Een derde plaats in het klassement, een toenemende supportersschare en een Duitse voorzitter die het Brusselse voetbal dooreen wil schudden. Union is back in town en dat zal iedereen in Brussel geweten hebben.

Wie een wedstrijd van tweedeklasser Royal Union Saint-Gilloise wil zien, zakt het best in het najaar af naar het Joseph Marienstadion. Het stadionnetje wordt sinds 1919 liefdevol omarmd door het pittoreske Dudenpark. Het onderkomen van het stamnummer 10 en het park vormen een natuurlijke twee-eenheid: achter La Butte, de gigantische staantribune die intussen werd omgedoopt tot Tribune Quick Louise, houdt een rij beuken al decennialang stoer de wacht. In lang vervlogen tijden moesten de spelers zich achter die tribune omkleden in een bijgebouw van het Dudenkasteel dat nu dienstdoet als opslagruimte voor het Nationaal Radio- en Filmtechnisch Instituut. De kleedkamers werden intussen verhuisd naar de hoofdtribune met haar imposante façade in art-decostijl. De architect had maar één doel: indruk maken op de bezoekers.

Bij Jürgen Baatzsch, zakenman, voorzitter en meerderheidsaandeelhouder van Union, viel de eerste kennismaking met het stadion dik tegen. ‘Na maanden aandringen kreeg een bevriende bankier en diehardsupporter van Union mij zover dat ik een wedstrijd wilde bijwonen’, herinnert Baatzch zich. ‘Toen ik het stadion binnenwandelde, kon ik mijn ogen niet geloven. De reclameborden hingen half op het veld, de regen sijpelde binnen in de hoofdtribune… Ik dacht: afbreken die boel. Intussen heb ik mijn mening moeten herzien. Het stadion is een zegen en tegelijk ook een handicap. De ruimtes zijn bijvoorbeeld niet aangepast om er loges of een vipzaal in onder te brengen. Maar neem het stadion weg en Union verliest ontegensprekelijk zijn ziel.’

VAMOS A LA PLAYA

Ondanks de benepen vertrekken bevindt het kloppende hart van Union zich wel degelijk in de buik van de hoofdtribune. Portretten van oude gloriën Antoine Puttaert, Jules Pappaert en Hendrick Dirickx sieren de wall of fame. In het bruisende clubhouse is het op wedstrijddagen over de koppen lopen. Het krioelt er van de bobo’s, hipsters,Marolliens, Dansaert-Vlamingen, Europarlementariërs en buitenlandse groundhoppers. Zelfs voor een gediplomeerde profiler is het onbegonnen werk om een beeld te schetsen van de doorsnee-Unionsupporter. ‘In de zomer kan je in de tribune zelfs moeders spotten die hun zuigeling borstvoeding geven’, lacht Pascal Scimè, radiojournalist bij de RTBF en ex-jeugdspeler van Union. ‘Artiesten, filmmakers of dichters, ze komen allemaal inspiratie halen in de gradins. Union heeft zelfs buitenlandse muzikanten weten te verleiden. Herinner je je Stefano Rota en Stefano Righi, de twee Italiaanse zangers die in de jaren tachtig een hit scoorden met ‘Vamos a la playa’? Van oorsprong zijn het supporters van Torino. Vijftien jaar geleden waren ze in Brussel om een concert te geven en op hun vrije zondag hebben ze een wedstrijd van Union meegepikt. Sindsdien zijn ze bezeten van Union. Op sociaalnetwerksites pronken ze geregeld met het shirt van de club. Dat is typisch aan Union: als je één keer bent geweest, kom je terug. Ik daag iedereen trouwens uit om een ex-speler te vinden die kwaadspreekt over Union. Die bestaan nauwelijks.’

Union is dé ontmoetingsplaats geworden van de Brusselse meerwaardezoeker. De meesten kunnen wel een spoedcursus gebruiken over het legendarische Union 60, de elf landstitels en de 58 seizoenen in eerste klasse. Weten zij veel dat Union op 1 november 1897 werd gesticht, dezelfde dag als het grote Juventus. ‘Veel mensen komen absoluut niet naar het Dudenpark voor de 22 mannen op het veld. Ze willen die typische Brusselse zwans opsnuiven’, weet Jean Van Roy, sponsor van de club via zijn brouwerij Cantillon. ‘Laatst had een vriend van een concurrerende brouwerij stoofvlees gemaakt met bier dat hij net had bereid. Je had ons moeten zien staan met ons stoofvlees, gedroogde worst en bier in de hand! Waar kom je dat nog tegen in een Belgisch voetbalstadion?’

Van Roy is van thuis uit een Unionsupporter, al stak het lot wel een handje toe. ‘Pierre Van Roy, mijn grootvader aan vaderszijde, was Unionist. Mijn andere grootvader Marcel Cantillon had een abonnement op Anderlecht en zat om de veertien dagen met de eigenaar van de inmiddels verdwenen brouwerij La Bécasse in het Emile Verséstadion. Constant Vanden Stock, de grote baas van Belle-Vue, en mijn grootvader hadden een andere mening over de toekomst van het lambiekbier. Mijn grootvader wilde de lambiek op de traditionele wijze blijven brouwen, Vanden Stock zag meer heil in de industrialisatie van dat bier. Tijdens een bijeenkomst met andere brouwers zijn er harde woorden gevallen en daarna heeft Marcel geen voet meer op Anderlecht gezet. Zonder dat voorval was ik wellicht een mauve geworden.’

HYPE

Meer nog dan Anderlecht rekruteert Union zijn aanhang over het hele Brusselse grondgebied. Met hoge concentraties supporters in de volkse wijken in laag-Vorst en in Sint-Gillis. Tot aan het kanaal. Daarachter begint het wingewest van het oude Daring en het huidige RWDM. Volgens Jürgen Baatzsch heeft Union een actieve en passieve achterban van minstens 10.000 toeschouwers. In tweede klasse hebben enkel Antwerp en Lierse een groter supporterspotentieel dan Union. Na de laatste degradatie uit eerste klasse in 1973 namen de toeschouwersaantallen in het Dudenpark nochtans een flinke duik. Enkel de stokoude supporter die om de hoek woonde, bleef netjes komen. Dat er voor elke wedstrijd één minuut stilte wordt gehouden voor een overleden supporter is geen fabeltje. Sponsor en begrafenisondernemer Joseph Vanhoorenbeke doet gouden zaken in het Dudenpark. De lijfspreuk van Union is niet toevallig: Union un jour, Union toujours.

De promotie naar tweede klasse, gevolgd door de onverwachte derde plaats in het klassement, heeft de ingedommelde Brusselse voetbalfan wakker gemaakt. Jonge zieltjes winnen gaat nu vanzelf. Union is een regelrechte hype geworden: als Brusselaar móét je een bezoek brengen aan het bijna honderd jaar oude stadion. Dylan Stamelos, kapo van de ultragroep Union Bhoys, was erbij toen Union in een doodsstrijd verwikkeld was in de kelder van derde klasse. ‘Acht jaar geleden stonden we met 150 te springen in de staantribune, dit seizoen hebben we pieken gekend tot 4000 toeschouwers. Allemaal échte Brusselaars. Vooral de groep twaalf- en veertienjarigen groeit razendsnel. Vroeger gingen ze gemakshalve naar Anderlecht, nu supporteren ze voor Union. Voor hen betekent een middagje Union folklore, met vrienden een pint drinken en van de eerste tot de laatste minuut zingen. Elke week nemen die gasten nieuwe vrienden mee. De andere ploegen zien ons héél graag komen, want wij hebben een stevige maag. In Tubeke raken ze maar niet uitgepraat over ons. Vijfenveertig vaten bier hebben we die avond leeggedronken. Een record! Zelfs in dat ene seizoen in eerste klasse hebben ze dat niet gehaald.’

De Bhoys zijn een begrip in het Belgische ultralandschap. Ze zijn openlijk antiracistisch en antifascistisch. Twintig jaar geleden waren de Bhoys een typisch Britse side: er werd geen vuurwerk aangestoken, er waren geen trommels en er was geen kapo die de gezangen inleidde. De Bhoys zijn een mix van mannen die in de jaren zestig zijn geboren en tieners die opgegroeid zijn met de Teletubbies. Stamelos: ‘Bij de Bhoys hebben we een duidelijke richtlijn: we fluiten onze spelers én die van de tegenstanders niet uit. Enkele seizoenen geleden zijn we van onze eigen vuistregel afgestapt. Het was de periode onder het voorzitterschap van Enrico Bove. Hij had een halve ploeg onbekende Italianen meegepakt en die hadden geen flauw benul wat Union als club symboliseerde. De spelers lachten ons gewoon uit. Ik heb met mijn eigen ogen gezien hoe onze Italiaanse doelman wedde dat Union met twee doelpunten verschil zou verliezen. Hij heeft er die middag vijf binnengekregen… Dat soort huursoldaten gaan wij zekeren niet aanmoedigen. Als speler van Union moet je het shirt, het embleem en het verleden van de club respecteren.’

CHINESE INVESTEERDER

Drie jaar geleden was Union gedoemd om te verdwijnen volgens sporteconoom Trudo Dejonghe. Nu is de club springlevend, klaar om binnen een paar jaar de Jupiler Pro League te bestormen. Die revival heeft Union aan één man te danken: Jürgen Baatzsch, een Duitser afkomstig uit het stadje Liebenau in de deelstaat Niedersachsen. De voorzitter van Union pompte al ettelijke miljoenen in de club en wil Union eindelijk de 21e eeuw insleuren. Alles is goed om in de spotlights te staan. Zijn cheerleaders in strakke Unionoutfit – een knipoog naar de pitspoezen uit de MotoGP – werden een internethit in maart. Met de Quick aan de Louizalaan zette hij een deal op waarbij elke abonnee recht heeft op een gratis hamburger wanneer Union drie keer scoort in een thuiswedstrijd. Er is sprake van nieuwe ledboarding en onlangs gaf Baatzsch de andere Brusselse voetbalclubs het nakijken door een ticketing- en merchandisingdienst te lanceren in de Europese wijk.

In de zomer wil hij galawedstrijden organiseren tegen Birmingham en Anderlecht. Think global, act local, dat is de mantra van de Duitser. ‘Veel Franstaligen binnen de club begrijpen niet waarom het belangrijk is om de teksten op de website meteen in het Nederlands en Engels te vertalen. Op termijn wil ik een Duitse versie en zelfs een webstek in het Mandarijn. Waarom? In China zijn de middelen in het voetbal haast onbegrensd, maar ze hebben geen goede spelers. De Chinezen zijn jaloers op het Belgische voetbal. Ze zijn dus op zoek naar partners om Belgische spelers naar China te halen en hun eigen spelers bij ons te stallen. Chinezen spreken echter geen Engels. Als wij hen een platform kunnen aanbieden in het Mandarijn, dan nemen wij een lichte voorsprong op andere clubs. Pas op, ik ben niet van plan om de ziel van de club te verkopen zoals Eupen dat gedaan heeft aan de Qatari. Maar zonder nieuwe investeerders kan de club niet verder groeien.’

Union draait op een budget van 2 miljoen euro, waarvan 1,5 miljoen euro gereserveerd is voor het sportieve. Het jaarlijkse verlies is haast even groot als het kapitaal. ‘Maar de echte waarde van een club vind je niet in de balansen van de boekhouding. Volgens de site transfermarkt.de is Union vandaag 4 miljoen euro waard. Shanghai SIPG F.C., een middenmoter in China, is 17 miljoen waard. Maar die hebben wel een werkingsbudget van 100 miljoen euro. RB Leipzig heeft honderd miljoen geïnvesteerd om van derde naar de tweede Bundesliga te promoveren. Als ik die bedragen lees, dan denk ik: we hebben goed gewerkt bij Union.’

De revolutionaire ideeën van Baatzsch stuitten af en toe op onbegrip en weerstand bij de oude garde. Een evenwicht vinden tussen moderniteit en respect voor het roemrijke verleden wordt de grootste uitdaging voor de bestuursploeg. Elke Unionist droomt van eerste klasse. Maar niet ten koste van alles. Van Roy is zich bewust van de dualiteit die leeft bij de supporters. ‘Toen Baatzsch met zijn Uniongirls is komen aanzetten, hebben we hem smalend meneer blingbling genoemd. Hij heeft willen innoveren, maar dit soort stunts past niet bij het imago van Union. Hoeveel supporters heb ik vorig seizoen niet horen zeggen: als we onze gezelligheid en kleinschaligheid kwijtraken dan blijf ik liever in derde klasse. Die bekrompenheid moet eruit. Union zou vooral zijn Brusselse identiteit meer moeten uitspelen. Ik zal je een voorbeeld geven: de drie overgebleven brouwerijen in Brussel – Cantillon, Brasserie de la Senne en Stoemeling – zijn sponsor of hebben minstens sympathie voor de club. Zet dat bier dan toch op de kaart voor de viparrangementen. Neen, in plaats daarvan bieden ze Leffe aan. Die Brusselse reflex ontbreekt op dit moment nog bij Union.’

DOOR ALAIN ELIASY – FOTO’S BELGAIMAGE

‘Neem het stadion weg en Union verliest zijn ziel.’ JÜRGEN BAATZSCH

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content