat er mij wel eens iets.

“Ik ben geen strebertje, maar stel wel doelen die ik wil bereiken. Ik wil een profvoetballer worden die hoog staat aangeschreven. Ik denk dat ik al constanter ben geworden. Ik leerde dat ik ook mijn steentje kan bijdragen als ik slecht speel. In defensief opzicht, tactisch, door altijd goed positie te kiezen.

“Maar vraag mij niet om een kast in elkaar te steken. Het is merkwaardig, want mijn broers zijn beiden handige Harry’s. Ik gebruik mijn handen ook wel eens, maar niet om te werken ( lacht luid).” S

door matthias stockmans beelden ezequiel scagnetti door christian vandenabeele door kristof de ryck

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content